81
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
1
Houd met één hand de portier-
greep naar buiten getrokken.
2 Duw met een vinger van uw
andere hand het kapje vanaf de
achterzijde van de portiergreep
naar buiten.
Houd het kapje met uw duim tegen om
te voorkomen dat het uit de portier-
greep valt.
3 Verwijder het kapje.
4 Ontgrendel of vergrendel het
portierslot met de geïnte-
greerde sleutel. Het andere portier
moet vanuit het
interieur van de auto worden ont-
grendeld of vergrendeld.
Het alarmsysteem wordt niet inge-
schakeld als de auto wordt vergren-
deld met de geïntegreerde sleutel.
Als het portier wordt geopend nadat
het is ontgrendeld met de geïnte-
greerde sleutel, wordt het alarm-
systeem geactiveerd.
Om het alarm te stoppen moet de
auto worden ontgrendeld met de
afstandsbediening, indien nodig
met behulp van de speciale
ID-functie van de afstandsbedie-
ning, zie blz. 79.
Als bij een aanrijding een bepaalde
kracht wordt overschreden, wordt
de auto automatisch ontgrendeld.
In dat geval worden de alarmknip-
perlichten automatisch ingescha-
keld en gaat de interieurverlichting
branden.
Ontgrendelen/vergrendelen
via het portierslot
Alarmsysteem
Toetsen centrale
vergrendeling
Algemeen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190
3.book Page 81 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
92
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
De auto gaat over op de inactieve
modus (zie blz. 44) als de voorportieren
worden geopend.
Het alarmsysteem reageert op de
volgende veranderingen als de
auto is vergrendeld:
• Een van de portieren, de motor-
kap of de acht erklep wordt
geopend.
• Bewegingen in het interieur.
• Een wijziging va n de hellings-
hoek van de auto, bijvoorbeeld
door een poging om de auto op
te krikken om de wielen te stelen
of om de auto op te takelen.
• Een onderbreking in de stroom- toevoer van de accu.
• Oneigenlijk gebrui k van de diag-
noseaansluiting (OBD).
Als het alarmsysteem wordt geacti-
veerd, gebeurt dit met de volgende
signalen:
• Geluidsalarm: A fhankelijk van
lokale regelgeving kan de wer-
king van het geluidsalarm zijn
onderdrukt.
• Visueel alarm: Door het knippe- ren van de alarmknipperlichten.
Het alarmsysteem wo rdt gelijktijdig
met het vergrendelen en ontgren-
delen via de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met start-
knop in- en uitgeschakeld. Als een portier wordt ontgrendeld
met de geïntegre
erde sleutel en
vervolgens wordt geopend, wordt
het alarmsysteem geactiveerd.
Stoppen van het alarm, zie blz. 94.
De achterklep kan ook worden
geopend als het alarmsysteem is
ingeschakeld.
Als de achterklep wordt gesloten,
wordt hij weer ver grendeld en vanaf
dat moment weer door het alarm-
systeem bewaakt zolang de portie-
ren zijn vergrendeld. De
alarmknipperlichten knipperen één
keer.
• Het controlelampje knippert om de 2 seconden: Het alarmsys-
teem is ingeschakeld.
• Het controlelampje knippert
ongeveer 10 seconden en ver-
volgens om de 2 seconden: De
bewegingssensor in het interieur
en de hellingsensor van het
Alarmsysteem
Algemeen
In-/uitschakelen
Openen van de portieren bij
ingeschakeld alarmsysteem
Openen van de achterklep bij
ingeschakeld alarmsysteem
Controlelampje op de
binnenspiegel
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 92 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
93
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
alarmsysteem zijn niet actief
omdat de portieren, de motorkap
en/of de achterklep niet goed
gesloten zijn. De te openen car-
rosseriedelen worden alleen
door het alarmsysteem bewaakt
als ze goed zijn gesloten.
