2
.
.
Instrumentenpaneel 11
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 1 3
Indicatoren
28
Boordcomputer
34
Datum en tijd instellen
3
5
Symbolen
3
7
Centrale vergrendeling/ontgrendeling
4
6
Portieren
47
Algemene aanbevelingen voor de
schuifdeuren
47
Alarm
49
Elektrisch bedienbare ruiten
5
1
Uitstelbare achterportierruiten
5
2Stuurwielverstelling
53
Spiegels
53
Algemene aanbevelingen voor de stoelen
5
5
Voor stoelen
5 6
PEUGEOT i- Cockpit
5
6
Achterbank (zitrij 2)
5
8
Achterstoelen (zitrij 2)
5
9
Achterstoelen (zitrij 3)
6
1
Interieurvoorzieningen
6
3
Bagageafdekking met 2 standen
(uitneembaar) 6 9
Bagageafdekking (uitvoering met
7
zitplaatsen)
6
9
Gevarendriehoek
7
0
Verwarming
7
0
Handbediende airconditioning
7
1
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
7
1
Luchtrecirculatie in het interieur
7
3
Ontwasemen – ontdooien voorruit
en zijruiten
7
4
Ontwasemen – ontdooien achterruit
7
5
Verwarming – airconditioning achter
7
5
Extra verwarming/ventilatie
7
6Lichtschakelaar
81
Richtingaanwijzers
8
2
Automatische verlichting
8
3
Dagrijverlichting/Parkeerlichten
8
3
Grootlichtassistent
84
Koplampen handmatig in hoogte verstellen
8
7
Ruitenwisserschakelaar
87
Ruitenwisserbladen vervangen
8
9
Automatische ruitenwissers
8
9
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid
9
1
Noodoproep of pechhulpoproep
92
A
larmknipperlichten
9
3
Claxon
93
Elektronisch stabiliteitsprogramma
9
4
Advanced Grip Control
9
7
Hill Assist Descent Control
9
8
Veiligheidsgordels
100
Airbags
1
03
Kinderzitjes
106
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde.
107
ISOFIX-bevestigingen en -kinderzitjes
1
14
i-Size-kinderzitjes
117
Mechanisch kinderslot
1
19
Elektrische kinderbeveiliging
1
19
Overzicht
Instrumentenpaneel
Toegang Ergonomie en comfort
Veiligheid
Verlichting en zicht
Eco-rijden
Eco-rijden 8
Eco-coaching 10
Stickers
4
Inhoudsopgave
4
Stickers
Rubriek Algemene aanbevelingen voor de
stoelen
Rubriek Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de stoelen en banken.
Rubriek Extra verwarming/ventilatie .Rubriek Uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde
.
Rubriek ISOFIX-bevestigingen en
-kinderzitjes.
Rubriek Mechanisch kinderslot .Rubriek Elektrische parkeerrem
.
Rubriek Motorkap en Een lamp vervangen
Rubriek 12
V-accu.
Rubriek Bandenreparatieset en Reser vewiel.
Overzicht
5
Cockpit3
Claxon
4
Instrumentenpaneel
5
Plafonnier
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels en airbag
vóór aan passagierszijde
Bediening zonnescherm panoramadak
Binnenspiegel
Spiegel naar achterpassagiers
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
6
Monochroom display bij audiosysteem
Touchscreen met
PEUGEOT Connect Radio
of PEUGEOT Connect Nav
7
USB-aansluiting
8
Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische
airconditioning met gescheiden regeling
Ontwasemen – ontdooien voorruit
Ontwasemen – ontdooien achterruit1
Ontgrendelingshendel motorkap
2
Zekeringen dashboard
9
Elektrische parkeerrem
"START/STOP"-knop
10
Versnellingsbak
11
12
V-aansluiting
12
230
V-aansluiting
13
Dashboardkastje
USB-aansluiting (in het dashboardkastje)
14
Dashboardkastje
15
Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde
(aan de zijkant van het
dashboardkastje, bij geopend portier)
.
Overzicht
19
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Roetfilter (diesel)
Permanent, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding van de
kans op verstopping van
het roetfilter.Het roetfilter begint verzadigd te
raken. Ga als de omstandigheden het toelaten het roetfilter
regenereren door met een snelheid van meer dan
60
km/h te rijden tot het lampje dooft.
Permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en de
melding van een te
laag additiefniveau
voor het roetfilter. Het minimumniveau van het
additiefreservoir is bereikt.
Vul zo snel mogelijk bij: voer (3) uit.
Airbags Permanent. Een van de airbags of
gordelspanners is defect. Voer (3) uit.
Airbag
voorpassagier (ON) Permanent.
De airbag vóór aan
passagierszijde is geactiveerd.
De schakelaar staat in de stand
"ON ". Plaats in dit geval GEEN kinderzitje met de "
rug in
de rijrichting " op de voorpassagiersstoel – kans
op zwaar letsel!
Airbag
voorpassagier
(OFF) Permanent.
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
De schakelaar staat in de stand
"OFF ". U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting"
plaatsen, behalve in het geval van een storing in het
airbagsysteem (brandend lampje Airbags).
Dynamische
stabiliteitscontrole
(DSC) en
antispinregeling
(ASR) Permanent.
De functie wordt uitgeschakeld. Druk op de knop om de functie weer in te schakelen.
De functie DSC/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en bij ongeveer 50
km/h.
