Dit instructieboekje toont het gebruik van het voertuig.
Alfa Romeo maakt de raadpleging van een specifiek deel in elektronisch formaat mogelijk voor de liefhebbende gebruiker die op zoek is naar meer details, informatie
en wetenswaardigheden over de eigenschappen en functies van het voertuig.
ONLINE INSTRUCTIEBOEKJE VAN HET VOERTUIG
In de tekst van het instructieboekje wordt het symbool aangegeven naast onderwerpen waarover meer informatie beschikbaar is.
Ga naar de website elum.alfaromeo.com.
en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het Instructieboek
zult kunnen vinden.
Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/
.
De eLUMwebsite is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle andere
voertuigen van de Group.
Veel leesplezier en goede reis!
Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van de auto, zodat u het maximum uit de
technische eigenschappen van uw Alfa 4C kunt halen.
U dient het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de bedieningselementen en met
name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak, tegelijkertijd kunt u het gedrag van de auto op
verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u tevens een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals belangrijke informatie over veilig rijden, onderhoud
van en zorg voor uw Alfa 4C.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook de beschrijving van de Diensten die Alfa Romeo haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en
de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van
de mensen bij Alfa Romeo zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst Veel rijplezier!
STUURWIEL
Het stuurwiel kan in axiale en verticale
richting versteld worden.
Laat voor het verstellen hendel 1 fig. 10
los, door deze naar voren te duwen
(stand A). Trek na het verstellen hendel 1
naar het stuur (stand B) om hem te
vergrendelen.
9) 10)
10A0L0012
KENNISMAKING MET DE AUTO
14
Hoekverstelling rugleuning(waar aanwezig)
Trek hendel 2 fig. 9 omhoog en stel
tegelijkertijd de hoek van de
rugleuning in.
Vanwege de speciale sportconfiguratie
van de auto, kan de rugleuning in drie
standen worden gezet.
6) 8) 2)
Hoogteverstelling (waar aanwezig)
Om de ideale rijstand te verkrijgen, kan
ook de hoogte van de stoelen worden
afgesteld. Voor deze verstelling is
gebruik van werkplaatsapparatuur
nodig: neem contact op met een Speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
9A0L0117
6)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
7)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
goed op zijn plaats is vergrendeld zou dat
kunnen leiden tot plotselinge verplaatsing
van de stoel waardoor de bestuurder de
controle over het voertuig verliest.
8)Voor optimale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten
en moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken.
BELANGRIJK
2)De stoffen bekleding van de stoelen is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage op de lange termijn, onder
normale gebruiksomstandigheden van de
auto.
Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van
de bekleding als gevolg.
BELANGRIJK
A
B
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTEN- PANEEL
32
DISPLAY
De auto is uitgerust met een display dat,
op basis van de eerder instellingen,
tijdens het rijden nuttige informatie zal
verschaffen.
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht 5
fig. 29, 30 op het instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het raadzaam om wanneer u
brandstofconsumptie wilt verminderen
tijdens het rijden, zich bij de modi
“Natural” of “All Weather” te houden en
de suggesties te volgen van de Gear
Shift Indicator, waar
verkeersomstandigheden dit toelaten.
Wanneer het pictogram () op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven, stelt de GSI een hogere
versnelling voor, en als het pictogram ()
wordt weergegeven, stelt de GSI een
lagere versnelling voor.
BELANGRIJK De GSI is niet ingeschakeld
als de versnellingsbak in de
automatische modus staat.
De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 31
: om het weergegeven scherm en de
betreffende opties naar beneden te
doorlopen of om de weergegeven
waarde te verhogen.
SET/
N: kort indrukken om het menu te
openen en/of naar het volgende scherm
te gaan of de keuze te bevestigen.
Ingedrukt houden om naar het
standaardscherm terug te keren.
: om het weergegeven menu en de
betreffende opties naar beneden te
doorlopen of om de weergegeven
waarde te verlagen.BELANGRIJK Met de knoppen en
worden verschillende functies
ingeschakeld afhankelijk van de
volgende omstandigheden:
❒ hiermee kan binnen het menu naar
beneden of naar boven door de opties
gebladerd worden;
❒ zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de
weergegeven waarde;
❒ hiermee kan buiten het menu
de helderheid van het
instrumentenpaneel worden
aangepast.
HOOFDMENU
Het menu bestaat uit een serie opties die
gekozen kunnen worden met de knoppen
en waarna de verschillende
onderstaande keuze- en
instellingsmogelijkheden (Setup) worden
geboden.
31A0L0125
VEILIGHEID
56
43)De aanwezigheid van het TPMS-
systeem ontslaat de bestuurder niet van
de verplichting om de bandenspanning
regelmatig te controleren, met inbegrip
van het reservewiel.
44)Controleer de bandenspanning bij
koude banden. Als de bandenspanning om
welke reden dan ook bij warme banden
moet worden gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde hoger is dan
de voorgeschreven waarde. Herhaal de
controle wanneer de banden koud zijn.
45)Als een of meerdere wielen zonder
sensoren zijn gemonteerd, dan is het
systeem niet langer beschikbaar. Hierbij
gaat het TPMS-waarschuwingslampje
korter dan een minuut knipperen voordat
het continu blijft branden, en wordt een
bericht op het display getoond zolang er
geen 4 wielen met sensoren gemonteerd
worden.
46)Het TPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
47)Wanneer standaardbanden moeten
worden vervangen door winterbanden (en
omgekeerd), moet het TPMS hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen door
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
worden verricht.
