Versies met LPG-systeem
De auto heeft geen reservewiel maar een
gereedschapstas fig. 105 met daarin de
kit "Fix&Go Automatic", het sleepoog en
een schroevendraaier.
REPARATIE VAN BANDEN EN
DRUKHERSTELPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
plaats het voertuig in een veilige en
geschikte zone en trek aan de handrem.
Neem de kit uit de specifieke ruimte;
verwijder de snelheidssticker 3 (zie
vorige paragraaf) en plak deze op een
zichtbare plaats. Draag de geleverde
beschermende handschoenen;
verwijder het deksel van het ventiel
van de lekke band en sluit deze aan, en
maak zeer goed vast, op de transparante
buis van de afdichtingsvloeistof 1
fig. 106 en bevestig de moer 2 op de
bandventiel;
zorg ervoor dat de schakelaar voor de
compressor in stand0(uit) staat, start de
motor, open de achterklep en breng de
stekker in het stopcontact van de
bagageruimte of op de tunnelconsole en
start de motor. Schakel de compressor in
door de schakelaar in standI(aan) te
zetten;
pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens";
als na vijf minuten de druk niet ten
minste 1,8 bar/26 psi is, de compressor
uitschakelen en deze afsluiten van het
ventiel en het stopcontact, het deksel
vervangen, dan het voertuig circa tien
meter vooruit bewegen om de
afdichtingsvloeistof in de band gelijk te
verdelen. Zet het voertuig op een veilige
plaats stil en herhaal de bovenstaande
handeling tot de vereiste spanning is
behaald;
als na deze handeling nog steeds geen
minstens 1,8 bar (26 psi) wordt
verkregen binnen 5 minuten na
inschakeling van de compressor, DAN IS
DE BAND TE BESCHADIGD OM TE
WORDEN GEREPAREERD. Verwijder en
vervang de kit in het specifieke gedeelte
en neem contact op met een Alfa Romeo
Servicenetwerk;
als de vereiste druk is bereikt, ga dan
weer rijden. Overschrijd de snelheid van
80 km/h niet. Vermijd abrupt accelereren
of remmen. Na ongeveer 8 km / 5 mijl
gereden te hebben, het voertuig op een
veilige en geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. De kit oppakken
en ervoor zorgen dat de aan-uit knop in
de0stand staat, de elektrische
aansluiting in het 12V contact van het
104A0K0516C
105A0J0359C106A0K0518C
127
BELANGRIJK
123)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking van
de Fix&Go kit. In achtneming van de
aanwijzingen op het etiket is een essentiële
voorwaarde om de veiligheid en de
doeltreffendheid van de Fix&Go kit te
garanderen. Lees het etiket vóór gebruik,
vermijd oneigenlijk gebruik. Fix&Go is
onderhevig aan een vervaldatum en moet
periodiek vervangen worden. De kit dient
gebruikt te worden door volwassenen en
mag niet gebruikt worden door kinderen.
STARTEN MET HULPACCU
DE MOTOR STARTEN
Als het pictogramconstant aan blijft
op het display van het
instrumentenpaneel, neem dan
onmiddellijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET HULPACCU
124)
34) 35)
Als de accu leeg is, kan de motor gestart
worden met een hulpaccu met dezelfde
of een iets hogere capaciteit dan de lege
accu.
Ga als volgt te werk om de auto te
starten fig. 108:
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu's met een
geschikte startkabel;
sluit met een tweede startkabel de
minklem (-) van de hulpaccu aan op een
massapunt
op de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET HULPACCU(versies met Start&Stop-systeem)
125)
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) vanaf de
hulpaccu nooit in verbinding worden
gebracht met de minpool 1 fig. 108 van
de accu in de auto. Sluit de minkabel aan
op een massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
108A0J0392C
129
BELANGRIJK
34)Verbind de minklemmen van de twee
accu’s nooit rechtstreeks met elkaar! Als de
hulpaccu in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de metalen
delen van beide auto's vermeden worden.
35)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
124)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.
125)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op het
plaatje op de voorste traverse. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig bevinden.
Alle inzittenden moeten uit het voertuig
stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Werking
Deze grijpt in bij een botsing en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
automatische inschakeling van de
interieurverlichting.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
126)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de accu
leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
draai de contactsleutel naar de stand
MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
Versies met LPG-systeem
In geval van een botsing wordt de
benzinetoevoer onmiddellijk afgesloten,
de LPG-veiligheidskleppen worden
gesloten en de injectie wordt
onderbroken waardoor de motor afgezet
wordt.
BELANGRIJK
126)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
130
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
127)Bij versies met sleutel zonder
afstandsbediening, moet deze, alvorens het
voertuig te slepen, naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder de
sleutel uit het contactslot te nemen. Als de
sleutel uit het contactslot wordt genomen,
wordt automatisch het stuurslot
ingeschakeld waardoor het voertuig niet kan
worden bestuurd. Controleer ook of de
versnellingsbak in de vrijstand staat (bij
versies uitgerust met automatische
versnellingsbak controleren of de pook in de
N-stand staat). Voor versies met
elektronische sleutel, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder het portier te
openen.
128)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele kabels
en vermijd bruuske bewegingen. Zorg tijdens
het slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog volledig
op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens
de auto te slepen.129)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform de
verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (onverharde wegen) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moeten er
voor het slepen twee voertuigen worden
gebruikt (een slepend en een gesleept
voertuig), die zich beide zo veel mogelijk op
één lijn bevinden.
133
de acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning. De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de accu,
d.w.z. de pluskabel (+) op de plusklem en
de minkabel (–) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (–), en zijn
weergegeven op het deksel van de accu.
De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
(indien aanwezig)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van de
accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
VERSIES MET START&STOPSYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
koppel de stekker 1 fig. 121 los van de
accusensor 3 op de minklem 4 (–) van de
accu los (door op de knop 2 te drukken);
sluit de pluskabel (+) van de acculader
aan op de pluspool (+) van de accu en de
minkabel (-) van de acculadder op klem
4 van de minpool (-) van de accu;
schakel de acculader in. Schakel na het
opladen eerst de acculader uit voordat
deze wordt losgekoppeld van de accu;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 van de accu aan.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
138)
42)
Wisserbladen voorruit opheffen
Ga als volgt te werk:
zet de contactsleutel op de stand MAR
en bedien de rechter hendel van het
stuurwiel om de ruitenwisserbladen van
de voorruit in te schakelen. Draai de
contactsleutel naar de stand STOP
wanneer de wisserarm aan
bestuurderszijde de zijstijl van de
voorruit bereikt en til het wisserblad op
naar de ruststand;
leg de wisserarm terug tegen de ruit
alvorens de ruitenwissers in te schakelen.
Wisserbladen voorruit vervangen
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op het lipje
1 fig. 122 van de springveer en verwijder
het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het klepje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren. Controleer of
het goed vastzit.
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.
121A0J0389C
152
ONDERHOUD EN ZORG
SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
(ON/OFF)
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume te
verhogen/verlagen.
RADIO (TUNER) MODUS
Druk op de RADIO-knop op het
voorpaneel om de radio in te schakelen.
Selecteer de golfband door te drukken op
de overeenkomende knop: “AM”, “FM” of
“DAB”.
Keuze golfband
Druk kort op de "AM/FM"-knop om over
te schakelen van AM naar FM en
andersom.
Als de DAB-tuner beschikbaar is, druk
dan kort op de "AM/FM", "AM/DAB",
"FM/DAB" knoppen om de gewenste
golfband te kiezen.
Aanwijzingen op het display
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
(voorkeuzes) radiostations wordt
weergegeven; het station dat momenteel
beluisterd wordt, is gemarkeerd.
In het midden: weergave van de naam
van het huidige radiostation en deknoppen om het vorige of het volgende
radiostation te selecteren.
Onderaan:radiostationselectie,
radioband, afstelling, informatie over
nummers and audio-instellingen.
Selectie van het volgende/vorige
radiostation
Om het gewenste radiostation te zoeken,
draai aan de BROWSE ENTER knop, druk
op deofknoppen of gebruik
de stuurwielknoppen
.
Als tijdens het vooruit zoeken het
systeem het einde van de band bereikt,
zal het automatisch stoppen bij het
station waar het zoeken is gestart.
Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de knoppen
of
ingedrukt om het snel zoeken te
starten: wanneer de knop wordt
losgelaten, hoort men het eerste
radiostation waarop afgestemd kan
worden.
De radio afstemmen (AM/FM)
Druk op de "Afstem." knop op het display
en geef de frequentie van het
radiostation in met het toetsenbord op
het display.
In deze modus kunnen de knoppen + en –
gebruikt worden voor de fijnafstelling
van de frequentie.
Om een onjuist nummer te wissen (en hetcorrecte nummer van het station in te
voeren) op de knop
(Wissen)
drukken.
Na het laatste cijfer van het station te
hebben ingevoerd, wordt het scherm
uitgeschakeld en stemt het systeem
automatisch op het gekozen station af
(het nummer van het radiostation wordt
in het tekstvak "Afstem." getoond).
Het scherm verdwijnt automatisch na
5 seconden of handmatig, door op de
knoppen "OK" of "X" te drukken.
Afsluiten van het scherm "Direct
afstem"
Druk op de knop "Afsluit." of "Radio" op
het display om naar het hoofdscherm van
het systeem terug te keren.
DAB-Radio
(indien aanwezig)
Zodra de DAB-radiomodus is
geselecteerd, wordt op het display
informatie over het beluisterde station
getoond.
Selectie van het volgende/vorige
radiostation door:
aan de knop BROWSE ENTER te
draaien;
kort drukken op de knoppenof
op het display;
Bedieningstoetsen op het stuurwiel
controleren
.
Houd de knoppen
of
195
Identificatiegegevens
chassisnummer............161
motorcode...............161
typeplaatje met
identificatiegegevens........160
Inbouwvoorbereiding
Isofix-kinderzitje............82
Instrumentenpaneel.............8
Interieur (reiniging)............157
Interieurverlichting............21
Kentekenverlichting (lamp
vervangen)...............115
Kinderen veilig vervoeren.........77
Klimaatregeling...............24
Klimaatregeling / verwarming......24
Knie-airbag bestuurderszijde......86
Koplampen.................34
Hoogteregeling koplampen......20
Lichtbundel afstellen.........34
Krik.....................122
Lampen
typen lampen.............110
Lampjes en berichten...........47
Mechanische sleutel............9
Menuopties.................44
Mistachterlicht...............20
Mistachterlicht/achteruitrijlicht
(lamp vervangen)...........115Mistvoorlichten..............20
lamp vervangen............114
Montage van een Universeel
Isofix-kinderzitje............82
Motor....................162
code...................161
Motorkap..................32
Motorkoelvloeistof...........150
Motorolie (niveau controleren).....150
MSR-systeem...............68
Multimedia
Netvoeding aan/uit..........195
Niveau vloeistof voor
ruitensproeiers/achterruitsproeier
......................150
Niveaus controleren...........145
Parkeerlichten...............19
Parkeersensoren.............103
Plafondverlichting voor..........21
Portieren..................13
Prestaties.................183
Regensensor................23
Reiniging en onderhoud
carrosserie...............155
lederen interieurdelen........157
lederen stoelen............157
stoelen en stoffen bekleding. . . .157
Rem(vloeistofpeil)............150
Richtingaanwijzers.............20Richtingaanwijzers (lamp
vervangen) . ..............114
Richtingaanwijzers achter (lamp
vervangen) . ..............115
Ruitenwisser/-sproeier . .........22
Ruitenwissers/achterruitwisser .22 ,152
Safe Lock (systeem)...........10
SBR-systeem (Seat Belt Reminder).......................74
Schakelindicator..............43
Schemersensor...............19
Service en onderhoud
periodieke controles.........144
Zwaar Gebruik Van De Auto.....144
Set-up-menu . . ..............44
Sleutels....................9
Sleutel met afstandsbediening....9
Sneeuwkettingen. ............172
Sport voorstoelen . ............15
Stadslicht/dimlicht............19
Stadslichten/remlichten (lamp
vervangen) . ..............115
Standaard velgen en banden ......167
Standslichten/dagverlichting (DRL)
(lamp vervangen)...........113
Start&Stop (systeem)..........100
ALFABETISCH REGISTER
Starten met hulpaccu..........129
Stoelen. ...................14
Stuurslot...................11
Stuurwiel ..................17