Als de niet goed gesloten te openen
carrosseriedelen vervolgens worden
gesloten, worden de interieurbeveili-
ging en de hellingsensor ingeschakeld.
• Het controlelampje gaat uit nadat
de auto is ontgrendeld: Er is
geen inbraak- of d iefstalpoging
gedaan.
• Na het ontgrendelen van de auto
knippert het controlelampje
gedurende maximaal 5 minuten
totdat de Driv e Ready-modus
wordt ingeschakeld: Het alarm is
geactiveerd.
De hellingsensor bewaakt de hel-
lingshoek van de auto.
Het alarmsysteem kan daardoor
reageren op bijvoorbeeld een
poging om de wielen onder de auto
uit te stelen of o m de auto weg te
takelen.
Het passagierscompartiment wordt
bewaakt ter hoogte van de zittingen
van de stoelen. Het alarmsysteem,
inclusief de bewegingssensor in het
interieur, werkt daardoor ook bij
geopende ruiten. Daarbij is wel vals
alarm mogelijk doo r bijvoorbeeld
vallende bladeren. Het kan voorkomen dat de helling-
sensor en de bewegingssensor in
het interieur het alarmsysteem acti-
veren zonder dat er sprake is van
een inbraak- of d
iefstalpoging.
Mogelijke situatie s waarbij vals
alarm kan voorkomen:
• In autowasplaatsen of -wasstra-
ten.
• Bij stalling op een hefbrug.
• Bij transport per autotrein, op
een veerboot of op een autoam-
bulance.
• Als zich huisdieren in de auto bevinden.
• Als de auto tijdens het tanken
wordt vergrendeld.
De hellingsensor en de bewegings-
sensor in het inte rieur kunnen voor
dergelijke situat ies worden uitge-
schakeld.
Het controlelamp je brandt gedu-
rende ongeveer 2 seconden en
gaat vervolgens weer knipperen.
De hellingsensor en de bewegings-
sensor in het interieur blijven uitge-
schakeld tot de volgende keer dat
de auto wordt vergrendeld.
Hellingsensor
Bewegingssensor in het
interieur
Voorkomen van vals alarm
Algemeen
Uitschakelen van de hellingsensor
en de bewegingssensor in het
interieur
Druk na het vergrendelen van
de auto binnen 10 seconden
op de toets van de afstands-
bediening.
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 93 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
94
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
• Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening, indien nodig
met behulp van de speciale
ID-functie van de afstandsbedie-
ning, zie blz. 79.
• Met Smart entry -systeem met
startknop: pak, terwijl u de
afstandsbediening bij u draagt,
de portiergreep van het bestuur-
ders- of voorpassagiersportier
volledig vast. De ruiten kunnen worden bediend
onder de volgende voorwaarden.
• Standby-modus is actief.
• Drive Ready-modus is actief.
• Gedurende korte tijd nadat de
auto is overgegaan op de inac-
tieve modus.
• De afstandsbediening bevindt
zich in het interieur.
• Druk de schakelaar in tot aan het weerstandspunt.
De ruit gaat omla ag zolang de schake-
laar ingedrukt wordt gehouden.
• Druk de schakelaar in tot
voorbij het weerstandspunt.
De ruit wordt automatisch geopend. De
beweging stopt als de schakelaar nog-
maals wordt ingedrukt.
• Trek de schakelaar tot
aan het weerstandspunt.
De ruit gaat omho og zolang u de scha-
kelaar in die stand houdt.
• Trek de schakelaar voor-
bij het weerstandspunt.
De ruit wordt automat isch gesloten als
het portier is gesloten. De beweging
stopt als de schakelaar wordt losgela-
ten.
Stoppen van het alarm
Schakelaars ruitbediening
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij het bedienen van de ruiten bestaat
het risico dat er lichaamsdelen
bekneld raken. Er b estaat een kans
op letsel en schade. Houd bij het ope-
nen en sluiten v an de ruiten het
bewegingsgebied vrij.