1
Instrumentenpaneel
25
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
+
+ Storing (met
elektrische
parkeerrem)
Permanent, in
combinatie met de
weergave van de
melding "Storing
parkeerrem". De parkeerrem is defect; de
handmatige en elektrische
bediening werken mogelijk niet
meer.
Om bij stilstand de auto op zijn plaats te houden:
F
T
rek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot
15
seconden aangetrokken tot het lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan op
de volgende wijze tegen wegrollen:
F
P
arkeer de auto op een vlakke ondergrond.
F
B
ij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie:
selecteer P en plaats de meegeleverde wielblokken
voor en achter een van de wielen.
Voer ver volgens (2) uit.
Mistachterlicht Permanent. Het lampje brandt.
+
Storing van de
remsystemen (met
Post Collision
Safety Brake
(PCSB)) Permanent.
Voer snel (3) uit.
+ Storing met
betrekking tot
de airbags of
pyrotechnische
gordelspanners
(met Post Collision
Safety Brake
(PCSB)) Permanent.
Voer snel (3) uit.
1
Instrumentenpaneel
92
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie "Peugeot Connect SOS" en de functie
"Peugeot Connect Assistance", en van de officiële
landstaal die door de eigenaar van de auto is
gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem werkzaam
is en de lijst van beschikbare PEUGEOT CONNECT-
diensten kunt u
bij uw verkooppunt opvragen of op
de internetsite voor uw land bekijken.
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van de LED en het
gesproken bericht bevestigen dat
de oproep is verstuurd naar de
alarmcentrale "Peugeot Connect
SO S " *.
Door nogmaals op deze toets te drukken wordt
de opdracht geannuleerd en gaat de LED uit.
De LED blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat de LED uit.
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert
onmiddellijk uw auto, spreekt u toe in uw
landstaal** en roept indien nodig de hulp in van
de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de
alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het lampje
3
seconden branden. Dit duidt op een goede werking
van het systeem.
Het lampje blijft rood branden: er is een storing in het
systeem.
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de noodoproep of
pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Peugeot Connect Assistance
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw verkooppunt
kunt opvragen, en de technische beperkingen
van het systeem
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie van de
auto.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking
van de functie "Peugeot Connect SOS" en
de functie "Peugeot Connect Assistance",
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
PEUGEOT CONNECT-diensten kunt
u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken. Druk langer dan 2
seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Veiligheid
96
ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de
kans dat de wielen hun grip verliezen
groter. Het is voor uw veiligheid dus van
het grootste belang dat de systemen
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van de
voorschriften van de fabrikant, niet alleen
met betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem
en elektronische onderdelen, maar ook
wat betreft de montageprocedures die
door het PEUGEOT-netwerk worden
toegepast.
Voor een maximale effectiviteit van deze
systemen onder winterse omstandigheden
adviseren wij u
winterbanden te
gebruiken.
Zorg er dan voor dat alle vier de
wielen zijn voorzien van hetzelfde
type winterband dat voor uw auto is
gehomologeerd.Post Collision Safety Brake
(PCSB)
Bij automatisch remmen na een aanrijding
activeert het ESC-systeem een automatische
remprocedure om het risico op bijkomende
aanrijdingen te verlagen, bijvoorbeeld als de
bestuurder niet reageert.
Het automatisch remmen treedt in werking na een
aanrijding aan de voorzijde, zijkant of achterzijde
van de auto.
Voorwaarden voor de werking
De aanrijding moet hebben geleid tot het afgaan van
de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.
De remsystemen en elektrische functies van de
auto moeten na de aanrijding in operationeel blijven.
Het automatisch remmen gaat gepaard met
het branden van de remlichten van de auto.
Het systeem grijpt niet in als er actie van
de bestuurder wordt vastgesteld:
-
g
aspedaal ingetrapt.
-
r
empedaal ingetrapt.
Het systeem werkt binnen de grenzen van
de natuurkundige wetten.
De bestuurder is verantwoordelijk
om de rijsnelheid voortdurend aan te
passen aan de rijomstandigheden en de
omstandigheden op de weg.
Storingen
Storing remsysteem
Storing met betrekking tot
de airbags of pyrotechnische
gordelspanners
Rijd voorzichtig.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aanhangerstabiliteitscontrole
(TSA)
Bij het trekken van een aanhanger vermindert
dit systeem de kans op slingeren van de auto
en de aanhanger. Deze twee lampjes gaan tegelijkertijd branden.
Deze twee lampjes gaan tegelijkertijd branden.
Veiligheid
102
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact gaat
lampje 1 op het instrumentenpaneel en
het desbetreffende lampje ( 1
of 2) op het
display van de veiligheidsgordels en airbag
vóór rood branden als de bestuurder en/of
de passagier(s) zijn (hun) gordel niet heeft
(hebben) vastgemaakt of weer heeft (hebben)
losgemaakt.
Waarschuwingslampje(s) veiligheidsgordels achter
Als een achterpassagier (zitrij 2) zijn
veiligheidsgordel losmaakt, verschijnen deze
pictogrammen ( 3
tot 5) in het rood op het
display van de veiligheidsgordels en airbag
vó ó r. Instructies
Alvorens te gaan rijden dient de
bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Wissel de gespen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de
gordels zijn dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
een oprolautomaat die er voor zorgt dat de
lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan de lichaamsbouw van de
gebruiker. De gordel wordt automatisch
opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik
van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder worden
geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat
de riem weer een stukje wordt opgerold.
Deze waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordel gelden alleen voor zitrij 2.
Instructies
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid