148VerlichtingUitstapverlichting
De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld bij uitschake‐
ling van het contact:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting
● bodemverlichting in beide buiten‐
spiegels
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is. De
binnenverlichting wordt geactiveerd
wanneer u in deze periode het
bestuurdersportier opent.
Padverlichting
De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto
verlaat.InschakelenHalogeenkoplampen
1. Schakel het contact uit.
2. Open het bestuurdersportier.
3. Richtingaanwijzerhendel naar u toe trekken.
4. Sluit het bestuurdersportier.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de richtingaanwij‐
zerhendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier geopend is.
Led-koplampen
De padverlichting wordt geactiveerd,
wanneer u na uitschakeling van het
contact het bestuurdersportier opent.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 128.
U kunt de instellingen opslaan voor de gebruikte sleutel 3 24.
Ontlaadbeveiliging accu Oplaadfunctie afgestemd op accu Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbaar vermogen en een opti‐
male vermogensverdeling van de
dynamo.
150InfotainmentsysteemInfotainmentsystee
mInleiding ..................................... 150
Basisbediening .......................... 154
Profielen ..................................... 158
Audio .......................................... 159
Navigatie .................................... 161
Navigatiesysteem ....................161
Connected Navigation .............163
Spraakherkenning .....................164
Algemene informatie ...............164
Gebruik .................................... 166
Telefoon ..................................... 168
Algemene aanwijzingen ..........168
Bluetooth-verbinding ...............168
Smartphone-applicaties gebruiken ................................ 170Inleiding
Het Infotainmentsysteem biedt u
eersteklas Infotainment voor in uw
auto.
Met behulp van radiotunerfuncties kunnen veel radiozenders worden
opgeslagen als favorieten.
Externe gegevensopslagapparaten
kunnen worden aangesloten op het Infotainmentsysteem als andere
audiobronnen; via USB of via Blue‐
tooth ®
.
Ook biedt het Infotainmentsysteem
de mogelijkheid om een mobiele tele‐
foon comfortabel en veilig in de auto
te gebruiken.
Specifieke smartphone-apps kunnen
ook worden bediend via het Infotain‐
mentsysteem.
Optioneel kunt u het Infotainmentsys‐
teem bedienen met het aanraak‐
scherm en de knoppen op het stuur‐
wiel, de knoppen op het stuurwiel of
via spraakherkenning (Multimedia
Navi Pro).Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Bezoek ons voor meer informatie,
waaronder enkele video's, online.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel de auto aan de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
154InfotainmentsysteemUitgebreid statusscherm
Het uitgebreide statusscherm is
toegankelijk door het middelste deel
van de onderste balk aan te raken en bevat de volgende informatie:
● belangrijke meldingen
● datum, tijd, temperatuur
● het momenteel actieve profiel ● status van netwerk en Wi-Fi- verbindingBasisbediening
Bediening via het scherm Het display van het Infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig
oppervlak voor rechtstreekse interac‐ tie met de getoonde menubedie‐
ningsorganen.Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpennen,
potloden en dergelijke voor het aanraakscherm.
Gebruik de volgende vingerbewegin‐
gen voor bedienen van het Infotain‐
mentsysteem.
Druk op
Via aanraken selecteert u een picto‐
gram of optie, activeert u een app of
wijzigt u de locatie op een kaart.
Infotainmentsysteem155Houd uw vinger op
Door uw vinger erop te houden kunt ueen app verplaatsen en radiozenders op de voorkeuzetoetsen opslaan.
Slepen
Met slepen verplaatst u apps op de
startpagina of verschuift u de kaart. U sleept een item door het vast te
houden en over het display naar de
nieuwe locatie te verplaatsen. Dit kan
omhoog, omlaag, naar rechts of naar
links.
Aanstoten
Met aanstoten kunt u items over korte afstand op een lijst of kaart verplaat‐
sen. U stoot aan door het geselec‐
teerde item vast te houden en
omhoog of omlaag naar een nieuwe
locatie te verplaatsen.
156InfotainmentsysteemSlingeren of vegen
Met slingeren of vegen bladert u door
een lijst, verschuift u de kaart of
wisselt u van pagina-aanzichten. U
doet dit door een vinger op het display
te zetten en deze snel omhoog en
omlaag of naar rechts en naar links te bewegen.
Terug naar vorige menu
Raak om terug te gaan naar het
vorige menu < aan.
Terug naar hoofdscherm van huidige
app
Raak om terug te gaan naar het
hoofdscherm van de huidige app &
aan.
Teruggaan naar het startscherm
Raak om terug te gaan naar het start‐ scherm ; aan.
Wi-Fi-verbinding Het Infotainmentsysteem kan worden
verbonden met een Wi-Fi-netwerk,
bijv. de hotspot van een mobiele tele‐
foon, of activeer een eigen Wi-Fi
Hotspot als OnStar beschikbaar is.
Verbinden met een Wi-Fi-netwerk Ga om te verbinden met een Wi-Fi-netwerk naar het startscherm en
selecteer Instellingen . Ga daarna
naar het tabblad Systeem en selec‐
teer Wi-Fi netwerken .
Er verschijnt een lijst met alle
beschikbare Wi-Fi-netwerken. Na het kiezen van een Wi-Fi-netwerk moet u
zich mogelijk aanmelden door invoe‐ren van het juiste wachtwoord op het Info-Display. In dat geval verschijnt er een bijbehorend venster.
Wi-Fi Hotspot activeren
Als OnStar beschikbaar is, kunt u een
Wi-Fi Hotspot activeren. U kunt op
twee manieren naar het menu Wi-Fi
Hotspot gaan:
● Ga naar het startscherm en selecteer het pictogram Wi-Fi
Hotspot .
● Ga naar het startscherm en selecteer Instellingen . Ga daarna
naar het tabblad Systeem en
selecteer Wi-Fi Hotspot .
In het menu Wi-Fi Hotspot kunt u de
Wi-Fi Hotspot activeren of deactive‐
ren en de naam en het wachtwoord
van de Wi-Fi Hotspot wijzigen. Ook
worden de verbonden apparaten
aangegeven.
Systeeminstellingen
Ga voor het menu Systeeminstellin‐
gen naar het startscherm en selec‐
teer Instellingen . De instellingen zijn
verdeeld in Systeem en Apps .
Infotainmentsysteem157U kunt de volgende instellingen wijzi‐
gen onder Systeem:
● Tijd/datum
● Taal (Language)
● Telefoons : Verbonden/niet
verbonden telefoons weergeven
of telefoon toevoegen.
● Wi-Fi netwerken : Verbinden met
een beschikbaar Wi-Fi-netwerk.
● Wi-Fi Hotspot : Wi-Fi-services
activeren/deactiveren en naam,
wachtwoord en verbonden appa‐ raten weergeven.
● Weergave : Weergavemodus
selecteren, aanraakscherm kali‐
breren en display uitzetten.
● Privacy : Locatieservices en data‐
services activeren/deactiveren.
● Geluiden : Maximaal volume bij
starten instellen, geluidssignalen
en aanraakgeluidssignalen acti‐
veren/deactiveren.
● Spraak : Lengte van aanwijzin‐
gen, snelheid van gesproken
feedback instellen en leerpro‐ grammamodus activeren/deacti‐
veren.● Favorieten : Favorieten beheren
en aantal audiofavorieten instel‐
len.
● Info : Informatie over open
source-software en apparaatre‐
gistratie weergeven.
● Actieve toepassingen : Apps, bijv.
Klimaat of Gebruikers , stoppen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Boordinstellingen terugzetten, instellingen en persoonlijke
gegevens verwijderen en stan‐ daardapps wissen.
U kunt de volgende instellingen wijzi‐
gen onder Apps:
● Android Auto : Android Auto app
activeren/deactiveren.
● Apple CarPlay : Apple CarPlay
app activeren/deactiveren.
● Audio (opties hangen af van
huidige audiobron): Geluidsin‐
stellingen, automatisch volume
wijzigen, verkeersinformatie,
koppeling DAB-FM, DAB-berich‐
ten, enz. activeren/deactiveren.● Navigatie : Navigatie-instellingen
wijzigen.
● Telefoon : Contacten sorteren,
contacten hersynchroniseren, alle contacten uit auto verwijde‐
ren, enz.
Infotainmentsysteem165Let op
Om te voorkomen dat gesprekken in
de auto onbedoeld de systeemfunc‐ ties beïnvloeden, start de stemher‐
kenning pas nadat deze is geacti‐
veerd.
Alleen de bestuurder kan het
systeem bedienen.
