
186
Openen
F Open het linker voorportier.
F
T
rek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u
toe.
F
D
uw de hendel omhoog en til de motorkap
op.
F
N
eem de
motorkapsteun
uit de houder en
bevestig deze in de
uitsparing om de
motorkap geopend
te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, …) te beperken.
Motoren
Benzine
Diesel
De afbeeldingen van deze motoren dienen als
voorbeeld.
De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop
kan verschillen.
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir motorkoelvloeistof.
3. Reservoir remvloeistof.
4. Accu.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Vuldop motorolie.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de
voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema
van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het
desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering.
Praktische informatie

189
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
ofHet minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau van het
r o e t f i l t e r.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan
worden gestart – conform de voorschriften –
dient u
het reser voir bij te vullen met AdBlue.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te
controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
u itvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te
nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en
het gebruik (veel stadsverkeer…)
daartoe aanleiding geven, moet
dit filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en
het gebruik (veel stadsverkeer…)
daartoe aanleiding geven, moet
dit filter twee keer zo vaak
worden vervangen.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR
-
systeem en in het bijzonder het bijvullen ervan.
7
Praktische informatie

191
De op de sticker aangegeven
bandenspanningen gelden voor koude
banden. Als u meer langer dan 10 minuten of
meer dan 10
kilometer hebt gereden met een
snelheid van meer dan 50
km/u, moet u de
bandenspanning 0,3
bar (30 kPa) verhogen
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een onjuiste
bandenspanning kan veroorzaakt vroegtijdige
slijtage van banden en heeft een negatieve
invloed op het weggedrag van de auto. Kans op
een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het weggedrag. Het wordt
aanbevolen om een regelmatige inspectie
van de staat van de banden (profiel en
bandwangen) en velgen uit te voeren en om te
controleren of de banden over een ventieldopje
beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het weggedrag
van de auto.
De montage van verschillende banden
op de voor- en op de achteras kan leiden
tot onjuist ingrijpen van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP). Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
AdBlue® (BlueHDi-
motoren)
SCR
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu). De AdBlue
® bevindt zich in
een specifiek reservoir van
ongeveer 17
liter.
Wanneer u
met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2400
km kunt rijden tot het
reservoir helemaal leeg is, wordt automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over
de lampjes en de bijbehorende
waarschuwingsmeldingen.
Als het AdBlue
®-reser voir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem er voor
dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-
systeem zo snel mogelijk contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats: na 1100
km
wordt een systeem geactiveerd dat het
opnieuw starten van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u
nog kunt
rijden voordat de motor niet meer gestart
kan worden.
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft PEUGEOT er voor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
7
Praktische informatie

198
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
Bandenspanning
controleren/aanpassen
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om
de bandenspanning te controleren of de
banden op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
F
Z
et het contact aan.
F
A
ctiveer de compressor door de
schakelaar in de stand " l" te zetten tot de
bandenspanning 2,0
bar bedraagt. Het
afdichtmiddel wordt onder druk in de band
gespoten; neem gedurende deze handeling
de slang niet los van de aansluiting (kans op
spatten). Als na ongeveer 7
minuten de druk niet
2
bar is, is de band niet te repareren;
neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om u
verder te helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand "
O".
F
O
ntkoppel de stekker van de compressor
van de 12V-aansluiting in de auto.
F
V
er vang de dop op het ventiel.
F
V
erwijder de set.
F
V
er wijder de flacon met afdichtmiddel en
berg deze op.
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
F
G
a onmiddellijk ongeveer vijf kilometer bij
lage snelheid (tussen 20 en 60 km/h) rijden,
zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.
F
Z
et de auto stil, controleer de reparatie en
meet de bandenspanning met de set.
In geval van pech

3
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst
weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst
bijwerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht
weergeven.
Lang indrukken:
sorteermogelijkheden weergeven.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB, AUX (indien draagbaar
apparaat is aangesloten, CD-speler,
audiostreaming), bevestiging als het
menu "Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het
menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de
telefoon:
Kort indrukken: openen van het
menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Een selectie bevestigen.
Verhogen van het geluidsvolume. Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer
inschakelen door het gelijktijdig
indrukken van de volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel – Type 2
Toegang tot het hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Verlagen van het geluidsvolume.
Bij ander gebruik dan telefoon:
Kort indrukken: geluidsbron
wijzigen (radio, USB-uitgang,
AUX-uitgang (indien draagbaar
apparaat is aangesloten, CD-speler,
audiostreaming), bevestiging als het
menu "
Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het
menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: gesprek aannemen.
Lang indrukken: gesprek weigeren.
Tijdens het gebruik van de
telefoon:
Kort indrukken: openen van het
menu "Telefoon".
Lang indrukken: gesprek beëindigen
Starten van de spraakherkenning
van uw smartphone via het systeem.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst
weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst
bijwerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht
weergeven.
Lang indrukken:
sorteermogelijkheden weergeven.
.
Bluetooth®-autoradio

