96
Praktische informatie
► Druk vervolgens op de tweede knop in het
accucompartiment onder de vloer (minibus) om
de voeding te herstellen.
Bij andere uitvoeringen is de tweede
knop vervangen door een zekering ;
neem contact op met een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 90 liter.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank
en de motoruitvoering bevat de tank nog
ongeveer 10 of 12 liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Tanken
Het tanken altijd met afgezette motor.
► Open de brandstofvulklep.
► Houd de zwarte vulklep met een hand.
► Steek de sleutel met de andere hand erin en
draai deze linksom.
► Verwijder de zwarte vuldop en bevestig
deze aan de haak aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep geeft aan welke brandstof u
moet tanken.
Laat het vulpistool maximaal een 3
de keer
afslaan, aangezien er anders storingen kunnen
optreden.
► Vergrendel de zwarte vuldop na het tanken
en sluit de vulklep.
Tank met het Stop & Start-systeem nooit terwijl de motor in de STOP-stand staat;
zet dan altijd het contact af met de sleutel.
Brandstofsysteem
onderbroken
Bij een botsing zorgt een voorziening ervoor
dat de brandstoftoevoer naar de motor en de
voeding van het voertuig automatisch worden
onderbroken.
De alarmknipperlichten en de interieurverlichting
gaan branden, en de portieren worden
ontgrendeld.
Als de toevoer en voeding na de botsing weer moeten worden hersteld, moet u
eerst op brandstoflekkage en vonken
controleren om ervoor te zorgen dat er geen
brand ontstaat.
► Herstel de brandstoftoevoer door op de
eerste knop rechtsvoor te drukken.
97
Praktische informatie
7
► Druk vervolgens op de tweede knop in het
accucompartiment onder de vloer (minibus) om
de voeding te herstellen.
Bij andere uitvoeringen is de tweede
knop vervangen door een zekering ;
neem contact op met een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in de motor veroorzaken. Bij deze
temperaturen is het raadzaam winterdiesel te
tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Bij temperaturen beneden -15 °C is het beter om
de auto binnen te parkeren (verwarmde garage)
om problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van
uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de tractie en
het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde
banden Maximale afmeting
van de schakels
205/70 R15 16 mm
215/70 R15 12 mm
225/70 R15 16 mm
215/75 R16 12 mm
225/75 R16 16 mm
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
98
Praktische informatie
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
► Trek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
► Rijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50 km/h.
► Zet de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te voorkomen.
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Trekken van een aanhanger
De maximale aanhangergewichten staan
vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en
op het constructeursplaatje.
Voor meer informatie over de
Technische specificaties van uw auto
en met name de gewichten en versleepbare
lasten, zie de desbetreffende paragraaf.
Aan de hand daarvan kunt u bepalen of uw auto
geschikt is voor het trekken van een aanhanger,
caravan of boot, enz.
Deze waarden worden ook vermeld in de
commerciële documentatie.
Wij raden u aan gebruik te maken van
een speciaal door CITROËN geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading
en deze door het CITROËN-netwerk te laten
monteren.
Deze originele trekhaken zijn compatibel met
de werking van de parkeerhulp achter en de
achteruitrijcamera (indien aanwezig).
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het CITROËN-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze originele trekhaakkogel kan eenvoudig en
snel worden gemonteerd en verwijderd. Hiervoor
hebt u geen gereedschap nodig.
1. Bevestigingssteun
2. Aansluiting
3. Veiligheidsoog
104
Praktische informatie
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Controleer indien dit niet het geval
is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om
vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet
worden ververst.
Reinig de dop voordat deze na het
bijvullen worden teruggeplaatst. Gebruik
uitsluitend DOT4 remvloeistof uit een
afgesloten houder.
Stuurbekrachtigings-
vloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Controleer het niveau terwijl het
voertuig met een koude motor op een vlakke
ondergrond staat geparkeerd door het niveau op
de vulhals af te lezen.
