66Stoelen, veiligheidssystemenDe hoofdairbags bestaan uit een
airbag aan weerskanten in het
dakframe. Dit is te herkennen aan het
opschrift AIRBAG op de hemelbekle‐
ding.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Bij het aanbrengen van een kinder‐ veiligheidssysteem moet het passa‐
giersairbagsysteem gedeactiveerd
zijn conform de instructies in de tabel‐
len Inbouwposities kinderveiligheids‐
systemen 3 70.
De gordelspanners en alle andere
airbagsystemen blijven actief.
Afhankelijk van de auto staat er een
waarschuwing op het airbaglabel op
de zonneklep van de passagier voor.
Raadpleeg "Airbagsysteem" voor
nadere informatie 3 61.Het passagiersairbagsysteem is via
een schakelaar aan de zijkant van het
instrumentenpaneel te deactiveren.
Open de voordeur aan passagiers‐
zijde voor toegang tot de schakelaar alleen als de auto stilstaat en het
contact is uitgeschakeld.
Druk de schakelaar in en draai deze
om de positie te kiezen:* OFF:passagiersairbagsysteem
is gedeactiveerd en gaat
niet af bij een aanrijding. Bij ingeschakeld contact
brandt controlelampje
* OFF continu in de
plafondconsole 3 96,
3 100 en er verschijnt een
bijbehorend bericht op het
Driver Information Center
3 105.Ó ON:passagiersairbagsysteem
is actief.
Stoelen, veiligheidssystemen679Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 70.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als controlelampje ÓON na het
inschakelen van het contact brandt
en controlelampje *OFF niet brandt,
gaat het passagiersairbagsysteem bij een aanrijding af.
Als beide controlelampjes ÓON en
* OFF tegelijk branden, is er een
systeemstoring. De systeemstatus
wordt niet aangeduid; er mag
niemand op de passagiersstoel
worden vervoerd. Onmiddellijk
contact opnemen met een werk‐
plaats.
Als controlelampje j 3 101 samen
met v 3 100 blijft branden, is er
sprake van een systeemstoring. De
stand van de schakelaar kan per
ongeluk zijn veranderd terwijl het
contact aan is. Draai het contact uit en
weer aan en zet de schakelaar weer
in de juiste stand. Als j en v toch
nog blijven branden, roep dan de hulp
van een werkplaats in.
Status alleen wijzigen tijdens stilstand met het contact uitgeschakeld. De
status blijft vervolgens tot de
volgende wijziging van kracht.
Controlelamp airbag deactiveren
3 100.Kinderveiligheidssyste‐
men9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐ giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabel 3 70.
Airbag deactiveren 3 66.
Airbaglabel 3 61.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
100Instrumenten en bedieningsorganenRichtingaanwijzers 3 115.
Gordelverklikker X brandt of knippert rood.
Als de veiligheidsgordel wordt losge‐
maakt, zal controlelamp X knipperen
wanneer de rijsnelheid boven onge‐ veer 16 km/u komt. Ook klinkt er
gedurende maximaal twee minuten
een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel wordt vast‐
gemaakt, dooft de controlelamp.
Let op
Bij zware voorwerpen op de voor‐
stoelen kan controlelamp X oplich‐
ten. Voorwerp van de stoel halen of
veiligheidsgordel vastmaken.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 58.
Airbag en gordelspanners v brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt de lamp niet of dooft deze
tijdens het rijden, dan is er sprake van een storing in de gordelspanners of
de airbags. Het is mogelijk dat de
airbags en gordelspanners bij een
aanrijding niet in werking treden.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 56.
Airbagsysteem 3 61.
Airbag-deactivering Ó ON brandt geel.
De passagiersairbag voor is geacti‐
veerd.
* OFF brandt geel.
De passagiersairbag voor is gedeac‐
tiveerd 3 66.
Als beide controlelampen ÓON en
* OFF tegelijk branden, is er een
systeemstoring. De systeemstatus
wordt niet aangeduid; er mag
niemand op de passagiersstoel
worden vervoerd. Onmiddellijk
contact opnemen met een werk‐
plaats.
Indien verlicht in combinatie met v of
j , de hulp van een werkplaats inroe‐
pen.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
106Instrumenten en bedieningsorganenInfo-Display
Op het Info-Display verschijnt infor‐
matie van het Infotainmentsysteem, de tijd en afhankelijk van de versie de
buitentemperatuur.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het Infotainmentsysteem, de knoppen op de stuurkolom, het stemherkennings‐systeem (mits beschikbaar) of via hetaanraakschermdisplay.
Bediening met aanraakscherm
Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het
displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Infotainment.Boordinformatie
Er verschijnen berichten op het Driver
Information Center en wellicht brandt
daarbij controlelamp j of C op de
instrumentengroep.
Informatieberichten
Informatieberichten m.b.t. bijv. start‐
problemen, het Stop/Start-systeem,
het aantrekken van de handrem, de
centrale vergrendeling, het stuurslot
enz. melden de huidige status van
bepaalde boordfuncties en instructies
voor het gebruik.
StoringsmeldingenStoringsmeldingen m.b.t. bijv. het
brandstoffilter, airbags, emissie enz.
verschijnen in combinatie met contro‐
lelamp j. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg zo spoedig mogelijk een
werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om storings‐
meldingen, bijv. " CONTROLEER
INSPUITING ", van het display te
wissen. Na enkele seconden
verdwijnt de melding automatisch en
232TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ......................... 18, 136
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............214, 218
Aanduidingen op banden ..........194
Aanhangerkoppeling ..................169
Aanhangerstabilisatie ................170
Aanhanger trekken ....................169
Aanraakscherm .......................... 106
Aansteker .................................... 92
Absorptive Glass Mat-accu......... 178
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 172
Accu ............... 22, 23, 126, 178, 206
Accu, starthulp gebruiken ...........206
Achterdeuren .......................... 26, 34
Achterdeur handmatig vergrendelen ............................. 26
Achterklep..................................... 36
Achterlichten .............................. 183
Achterruitverwarming ................... 46
Achterste binnenverlichting ........116
Achterste zijruiten ........................45
Achteruitkijkcamera ...................164
Achteruitrijlichten ...............116, 186
AdBlue ................ 103, 108, 145, 214
AdBlue-tank ................................ 221
Afmetingen auto ........................219
Afstandsbediening ........................22
Afstand tot onderhoudsbeurt ........96AGM-accu................................... 178
Airbag deactiveren ....................... 66
Airbag-deactivering .................... 100
Airbag en gordelspanners .........100
Airbaglabel.............................. 61, 66
Airbagsysteem ............................. 61
Airconditioning ........................... 121
Airconditioning achterin .............125
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 133
Alarmknipperlichten ...................115
Algemene informatie .................. 169
Algemene richtlijnen voor het rijden ............................... 134, 135
Andere auto slepen ...................208
Antiblokkeersysteem .................152
Antiblokkeersysteem (ABS) .......102
Antidiefstalbouten .......................202
Anti-vries..................................... 176
Armsteun ..................................... 51
Asbakken ..................................... 92
Autogegevens ............................ 218
Autokrik....................................... 193
Automatisch blokkering brandstof ................................. 139
Automatische dimfunctie .............44
Automatische verlichting ............ 113
Automatisch vergrendelen ...........33
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 209