4
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender
selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu
of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu
of lijst selecteren.
Indrukken van de draaiknop:
bevestigen.
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering."Multimedia ": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon ": Bellen, Beheer
index, Instelling telefoon, Gespr.
beëindigen.
" Boordcomputer ".
" Onderhoud ": Diagnose, Logboek
waarschuwingen, …. "
Verbindingen ": Beheer van de
verbindingen, apparaten zoeken.
" Persoonlijke instelling –
configuratie ": Parameters van
de auto definiëren, Taalkeuze,
Configuratie beeldscherm, Keuze
van eenheden, Datum en tijd
instellen.
Druk op de toets " MENU".
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk herhaaldelijk op de toets
SOURCE om de radiofunctie te
selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik
te selecteren (FM/AM/DAB). Druk op een van de toetsen voor
automatisch zoeken naar een
radiozender.
Druk op een van de toetsen om
handmatig naar hogere/lagere
frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst
van de beschikbare zenders in het
gebied waar u
zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden
op de toets om deze lijst bij te
werken. Tijdens het bijwerken is de
geluidsweergave uitgeschakeld.
RDS
Er kunnen storingen in de ontvangst
optreden door obstakels in de
omgeving (bergen, gebouwen, tunnels,
parkeergarages, enz.), ook als de RDS-
functie is ingeschakeld. Dit is een normaal
verschijnsel en duidt niet op een storing in
het audiosysteem.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is,
worden de letters RDS doorgestreept
weergegeven op het display.
Bluetooth®-autoradio

7
Automatisch volgen DAB/FM
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal niet goed is,
kunt u met "Automatisch volgen DAB/
FM" dezelfde zender blijven beluisteren
doordat het systeem automatisch
overschakelt op de desbetreffende
analoge "FM"-zender (indien
beschikbaar).
Als "Automatisch volgen DAB/FM" is
ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-
zender geselecteerd.
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Multimedia " en bevestig
uw keuze.
Selecteer " Automatisch volgen
DAB/FM " en bevestig uw keuze.
Als "Automatisch volgen DAB/FM" is
geactiveerd, kan er sprake zijn van
een vertraging van enkele seconden
als het systeem overschakelt op de
analoge "FM"-radiozender en kan het
geluidsvolume soms veranderen. Als de "DAB"-zender waarnaar u
luistert
niet beschikbaar is als "FM"-zender
(optie " DAB/FM " doorgestreept) of als
"Automatisch volgen DAB/FM" niet is
geactiveerd, wordt het geluid onderbroken
als het digitale signaal te zwak wordt.
Media
USB-aansluiting
Gebruik geen USB-verdeelstekker, om
beschadiging van het systeem te voorkomen.
Elk apparaat dat op het audiosysteem
wordt aangesloten, moet compatibel zijn
met het audiosysteem of voldoen aan
norm IEC 60950 -1.
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting
of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet
meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Het systeem schakelt automatisch over op de
"USB"-bron.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het aanmaken van
deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele
minuten duren nadat het apparaat voor de eerste
keer is aangesloten.
Het beperken van het aantal niet-
muziekbestanden en het aantal mappen zal het
aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
Elke keer dat een nieuwe USB-stick wordt
aangesloten, worden de afspeellijsten bijgewerkt.
Draagbare apparatuur die op de
USB-aansluiting is aangesloten, wordt
automatisch opgeladen.
Afspeelmethode
Er zijn verschillende afspeelmethodes:
- N ormaal : de nummers worden in de
normale volgorde volgens de afspeellijst
afgespeeld.
-
S
huffle : de nummers van een album of een
map worden in een willekeurige volgorde
afgespeeld.
-
W
illekeurig voor alle media : alle nummers
van alle mediaspelers worden in een
willekeurige volgorde afgespeeld.
.
Bluetooth®-autoradio

8
- Herhaling: alleen de nummers van dit
album of deze map worden afgespeeld.
Druk op deze toets om naar het
contextmenu van de functie Media
te gaan.
Druk op deze toets om de gekozen
afspeelmethode te selecteren.
Druk op deze toets om te
bevestigen.
De keuze wordt boven in het scherm getoond.
Een nummer selecteren voor
afspelen
Druk op een van deze toetsen om
naar het vorige/volgende nummer
te gaan.
Druk op een van deze toetsen om
naar de vorige/volgende map te
gaan.
Indelen van bestanden
Houd deze toets enige tijd
ingedrukt om de verschillende
indelingsmogelijkheden te bekijken.
Kies per
" Map "/ "Artiest "/ "Genre "/ "Afspeellijst ".
Afhankelijk van de beschikbaarheid en
het type randapparatuur.
Druk op OK om de gekozen indeling
te selecteren en vervolgens opnieuw
op OK om uw keuze te bevestigen.
Bestanden afspelen
Druk deze toets kort in om de
gekozen indeling weer te geven.
Scroll door de lijst met de toetsen
links/rechts en omhoog/omlaag.
Bevestig de selectie door op OK te
drukken.
Druk op een van deze toetsen om
naar het vorige/volgende nummer
te gaan.
Houd een van de toetsen ingedrukt
voor snel vooruit /achteruit zoeken.
Druk op een van deze toetsen
om naar volgende/vorige
" Map "/ "Artiest "/ "Genre "/ "Playlist "
te gaan*
AUX-aansluiting
(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)
*
A
fhankelijk van de beschikbaarheid en het
type randapparatuur. Sluit het externe apparaat (MP3 -speler enz.)
met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op
de jack-aansluiting.
Elk apparaat dat op het audiosysteem
wordt aangesloten moet compatibel zijn
met de norm van het audiosysteem of
voldoen aan norm IEC 60950 -1.
Druk herhaaldelijk op de toets
SOURCE om "AUX" te selecteren.
Stel eerst het volume van het externe apparaat
af (hoog geluidsniveau). Stel ver volgens het
volume van het audiosysteem af. De bediening
gebeurt via het externe apparaat.
Sluit een extern apparaat niet gelijktijdig
aan op de jack-aansluiting en de USB-
aansluiting.
Bluetooth®-autoradio