Draai de dop los die aan de peilstok is
bevestigd. Voor toegang tot het reservoir
verwijdert u eerst de beschermkap door de drie
bevestigingsschroef een kwart slag te draaien en
daarna de tweede kap over de dop.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld. De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van de auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van de motor ten minste
één uur voordat werkzaamheden aan het
koelsysteem worden uitgevoerd.
Om toegang te krijgen tot de tankdop, verwijdert
u de beschermende afdekking door de drie
bevestigingsschroeven een kwartslag te draaien.
Neem, om brandwonden te voorkomen wanneer
u met spoed moet bijvullen, een doek en draai
de dop twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen.
Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Controleer het niveau van de
koelvloeistof regelmatig (iedere 5000
km/3 maanden).
Vloeistof ruiten- en
koplampsproeiers
Als uw voertuig is voorzien van
koplampsproeiers en u wilt het niveau
controleren of bijvullen, parkeer het voertuig en
zet de motor af.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
Voor toegang tot de vuldop trekt u aan de
telescopische vulnek en haalt u de dop los.
105
Praktische informatie
7Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de meters en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name over het bijvullen van AdBlue.
Controles
Controleer, tenzij anders aangegeven, deze
onderdelen conform het onderhoudsschema
van de fabrikant dat betrekking heeft op de
motoruitvoering van uw auto.
Laat de controles anders uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt CITROËN specifieke
producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12 V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
107
Praktische informatie
7moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke verversing van de motorolie
water in het brandstoffilter aftappen.
Het water uit het filter aftappen
► Sluit een transparante slang aan op de knop
van de ontluchtingsschroef ( 1).
► Steek het andere uiteinde van de
transparante slang in een bak.
► Draai de ontluchtingsschroef ( 2) los.
► Zet het contact aan.
► Wacht totdat de spoelpomp stopt.
► Schakel het contact uit.
► Draai de ontluchtingsschroef ( 2) vast.
► Verwijder de transparante slang en laat deze
en de bak leeglopen.
► Start de motor.
► Controleer of er geen lekkage is.
In de HDi-motoren is veel hoogwaardige
technologie toegepast. Voor alle
werkzaamheden zijn speciale kwalificaties
nodig, die een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
11 2
In geval van pech
► Druk met het contact ingeschakeld minstens
5 seconden tegelijkertijd op beide toetsen 1 en 2.
De controlelampjes gaan branden en blijven
branden.
► U kunt deze stand uitschakelen door nog
eens 5 seconden op beide toetsen 1 en 2 te
drukken.
De controlelampjes gaan uit en het systeem kan
weer volledig worden gebruikt.
Deze modus wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer u harder dan ongeveer 5 km/u rijdt.
Als het voertuig goed staat, ga als volgt te werk:
1- Gereedschap pakken.
2- Verwijder het reservewiel uit de behuizing.
3- Plaats de krik.
4- Verwissel het wiel met de lekke band.
5- Berg het wiel met de lekke band op.
1 - Gereedschap pakken
Dat ligt in een bak onder de passagiersstoel
voor.
► Koppel de slang ( I) los en sluit deze direct
aan op het bandventiel; de patroon wordt dan
op de compressor aangesloten en er wordt geen
afdichtmiddel ingespoten.
Als de band leeg moet, sluit de slang ( I) aan op
het bandventiel en druk op de gele knop in het
midden van de schakelaar op de compressor.
De patroon vervangen
Ga als volgt te werk om de patroon met
afdichtmiddel te vervangen:
► Sluit de slang ( I) aan.
► Draai de oude patroon linksom en trek deze
eruit.
► Plaats de nieuwe patroon en draai deze
rechtsom.
► Sluit de slang ( I) en de leiding ( B) weer in
positie aan.
De patroon bevat ethyleenglycol, wat bij
inslikken schadelijk is en de ogen
irriteert.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Gooi de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij een CITROËN-
dealer of een officieel inzamelpunt.
Reservewiel
Parkeerstand
► Zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat
de auto op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
► Op een hellende of beschadigde ondergrond
moet de auto tegen wegrollen worden beveiligd
(plaats een wielblok achter het wielen).
► Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling in en zet vervolgens het contact uit
om de wielen te blokkeren.
► Trek de parkeerrem aan en controleer of het
lampje op het instrumentenpaneel brandt.
► Controleer of de inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.
► Trek een reflecterende veiligheidsvest aan
en duid aan dat de auto stilstaat door gebruik
te maken van de hiervoor bestemde, wettelijk
verplichte middelen in het land waar u rijdt
(gevarendriehoek, alarmknipperlichten, enz.).
► Voorzie uzelf van het gereedschap.
Speciale functie met pneumatische
ophanging
Wanneer uw voertuig is uitgerust met deze
functie, kunt u de hefmodus voor het voertuig
activeren voordat u het voertuig met een krik
opheft.
Bij voertuigen met het stuur rechts bevinden de
toetsen zich rechts van het stuurwiel.
154
Specifieke kenmerken
Specificaties
UitrustingDetail
Kiepwagen Het laadbed van de kiepwagen bestaat uit twee balken van hoogwaardig staal, 2,5 mm dik, verzinkt, met
laserlassen in het midden en in de lengte.
In de carrosseriekleur gespoten kiepwagen
Structuur van de kiepwagen 2 hoofdzijbalken in gegalvaniseerd hoogwaardig staal.
1 dwarsbalk aan bovenkant hefcilinder van stalen buizen.
Dwarsbalken van gegalvaniseerd, hoogwaardig staal. Montage beschermd tegen corrosie met een
poedercoating.
Subframe 2 C-vormige zijbalken van hoogwaardig staal, dikte 2,5 mm, intern bevestigd met bredere onderste
spatscherm.
Gemonteerd op het basisvoertuig met gestanste steunen van hoogwaardig st\
aal.
1 dwarsbalk van staal aan onderkant hefcilinder, mechanisch gelaste buis, thermisch verzinkt.
1 dwarsbalk met achterste scharnier in gegalvaniseerd staal.
Steunaanslagen op uiteinden van zijbalk.
Beschermingsrooster achterlichten.
Zijbeschermingen truck en spatbordsteunen in gegalvaniseerd staal.
Platen Platen van hoogwaardig staal, dikte 15/10, koudgewalst en gemonteerd door continu laserlassen.
Anticorrosiebescherming gegarandeerd door een behandeling met poedercoat\
ing.
Vergrendelhandgrepen met verstevigde, zinkcoating, geïntegreerd in de uitsparing van de plaat.
Ladderhouder Rails van gegalvaniseerd staal. Panelen en dwarsbalken in gelakt staal met gekrompen bouten.
Elektropomp 12 V/2 kW.
Bedrijfstemperatuur: -20 tot +70 °C.
Hydraulische cilinder Expansie, stang van nitride, 3 behuizingen, Diam: 107 mm.
Maximale druk: 20 bar.
Hydraulische olie Mineraal van het type ISO HV 46 of vergelijkbaar.
Afmetingen
Deze aanpassing is alleen beschikbaar bij de
enkele L2-cabine; zie de onderstaande tabel
voor de specificaties van de kiepwagen.
Kiepwagen (in mm)
Bruikbare lengte 3.200
Totale lengte 3.248
Bruikbare breedte 2.000
Totale breedte 2.100
Hoogte van platen 350
Gewicht van de ombouw (in
kg) 550
Zie voor specificaties van de
L2-chassiscabine het deel Afmetingen
van de platformuitvoering.
Gewichten en
aanhangergewichten (kg)
Het geremde aanhangergewicht kan, binnen
het maximaal toegestane treingewicht,
worden verhoogd indien de belading van de
auto evenredig wordt verminderd. Let op:
de wegligging van een nauwelijks beladen
trekkende auto kan achteruit gaan.
Het ledig gewicht rijklaar (LGR) is gelijk aan
het ledig gewicht + bestuurder (75 kg) +
brandstoftank voor 90% gevuld.