BELANGRIJK48)Veranderingen in de
buitentemperatuur kunnen variaties in de
bandenspanningen veroorzaken. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk een
onvoldoende spanningswaarde aangeven.
Controleer in dergelijke gevallen de
bandenspanning bij koude banden en
herstel zo nodig de juiste
spanningswaarde.
49)Wanneer een wiel wordt vervangen, is
het raadzaam ook de rubberen
ventielpakking te vervangen: neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. De montage/demontage van
een band en/of velg vereist specifieke
voorzorgsmaatregelen; om schade of een
verkeerde montage van de sensoren te
voorkomen, mogen deze werkzaamheden
alleen door gespecialiseerd personeel
worden uitgevoerd. Neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
50)Sterke radiofrequentie-interferentie
kan de regelmatige werking van het
TPMS-systeem verhinderen. Dit wordt
aangegeven met een bericht op het
display. Het bericht verdwijnt
automatisch zodra de interferentie is
verdwenen.51)De bij de auto geleverde
bandenreparatiekit (“Fix&Go Automatic”)
(waar aanwezig) is compatibel met de
TPMS-sensoren; als andere
afdichtmiddelen dan die in de originele kit
worden gebruikt, kan dit de werking
nadelig beïnvloeden. Als andere dan de
originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten controleren door
een gekwalificeerd reparatiecentrum.
57
VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven en
kan hij zich aanpassen aan het lichaam
van de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de gordel geblokkeerd
worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met de
rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen, de gesp
1 fig. 33 en steek deze in de sluiting 2,
totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Om de gordel los te maken, druk op knop
3 en begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij niet
draait.
52)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
33A0L0050
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Houd u aan de geldende plaatselijke
wetten met betrekking tot het gebruik
van veiligheidsgordels (en verzeker u
ervan dat alle passagiers dat doen. Maak
de veiligheidsgordels altijd vast alvorens
weg te rijden. Ook zwangere vrouwen
moeten de veiligheidsgordel omleggen:
voor zwangere vrouwen en het
ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors
ingeperkt als de gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt fig. 34.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is.
Het bovenste gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst liggen.
34A0L0052
NOODGEVALLEN
82
ALARMKNIPPERLICHTEN
WERKING
Druk op schakelaar 1 fig. 54 om de
lichten in/uit te schakelen.
Waarschuwingslampjes Ÿen Δop het
paneel branden als de
alarmknipperlichten aan zijn.
85)
54A0L0023
EEN LAMP VERVANGEN
86) 87) 88)
9)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒ Als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering niet is
geoxideerd alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
❒ vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒ controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is.
BELANGRIJK Bij een lage temperatuur of
hoge luchtvochtigheid of na hevige regen
of na het wassen, kan de binnenzijde van
de koplamp een beetje beslagen zijn. Dit
is geen defect maar een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
de temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en dat
geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten.
Deze aanslag verdwijnt geleidelijk aan
(van het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
85)Het gebruik van alarmknipperlichten
wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
BELANGRIJK
86)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrische systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen
veroorzaken die tot brand kunnen leiden.
87) In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
88) Wegens de hoge voedingsspanning
mogen gasontladingslampen (Bi-Xenon)
alleen door gespecialiseerd personeel
vervangen worden: levensgevaar! Neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK
9)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van
de bol met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur van de
lamp reduceren. Als de bol per ongeluk
toch wordt aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
WAARSCHUWINGEN
NOODGEVALLEN
92
BELANGRIJK Zorg ervoor dat het
bovenste gedeelte 2 van de krik stevig
rust op de bodemplaat van de auto op de
punten afgebeeld in fig. 75, 76 om te
voorkomen dat de auto naar beneden
valt als hij wordt opgekrikt.
100)
❒ bedien de krik en hef het voertuig op
tot het wiel enkele
centimeters van de grond is;
❒ waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt; zorg dat niemand
in de buurt van de auto komt tot deze
weer helemaal op grond staat;
❒ verwijder het beschadigde wiel:
76A0L0188
❒ zorg dat de contactvlakken van het
noodreservewiel en de velg schoon zijn,
verwijder eventueel vuil om het losraken
van de wielbouten te voorkomen;
❒ monteer het noodreservewiel en draai
de eerste wielbout in het onderste gat
enkele slagen vast. Draai de overige
wielbouten op dezelfde manier vast.
❒ neem de sleutel 1 fig. 70 en draai de
wielbouten volledig vast;
❒ bedien gereedschap 4 fig. 72 om de
auto omlaag te brengen.
Verwijder de krik;
❒ draai met sleutel 1 fig. 70 de
wielbouten volledig kruislings vast,
❒ in de numerieke volgorde
weergegeven in fig. 77.
WAARSCHUWING Bij het vervangen van
het wiel wordt geadviseerd om het
ondersteboven te zetten, met de
esthetische kant naar boven, om de
lichtmetalen velg niet te beschadigen.HET WIEL WEER MONTEREN
Volg de eerder beschreven procedure,
krik het voertuig op en verwijder het
ruimtebesparende reservewiel.
Ga als volgt te werk:
❒ zorg dat de contactvlakken van het
standaardwiel en de naaf schoon zijn,
verwijder eventueel vuil om het losraken
van de wielbouten te voorkomen;
❒ draai de wielbouten met de sleutel 1
fig. 70 vast;
❒ breng het voertuig omlaag en
verwijder de krik;
❒ draai de wielbouten volledig vast met
de sleutel 1 in de volgorde aangegeven in
fig. 77
101)
77A0L0187