Page 92 of 204

DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
verwijder altijd de contactsleutel.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht op versies uitgerust met
automatische sequentiële
versnellingsbak tot de P wordt
weergegeven, voordat u het rempedaal
loslaat.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
sequentiële versnellingsbak, zonder
eerst de keuzehendel op P te hebben
geplaatst).
111)
HANDREM
De handrem 1 fig. 75 bevindt zich
tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen de
hefboom omhoog trekken tot de auto
niet meer kan bewegen.
112)
Bij aangetrokken handrem en
contactsleutel in de stand MAR, gaat
het waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel branden.
Ga als volgt te werk om de handrem uit
te schakelen:
trek de hendel enigszins omhoog en
druk op de ontgrendelknop op de
hendel 1 fig. 75;
houd de knop ingedrukt en laat de
hendel zakken. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel zal doven.Trap het rempedaal in terwijl de
handrem wordt uitgeschakeld, om te
voorkomen dat de auto onbedoeld
beweegt.
BELANGRIJK
111)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
het voertuig achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem deze mee.
112)De auto moet geremd zijn na enkele
klikken van de hendel. Als dat niet het geval
is, contact opnemen met het Abarth
Servicenetwerk om hem te laten afstellen.
75AB0A0076C
90
STARTEN EN RIJDEN
Page 98 of 204

Meetbereik
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van de
auto niet gedetecteerd worden en zij
kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
114)
23) 24)
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 81 op het display.Behalve door middel van het
geluidssignaal wordt over de
aanwezigheid en afstand van een
obstakel visueel informatie gegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
De gekleurde bogen aan de achterzijde
van de auto geven aan dat een
obstakel is gedetecteerd. Het systeem
geeft een gedetecteerd obstakel aan
met de weergave van een boog in
overeenstemming met de afstand tot
het obstakel en de plaats hiervan ten
opzichte van het voertuig. Als achter de
auto een voorwerp wordt gedetecteerd
(aan de zijkant of in het midden), toont
het display een knipperende boog in de
overeenkomende zone en klinkt een
intermitterend geluid. Terwijl de auto het
voorwerp benadert, toont het display
een of meer knipperende bogen die de
auto benaderen, en het geluid klinkt
frequenter totdat deze onafgebroken
klinkt. De kleur op het display is
afhankelijk van de afstand tot en de
plaats van het obstakel. Naarmate de
afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt, gaan de bogen over
van geel naar knipperend rood (rechts,
in het midden of links).
BELANGRIJK
23)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
24)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Abarth Servicenetwerk te
wenden. Werkzaamheden aan de bumper
die niet goed worden uitgevoerd, kunnen
de werking van de sensoren in gevaar
brengen.
81AB0A0390C
96
STARTEN EN RIJDEN
Page 101 of 204
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om het
dichtstbijzijnde Geautoriseerde Abarth
Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............100
EEN LAMP VERVANGEN ................100
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................105
ZEKERINGEN VERVANGEN ............108
"FIX&GO"-KIT ..................................114
STARTEN MET HULPACCU ............116
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................117
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........118
99
Page 104 of 204
SOORTEN LAMPEN
De auto is uitgerust met verschillende soorten gloeilampen:
Volledig glazen lamp:(type A) deze hebben een klemfitting - trek aan
de lamp om hem te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting:(type B) druk de lamp in en draai hem
linksom om hem te verwijderen.
Buislampen:(type C) trek de lamp uit de veercontacten om hem te
verwijderen.
Halogeenlampen:(type D) maak de borgveer los om de lamp te
verwijderen.
Halogeenlampen:(type E) maak de borgveer los om de lamp te
verwijderen.
Xenon-gasontladingslampen:(type F) neem voor vervanging contact op met het Abarth Servicenetwerk.
102
NOODGEVALLEN
Page 106 of 204

BELANGRIJK
116)Wijzigingen of reparaties aan het elektrisch systeem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de
technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
117)In halogeenlampen bevindt zich gas onder druk. Als ze breken, kunnen er glassplinters wegschieten.
118)Wacht tot de uitlaatleidingen zijn afgekoeld alvorens de lamp te vervangen: GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!
119)Vervang de lampen uitsluitend bij afgezette motor en na het voertuig geparkeerd te hebben op een plaats waar het verkeer niet in gevaar
wordt gebracht en u de lampen veilig kunt vervangen (zie de paragraaf “Vervangen”). Controleer ook of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
BELANGRIJK
25)Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen aan. Het aanraken van de bol met de vingers kan de lichtopbrengst en de
levensduur van de lamp reduceren. Als de lamp per ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem vervolgens drogen.
26)Laat de lampen bij voorkeur vervangen door het Abarth Servicenetwerk. De correcte werking en regeling van de buitenverlichting is van
fundamenteel belang voor de rijveiligheid en is bovendien een wettelijke vereiste.
104
NOODGEVALLEN
Page 108 of 204

Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het met de pijlen 1 en 2
aangegeven punt, zodanig dat de
klemveer wordt samengedrukt
en verwijder de lamp; fig. 87
draai de lamphouder linksom,
verwijder de vastgeklemde lamp en
vervang hem;
monteer de lamphouder weer in het
lampenglas, plaats de lamp en
controleer of de klemveer weer in zijn
zitting vastklikt.
DIMLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai de afdekkap 2 fig. 84 linksom
en verwijder hem;
draai de connector 1 fig. 88 los en
verwijder de lamphouder;
verwijder de lamp en vervang hem;
plaats de lamp terug in de zitting en
sluit de stekker weer aan;
breng de afdekkap weer in de
behuizing aan en draai hem rechtsom.
120)
GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder de rubber beschermdop
zoals hierboven beschreven;
haak de twee borgclips van de lamp
1 fig. 89 los;
verwijder de lamp en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp, waarbij
het profiel van het metalen gedeelte in
de uitsparing in de reflector moet vallen;
haak vervolgens de borgclips van de
lamp vast;
monteer de rubberen dop weer.
STADSLICHT/
DAGRIJLICHTEN
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder de rubber beschermdop
zoals hierboven beschreven;
draai de lamphouder 2 fig. 89
linksom en verwijder hem;
verwijder de vastgeklemde lamp en
vervang hem;
monteer de lamphouder 2 door hem
rechtsom te draaien en controleer of
hij goed vast zit;
monteer de rubberen dop weer.
MISTVOORLICHTEN(waar aanwezig)
Neem, voor de vervanging van deze
lampen, contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
ACHTERLICHTUNITS
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
open de achterklep;
draai de twee
bevestigingsschroeven 1 fig. 90 los en
trek de lichtunit recht naar achteren
weg zonder hem te draaien;
verwijder de lamphouder uit zijn
zitting door hem los te maken van de
borglipjes 2;
88AB0A0311C
89AB0A0093C
106
NOODGEVALLEN
Page 109 of 204
verwijder de lampen door er
voorzichtig op te duwen en ze linksom
te draaien.
De plaatsing van de lampen is als volgt
fig. 91:
1: stadslichten/remlichten;
2: richtingaanwijzers.ACHTERUITRIJLICHT/
MISTACHTERLICHT
Neem voor het vervangen van de
lampen contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
DERDE REMLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder de twee beschermdoppen
en draai de twee bevestigingsbouten
1 fig. 92 los;
verwijder de unit;
maak de stekker 2 fig. 93 los;
druk op het borgmechaniek 3 fig. 93
en open de lamphouder;
verwijder de te vervangen lamp met
klemfitting en vervang hem;
sluit de lamphouder en zorg ervoor
dat het borgmechaniek correct
vergrendeld is;
draai de twee bevestigingsbouten
vast en monteer de beschermdoppen
weer.
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
oefen druk uit op het door de pijl
aangegeven punt fig. 94 en verwijder
het lampenglas;
90AB0A0313C
91AB0A0314C
92AB0A0097C
93AB0A0098C
94AB0A0099C
107
Page 110 of 204

maak de lamp los uit de contacten
aan de zijkant en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp en zorg
voor een optimale vergrendeling tussen
de contacten;
monteer het lampenglas weer.
BELANGRIJK
120)Wegens het hoge voltage mag een
gasontladingslamp (Xenon) alleen door
ervaren personeel vervangen worden:
levensgevaar! Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
121) 122) 123) 124) 125) 126)
Om het vervangen van zekeringen te
vergemakkelijken, het tangetje
gebruiken dat in het deksel van de
zekeringenkast is vastgeklemd op de
linkerzijde van het dashboard.
Voor een overzicht van de zekeringen
wordt verwezen naar de
zekeringentabel in de volgende
pagina’s.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
Zekeringenkast in dashboard
Deze zekeringen zijn toegankelijk
wanneer de geklemde kap 5 fig. 95
wordt verwijderd.
De 5 A-zekering voor het ontwasemen
van de buitenspiegels bevindt zich in de
zone van de diagnosestekker, zoals
afgebeeld in fig. 96.
De zekeringenkast afgebeeld in fig. 98
bevindt zich in het onderste gedeelte
naast de pedalengroep.Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast bevindt zich aan de
rechterkant van de motorruimte, naast
de accu. Ga als volgt te werk om een
zekering te vervangen:
haal de schroef 1 fig. 97 volledig
aan;
draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
95AB0A0291C
96AB0A0317C
108
NOODGEVALLEN