Belangrijke informatieOndersteunde talen ● Niet alle talen voor het Info- Display zijn ook beschikbaar voor
de spraakherkenning.
● Wordt de momenteel geselec‐ teerde displaytaal niet onder‐
steund door de spraakherken‐
ning, dan is deze niet beschik‐
baar.
In dat geval moet u een andere taal selecteren om het Infotain‐ mentsysteem met uw stem tebedienen.Adres van bestemming inspreken
U kunt het bestemmingsadres alleen
in de taal van het land van uw bestem‐ ming inspreken.Zo moeten voor het inspreken van
een adres in Frankrijk het display en
de spraakherkenning op Frans zijn
ingesteld.
Let op
Voor een meertalig land kunnen diverse talen worden gebruikt.
Zo kunnen Frans, Duits of Italiaans
voor Zwitserland worden gebruikt.Invoervolgorde voor bestemmings‐
adressen
De volgorde waarin de delen van een adres met het spraakherkennings‐systeem moeten worden ingevoerd is
afhankelijk van het land waarin de
bestemming ligt.
Let op
Het systeem werkt alleen met
complete adressen. Voer de plaats‐
naam en het adres in.
Spraakherkenning instellen
U kunt diverse instellingen en
aanpassingen voor de geïntegreerde
spraakherkenning van het Infotain‐
mentsysteem configureren, zoals de
frequentie van commandobevestigin‐
gen door de gebruiker of het niveau
van gedetailleerde feedback van het systeem.
Selecteer voor het instellen van
spraakherkenning Instellingen op het
startscherm en dan Systeem I
Spraak .
Vraag lengte
U kunt de lengte van aanwijzingen
instellen op Informatief, Kort of
Automatisch . Bij de instelling
Automatisch geeft het systeem gede‐
tailleerdere feedback aan het begin
van het eerste gebruik ervan. Het
systeem past zich automatisch aan
uw specifieke spraak aan. Hoe
vertrouwder u met het systeem bent,
des te minder gedetailleerd de feed‐
back van het systeem is.
Selecteer voor het instellen van de
lengte van aanwijzingen Instellingen
op het startscherm en dan Systeem I
Spraak I Vraag lengte .
166InfotainmentsysteemSpraakdoorschakel-toepassingVia de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op een smart‐
phone.
Houd voor het activeren van de
spraakherkenning op een smart‐
phone w op het stuurwiel ingedrukt
wanneer telefoonweergave actief is.
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van de smartphone.
Bezoek onze website voor meer infor‐
matie over de compatibiliteit.
GebruikSpraakherkenning activeren Let op
Tijdens een actief telefoongesprek is
spraakherkenning niet beschikbaar.
1. Druk op w op het stuurwiel.
Het audiosysteem wordt onder‐
drukt, u wordt gevraagd een
commando te geven en op het
Info-Display verschijnen hulpme‐
nu's met de belangrijkstecommando's die beschikbaar zijn. We adviseren ten zeerste de
bewoordingssuggesties van het systeem op te volgen.
Spreek niet wanneer het spraak‐
herkenningssymbool rood is en er
geen pieptoon heeft geklonken.
2. Een pieptoon geeft aan dat de spraakherkenning gereed is voor
spraakinvoer. Het spraakherken‐
ningssymbool wordt groen.
3. Start met een spraakcommando om een systeemfunctie te starten(bijv. een vooraf ingestelde radio‐
zender afspelen).
Regelen van het volume van de
gesproken instructies
Schakel ) het bedieningspaneel in of
druk À of Á op het stuurwiel
omhoog of omlaag tijdens een
gesproken aanwijzing.
Een gesproken instructie
onderbreken
U kunt een gesproken aanwijzing
onderbreken door even op w op het
stuurwiel te drukken.Er klinkt een pieptoon en het spraak‐
herkenningssymbool wordt groen. U
kunt nu direct een commando inspre‐ ken.
Een dialoogreeks annuleren
Er zijn diverse manieren om een
dialoog te annuleren en om de
spraakherkenning te deactiveren:
● Zeg " Annuleren ".
● Druk op n op het stuurwiel.
● Of druk op ; op het bedienings‐
paneel.
● Selecteer & of < in het help-
menu.
In de volgende situaties wordt een
dialoogreeks automatisch geannu‐
leerd:
● Als u gedurende enige tijd geen commando uitspreekt.
● Als u commando's uitspreekt die niet door het systeem worden
herkend.