2020 BMW X3 Instructieboekjes (in Dutch)

3.Met
de
vrije
hand
de
toets
op
de
keuzehenj
del
indrukken,
pijl
1,
en
de
keuzehendel
naar keuzehendelstand
N
drukken
en
vasthouden,pijl
N,
tot
de
keuzehendelstand
N
in
het
injstrumentenpaneel
wordt
weergeven.
Er
wordt
een
Check-Control-melding
weerj
gegeven.4.Start/Stop-knop
en
keuzehendel
loslaten.5.Rem
loslaten.6.De
auto
uit
de
gevarenzone
manoeuvreren en
vervolgens
tegen
wegrollen
beveiligen.
Meer
informatie:
Aan-/wegslepen,
zie
pagina
376.
Launch
Control
Principe Launch
Control
maakt
bij
droge
omgevingsomjstandigheden
een
optimale
acceleratie
op
stroef wegdek
mogelijk.
Algemeen
Het
gebruik
van
Launch
Control
leidt
tot
vroegtijj dige
slijtage
van
onderdelen,
omdat
deze
functie
een
zeer
hoge
belasting
voor
de
auto
vormt.
Launch
Control
niet
tijdens
het
inrijden
gebruij ken.
Bij
het
wegrijden
met
Launch
Control
niet
sturen. Meer
informatie:
Inrijden,
zie
pagina
296.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Launch
Control
is
beschikbaar
als
de
motor
op
bedrijfstemperatuur
is.
De
motor
is
na
een
ononj
derbroken
rit
van
minstens
10
kilometer
op
bej
drijfstemperatuur.
Wegrijden
met
Launch
Control1.Rijden-stand-by
inschakelen.2.

Toets
indrukken.
Het
instrumentenpaneel
geeft
TRACTION weer
en
het
controlelampje
voor
DSC
OFF
gaat
aan.3.Keuzehendelstand
S
inschakelen.4.Met
de
linkervoet
krachtig
het
rempedaal
inj drukken.5.Gaspedaal
tot
voorbij
de
weerstand
van
devolgasstand
indrukken
en
ingetrapt
houden,
kickdown.
Op
het
instrumentenpaneel
verschijnt
een vlagsymbool.6.Het
wegrijtoerental
wordt
geregeld.
Kortwachten
tot
het
toerental
van
de
motor
consj
tant
is.
Het
gaspedaal
in
deze
stand
houden.7.Binnen
3
seconden
na
het
oplichten
van
het
vlagsymbool
de
rem
loslaten.
De
auto
accelereert.
Er
wordt
automatisch
naar
een
hogere
verj
snelling
geschakeld,
zo
lang
het
vlagsymbool
weergegeven
en
het
gaspedaal
niet
losgelaj ten
wordt.
Opnieuw
gebruiken
binnen
een
rit
Nadat
Launch
Control
werd
gebruikt
moet
deversnellingsbak
ongeveer
5
min
afkoelen
voordatLaunch
Control
opnieuw
kan
worden
gebruikt.Launch
Control
stelt
zich
bij
het
opnieuw
gebruijken
op
de
omgevingsomstandigheden
in.
Seite
145RijdenBEDIENING145
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03510
-
II/20

Na
het
gebruik
van
Launch
ControlTer
ondersteuning
van
de
rijstabiliteit
de
dynamijsche
stabiliteitscontrole
DSC
zo
spoedig
mogej
lijk
weer
inschakelen.
Grenzen
van
het
systeem
Een
geoefende
bestuurder
kan
in
de
modus DSC
OFF
mogelijk
betere
acceleratiewaardenrealiseren.Seite
146BEDIENINGRijden146
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03510
-
II/20

WeergavenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Instrumentenpaneel
Principe
De
weergaven
in
het
instrumentenpaneel
zijn
vaj
riabel.
Wanneer
van
programma
wordt
gewisseld via
de
rijbelevingsschakelaar,
past
de
weergaveop
het
instrumentenpaneel
zich
aan
de
betrefjfende
rijmodus
aan.
Algemeen
De
verandering
van
de
weergaven
op
het
instruj
mentenpaneel
kan
via
iDrive
worden
gedeactij
veerd.
De
weergaven
op
het
instrumentenpaneel
kunj
nen
gedeeltelijk
van
de
afbeeldingen
in
deze
handleiding
afwijken.
Overzicht1Brandstofmeter\_ 154
Actieradius\_ 1552Snelheidsmeter3Centraal
weergavebereik\_ 147
Benodigd
onderhoud\_ 156
Aanduiding
van
de
navigatie4Naargelang
de
uitrusting:
Driver
Attention
Caj
mera5Toerenteller\_ 154
Selectielijsten\_ 160
Widgets
op
het
instrumentenpaneel\_ 148
Dagteller,
zie
ritgegevens\_ 161
ECO
PRO-weergaven\_ 308
Status
rijbelevingsschakelaar\_ 131
Transmissie-aanduiding\_ 1406Motortemperatuur\_1557Buitentemperatuur\_ 1558Check-Control\_1499Speed
Limit
Assist\_ 226
Speed
Limit
Info\_ 157
Tijd\_ 61
Centraal
weergavebereik
Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
de
instelling
wordt
in
het
centrale
weergavebereik
van
het
inj
strumentenpaneel
het
volgende
weergegeven:
Seite
147WeergavenBEDIENING147
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03510
-
II/20

'xWeergaven
met
betrekking
tot
de
navigatie,
zoals
kaartaanzicht
of
bij
een
actieve
routebej geleiding
een
routevoorbeeld
met
navigatie-
instructies.'xWeergaven
met
betrekking
tot
de
servicebej hoefte.
Sommige
weergaven
in
het
centrale
weergavejbereik
kunnen
individueel
worden
geconfiguj
reerd.
Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
landuitvoering kunnen
de
weergaves
verschillen.
Rijmodusaanzicht
Principe Als
het
rijmodusaanzicht
is
gedeactiveerd,
blijftde
weergave
op
het
instrumentenpaneel
onverj
anderd
als
het
programma
wordt
veranderd
via de
rijbelevingschakelaar
en
wordt
de
weergave
dus
niet
aangepast
aan
de
betreffende
rijmodus.
Inschakelen/uitschakelen
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Rijmodusweergave
Instellingen
Sommige
weergaven
op
het
instrumentenpaneel
kunnen
individueel
worden
geconfigureerd.
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Instrumentencombinatie5.Gewenste
instelling
selecteren.Widgets
op
het
instrumentenpaneel
Principe
Op
het
instrumentenpaneel
kan
informatie
over bepaalde
functies
worden
weergegeven.
De
volgende
informatie
kan
worden
geselecj
teerd:
'xHuidige
entertainmentbron,
bijv.
radio.'xDraaimoment
en
vermogen.'xRitgegevens.'xEffici

Effici

Tijdelijke
weergave
Sommige
Check-Control-meldingen
worden
auj tomatisch
na
ca.
20
seconden
verborgen.
DeCheck-Control-meldingen
blijven
opgeslagen
en
kunnen
opnieuw
worden
weergegeven.
Opgeslagen
Check-Control-
meldingen
weergeven
Via
iDrive:1.CAR2.Autostatus3.

Check
Control-meldingen4.Tekstmelding
selecteren.
Weergave
Check-Control Minimaal

Gordelwaarschuwing
voor
achterbank
Veiligheidsgordel
op
de
betreffende
plaats
op
de
achterbank
is
niet
ingestoj
ken.
Airbagsysteem Airbagsysteem
en
gordelspanner
zijn
mogelijk
defect.
De
auto
zo
snel
mogelijk
door
een
Serj
vice
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gej kwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
latencontroleren.
Parkeerrem Parkeerrem
is
vastgezet.
Meer
informatie:
Parkeerrem
vrijzetten,
zie
pagina
134.
Remsysteem Remsysteem
vertoont
een
storing.
Voorjzichtig
doorrijden.
De
auto
zo
snel
mogelijk
door
een
Serj
vice
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gej kwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
latencontroleren.
Botsingswaarschuwing
met
remfunctie
Controlelampje
brandt:
voorafgaande
waarschuwing.
Remmen
en
afstand
verj
groten.
Controlelampje
knippert
en
er
klinkt
een
signaal:
acute
waarschuwing.
Remmen
en
evt.
uitwijken.
Meer
informatie:
Botsingswaarschuwing
met
remfunctie,
zie
paj gina
180.Persoonswaarschuwing
met
City-
remfunctie
Controlelampje
brandt
en
er
klinkt
een
signaal:
dreigende
botsing
met
een
herj
kende
persoon
of
een
fietser.
Direct
zelf
ingrijpen
door
remmen
of
uitwijken.
Meer
informatie:
Persoonswaarschuwing
met
City-remfunctie,
zie pagina
187.
Stuur-
en
spoorassistent Controlelampje
knippert
en
er
klinkt
een
signaal:
het
systeem
wordt
uitgeschaj
keld.
Meer
informatie:
Stuur-
en
rijstrookassistent,
zie
pagina
227.
Gele
lampjes
Stuur-
en
spoorassistent Controlelampje
brandt
en
er
klinkt
eensignaal:
het
systeem
wordt
onderbroken.
Controlelampje
knippert:
rijstrookbegrenj
zing
werd
overschreden.
Meer
informatie:
Stuur-
en
rijstrookassistent,
zie
pagina
227.
Antiblokkeersysteem
ABS Rembekrachtiger
mogelijk
defect.
Plotj
seling
remmen
vermijden.
Houd
rekening
met
een
langere
remweg.
Direct
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Service
Partner
of specialist
laten
controleren.Seite
151WeergavenBEDIENING151
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03510
-
II/20

Dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
Controlelampje
knippert:
DSC
regelt
de
aandrijf-
en
remkrachten.
De
auto
wordt
gestabiliseerd.
Snelheid
verlagen
en
rijstj
ijl
aan
de
wegomstandigheden
aanpassen.
Controlelampje
brandt:
DSC
is
uitgevallen.Het
systeem
door
een
Service
Partner
van
de
fajbrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Meer
informatie:
Dynamische
stabiliteitscontrole
DSC,
zie
paj
gina
209.
Dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
gedeactiveerd
of
dynamische
tractiecontrole
DTC
geactiveerd
DSC
is
gedeactiveerd
of
DTC
is
geactij
veerd.
Meer
informatie:'xDynamische
stabiliteitscontrole
DSC,
zie
paj gina
209.'xDynamische
tractiecontrole
DTC,
zie
paj
gina
211.
Bandenpechwaarschuwing
RPA
De
bandenpechwaarschuwing
meldt
spanningsverlies
in
een
band.
Snelheid
verminderen
en
voorzichtig
stoppen.
Heftige
rem-
en
stuurbewegingen
verj
mijden.
Meer
informatie:
Bandenpechwaarschuwing
RPA,
zie
pagina
336.
Bandenspanningscontrole Het
controlelampje
brandt:
de
bandenjspanningscontrole
meldt
een
lage
banjdenspanning
of
bandenpech.
De
inforj
matie
in
de
Check-Control-melding
in
acht nemen.
Het
controlelampje
knippert
en
brandt
vervolj
gens
continu:
bandenpech
of
bandenspanningsj
verlies
kan
niet
worden
herkend.'xStoring
door
installaties
of
apparaten
met
dej
zelfde
zendfrequentie:
na
verlaten
van
het storingsgebied
wordt
het
systeem
automajtisch
weer
actief.'xBij
banden
met
speciale
goedkeuring:
de
bandenspanningscontrole
kon
de
reset
niet
afsluiten:
reset
van
systeem
opnieuw
uitvoej ren.'xWiel
zonder
elektronica
is
gemonteerd:
evt.laten
controleren
door
een
Service
Partnervan
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifijceerde
Service
Partner
of
specialist.'xStoring:
het
systeem
door
een
Service
Partjner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifij
ceerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Meer
informatie:
Bandenspanningscontrole,
zie
pagina
329.
Stuursysteem Stuursysteem
mogelijk
defect.
Het
systeem
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifij
ceerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controj leren.
Emissiewaarden Storing
in
werking
van
de
motor.
De
auto
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Meer
informatie:
Aansluiting
voor
On-Board
Diagnose,
zie
paj
gina
360.
Seite
152BEDIENINGWeergaven152
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03510
-
II/20