Overzicht
Schakelaars ruitbediening
Voorwaarden voor werking
Openen
Sluiten
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 94 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
139
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Herstellen van de werking van de
parkeerrem na een stroomstoring:
1
Schakel de standby-modus in.
2 Trek aan de schakelaar ter-
wijl u het rempeda al ingetrapt
houdt of de selectiehendel in
stand P staat en druk er vervol-
gens op.
De procedure kan een aantal
seconden duren. Eventuele gelui-
den zijn normaal.
Klap de buitenspi egels niet in tij-
dens het rijden of tijdens het bedie-
nen van de richti ngaanwijzers of
alarmknipperlichten, om ervoor te
zorgen dat de richt ingaanwijzers in
de buitenspiegels goed zichtbaar
zijn. Druk de hendel voorbij het weer-
standspunt.
Beweeg de hendel iets omhoog of
omlaag.
De duur van het driemaal knipperen
kan worden ingesteld.
Via Toyota Supra Command:
1“My Vehicle” (mijn auto)
2“Vehicle settings” (instellingen
auto)
3“Exterior lighting” (verlichting bui-
tenzijde)
4“One-touch turn signal”
(one-touch bediening richtingaan-
wijzer)
5Selecteer de gewenste instelling.
De instelling wordt opgeslagen voor
het op dat moment gebruikte bestuur-
dersprofiel.
Druk de hendel tot aan het weer-
standspunt en houd hem daar
zolang u een richtingverandering
wilt aangeven.
Na een stroomstoring
Het controlelampje dooft
zodra de parkeerrem weer
werkt.
Richtingaanwijzer
Richtingaanwijzer in
buitenspiegel
Een richtingverandering
aangeven
Driemaal knipperen
Een richtingverandering kort
aangeven
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190
3.book Page 139 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
211
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Bij snelheden boven ongeveer 250
km/h wordt het sys
teem tijdelijk uit-
geschakeld.
Bij snelheden onder ongeveer 250
km/h reageert het systeem weer
volgens de instelling.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk n iet optimaal, bij-
voorbeeld:
Als de snelhei d van het nade-
rende voertuig a anzienlijk hoger
is dan de snelheid van de eigen
auto.
In dichte mist, onder natte
omstandigheden of bij sneeuw.
In scherpe bochten of op smalle
wegen.
Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stic-
kers.
Bij het vervoer van uitstekende
lading. Er wordt een voertuigmelding weer-
gegeven bij beperkte functionaliteit.
Afhankelijk van de geselecteerde
instelling voor waa
rschuwingen, bij-
voorbeeld de waarschuwingstijd,
kunnen er meer waarschuwingen
worden weergegeven. Hierdoor
worden er mogelijk m eer voortijdige
waarschuwingen met betrekking tot
kritieke situaties gegeven.
Het systeem reageert op voertui-
gen die van achteren naderen.
Twee radarsensoren in de achter-
bumper bewaken het gebied achter
de auto.
Als een voertuig met de juiste snel-
heid van achteren nadert, reageert
het systeem als volgt:
De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld om het verkeer ach-
ter u te waarschuwen als er kans
is op een aanrijding van achteren.
Beperkingen van het
systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het sys-
teem kan het voorkomen dat het sys-
teem helemaal niet, te laat, onjuist of
ten onrechte reageert. Er bestaat een
kans op ongevallen en schade.
Houd rekening met de informatie over
de beperkingen van het systeem en
grijp indien nodig actief in.
Maximale snelheidslimiet
Functionele beperkingen
Weergave waarschuwingen
Voorkomen van een
aanrijding van achteren
Principe
Algemeen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 211 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
213
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Normaal remmen: remlichten
branden.
Sterk afremmen: remlichten knip-
peren.
Kort voordat de auto tot stilstand
komt, worden de alarmknipperlichten
geactiveerd.
Uitschakelen van de alarmknipper-
lichten:
Accelereren.
Druk op de knop van de alarm-
knipperlichten.
Het systeem kan de auto in bepaalde
ongevalssituaties automatisch tot stil-
stand brengen zonder tussenkomst
van de bestuurder. Het risico van een
verdere aanrijding en de gevolgen
daarvan kan daardoor worden ver-
minderd.
Nadat de auto tot s tilstand is geko-
men, wordt het remsysteem auto-
matisch gedeactiveerd. In bepaalde situaties is het mogelijk
nodig om de auto sneller tot stil-
stand te brengen.
Hiervoor moet de remdruk die
wordt uitgeoefend bij het intrappen
van het rempedaal kortstondig
hoger zijn dan de remdruk die
wordt bereikt door de automati-
sche remfunctie. Deze actie onder-
breekt het automatische
remproces.
In bepaalde situaties is het mogelijk
nodig om het automatisch remmen
te annuleren, bijvoorbeeld voor een
uitwijkmanoeuvre.
Automatisch remmen annuleren:
Door het intrappen van het rem-
pedaal.
Door het intrappen van het gas-
pedaal.
Het systeem kan afnemende oplet-
tendheid of het begin van ver-
moeidheid bij de bestuurder
signaleren tijdens lange eentonige
ritten, bijvoorbeeld op snelwegen.
In deze situaties is het raadzaam
dat u pauze neemt.
Algemeen
Autonomous Emergency
Braking-systeem
Principe
Bij stilstand
Harder remmen
Automatisch remmen
annuleren
Driver Attention Control
Algemeen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190
3.book Page 213 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
242
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
Bewegende objecten.
Zich op een hoger e plaats bevin-
dende uitstekende voorwerpen,
zoals muren met een overstek.
Objecten met hoeken, randen en
gladde vlakken.
Objecten met smalle vlakken of
structuren, zoals hekken.
Objecten met poreuze vlakken.
Kleine en lage objecten, zoals
dozen.
Obstakels en pe rsonen aan de
rand van de rijstrook.
Zachte of met schuim omhulde
obstakels.
Planten en struiken.
Reeds aangegeven lage objec-
ten, zoals stoepranden, kunnen
in het blinde bereik van de sen-
soren terechtkomen voordat of
nadat een ononderbroken
geluidssignaal klinkt.
Het systeem hou dt geen reke-
ning met uit d e auto stekende
lading.
Onder de volgende omstandighe-
den kan het voorkomen dat het sys-
teem een waarschuwing geeft
terwijl zich geen obstakel in het
detectiebereik bevindt:
Bij zware regenval.
Als de sensoren erg vuil of
bedekt met ijs zijn.
Als de sensoren zijn bedekt met
sneeuw.
Op een slecht wegdek.
Op een ongelijkmatig wegdek,
bijvoorbeeld op een verkeers-
drempel.
In grote, rechthoekige gebouwen
met gladde muren, zoals een
ondergrondse parkeergarage.
In autowasplaatsen en -wasstra-
ten.
Bij een sterke opeenhoping van
uitlaatgassen.
Bij verstoring door andere ultra-
sone signalen, zoals van veeg-
machines, stoomreinigers en
neonverlichting.
Schakel om vals alarm te voorko-
men (bijvoorbeeld in een automati-
sche wasstraat, zie blz. 238), het
automatisch activeren van Parking
Sensors bij detectie van obstakels
uit.
Er wordt een voertuigmelding weer-
gegeven.
Er is een storing opgetreden in Par-
king Sensors. Laat het systeem
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
De achteruitrijcam era helpt bij het
achteruit inparkeren en bij het
manoeuvreren. Hiertoe worden de
beelden van de omgeving achter
de auto op het regeldisplay weer-
gegeven.
Va l s a l a r m
Storing
Er wordt een wit symbool
weergegeven en het detec-
tiegebied van de sensoren
wordt donker weergegeven
op het regeldisplay.
Achteruitrijcamera
Principe
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190
3.book Page 242 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM