
238Verzorging van de autoNummerGebruik1–2Elektrisch bediende ruit,achter3–4Opslagsysteem 1 voor
oplaadbare energie5–6–7Grootlicht links8Grootlicht rechts9Dimlicht links10Dimlicht rechts11Claxon12–13Voorruitwissermotor
bestuurder14Achterklep15Voorruitwissermotor
passagier16Voedingselektronica elek‐
tronische-remregelmoduleNummerGebruik17Achterruitenwisser18Achterklep19Stoelmodule voor20Sproeier21–22Lineaire stroommodule23Voedingsmotor elektroni‐
sche-remregelmodule24Stoelmodule achter25–26Regelmodule transmissie‐
stand27Ventilatieklep28Hulpoliepomp29Motorbron e-booster30Elektrische ruitbediening
voorin31Elektrisch centrum met
bussen in paneel32Ontwaseming achterruit33BuitenspiegelverwarmingNummerGebruik34Waarschuwingsfunctie
voetganger35–36–37Huidig sensor38Regensensor39–40E-booster (ECU)41Communicatiemodule
voedingskabel42Automatische inzittenden‐
detectie43Ruitschakelaar44Opslagsysteem voor
oplaadbare energie45Regelmodule boordinte‐
gratie46Regelmodule geïnte‐
greerd chassis47Koplamphoogte-instel‐ lingsapparaat

240Verzorging van de auto
Het zekeringenblok van het instru‐
mentenpaneel bevindt zich links van
het instrumentenpaneel. Trek de klep van de zekeringenkast eruit voor
toegang tot de zekeringen.
NummerGebruik1Videoverwerkingsmodule2Lampje zonnelichtsensor3Dodehoekdetectiesys‐
teem4Passieve ontgrendeling,
passieve start5Centrale gateway-module6Carrosserieregelmodule 47Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 29Carrosserieregelmodule 110Interfacemodule
aanhanger 111Versterker12Carrosserieregelmodule 813Datalinkconnector 114Automatische parkeerhulp15–16Enkele voedingsomkeer‐
module 117Carrosserieregelmodule 6NummerGebruik18Carrosserieregelmodule 519–20–21–22–23USB24Draadloze oplaadmodule25Gereflecteerd led-waar‐
schuwingsdisplay26Automatisch verwarmd stuurwiel27–28Instrumentengroep 229Interfacemodule
aanhanger 230Koplamphoogte-instel‐
lingsapparaat31OnStar32–33Module voor verwarming,
ventilatie en airconditio‐
ning

244Verzorging van de auto9Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Wanneer u de bandenspanning van
een auto met bandenspanningscon‐
trolesysteem moet verhogen of verla‐
gen, schakel dan de auto uit.
Afhankelijkheid van temperatuurDe bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op. De bandenspan‐ ningswaarden op de bandinformatie‐sticker en in de bandenspanningsta‐
bel verwijzen naar koude banden,
dus bij een temperatuur van 20 °C.
De druk neemt iedere temperatuur‐
stijging van 10 °C bijna 10 kPa toe.
Houd hier rekening mee wanneer u
warme banden controleert.
De bandenspanningswaarde die u op het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde iets lager, maar de band is niet lek.
Bandenspanningscontrole‐systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de
bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center.
U opent de bandenspanningspagina
door het auto-infomenu te kiezen met de knoppen rechts op het stuurwiel en
op { of } te drukken om banden‐
spanning te selecteren.

Verzorging van de auto245Reset het systeem als volgt:● Houd 9 ingedrukt tot het
bandenspanningscontrolesys‐
teem om een controle vraagt.
● Druk opnieuw op 9 om te beves‐
tigen. De claxon gaat twee keer
af.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het betreffende wiel
aangegeven in een bericht op het
Driver Information Center.
Voor de waarschuwingen kijkt het
systeem ook naar de temperatuur van de band.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 243.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 82.
Als
w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 265.
Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.
Boordinformatie 3 92.
Schakel de auto uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Winterbanden of aanvullende wiel‐
sets moeten zijn voorzien van senso‐ ren, omdat het systeem anders niet
werkt en controlelamp w ononderbro‐
ken brandt.
De storingslamp van het banden‐
spanningscontrolesysteem is gecom‐ bineerd met het controlelampje
bandenspanning te laag. Als het
systeem een defect detecteert, knip‐pert w ongeveer 1 minuut en blijft dan
ononderbroken branden. Voor de
duur van de storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlo‐
pen.
Wanneer de storingslamp w brandt,
is het systeem wellicht niet naar
behoren in staat om een te lage
bandenspanning te detecteren of te
signaleren. Er kunnen diverse rede‐
nen zijn voor storingen in het banden‐
spanningscontrolesysteem, zoals het
monteren van vervangende of andere banden of wielen op de auto waar‐
door het bandenspanningscontrole‐
systeem niet goed werkt. Controleer
na het vervangen van een of meer
banden of wielen op uw auto altijd de
controlelamp w van het bandenspan‐
ningscontrolesysteem, opdat het
bandenspanningscontrolesysteem
ook met de vervangende of andere
banden en wielen goed werkt.
Een reservewiel is niet uitgerust met
een druksensor. Het bandenspan‐
ningscontrolesysteem werkt niet op
deze wielen. Controlelamp w brandt.
Voor de overige drie wielen blijft het systeem werken.

246Verzorging van de autoGebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensoren
moet de hele ventielsteel worden
vervangen.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 265 en selecteer de betreffende
instelling in het menuDraagvermogen banden in het menu
Opties op het Driver Information
Center 3 84. Deze instelling is de
referentiewaarde voor waarschuwin‐ gen over de bandenspanning.
De beschikbare instellingen zijn:
● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Zuinig voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Automatisch inleren
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐ tificatiecode moet aan de positie van
een nieuw wiel worden gekoppeld
nadat de wielen zijn geroteerd of alle wielen zijn verwisseld en als een of
meer bandenspanningssensoren zijn
vervangen.
Nadat de wielen zijn vervangen moet de auto ca. 20 minuten blijven stil‐
staan alvorens het systeem een
herberekening uitvoert. Het daarop‐
volgende inleerproces duurt
10 minuten bij een minimale rijsnel‐
heid van 20 km/u. In dit geval kan w
verschijnen of u ziet wisselende
spanningswaarden op het Driver
Information Center.
Als er tijdens het inleren problemen optreden, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2-3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.

Klantinformatie267IntelliLink-e infotainmentsysteem
LG Electronics
European Shared Service Center
B.V., Krijgsman 1, 1186 DM Amstel‐
veen, The NetherlandsBedrijfsfrequentie
(MHz)Maximale
output (dBm)2400,0 - 2483,54,02400,0 - 2483,513,05725,0 - 5850,013,0
OnStar-module
LG Electronics
European Shared Service Center B.V., Krijgsman 1, 1186 DM Amstel‐
veen, The Netherlands
Bedrijfsfrequentie
(MHz)Maximale
output (dBm)2402 - 248042412 - 246218880 - 915331710 - 1785241850 - 1910241920 - 1980242500 - 257023
Radareenheid
Hella KGaA Hueck & Co.
Rixbecker Strasse 75, 59552 Lipp‐
stadt, Germany
Bedrijfsfrequentie:
24,05 - 24,25 GHz
Maximale output: 20 EIRP dBm
Ontvanger handzender
Robert Bosch GmbH
Robert Bosch Platz 1, 70839 Gerlin‐
gen, Germany
Bedrijfsfrequentie: n.v.t.
Maximale output: n.v.t.
Zender handzender
Robert Bosch GmbH
Robert Bosch Platz 1, 70839 Gerlin‐
gen, Germany
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximale output: -4 dBm
Externe module smartphone
Denso Corporation
Waldeckerstrasse 11, 64546 Moerfel‐ den-Walldorf, Germany
Bedrijfsfrequentie: 2400-2482 MHz
Maximale output: 3 dBm
Bandenspanningssensoren
Schrader Electronics Ltd.
11 Technology Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS, Northern Ireland,
United Kingdom
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximale output: 10 dBm
REACH Registration, Evaluation, Authorisa‐
tion and Restriction of Chemicals
(REACH) is een EU-verordening ter
verbetering van de bescherming van
de volksgezondheid en het milieu
tegen de risico's die mogelijk uitgaan
van chemische stoffen. Ga naar
www.opel.com/reach voor nadere
informatie en voor inzage in de
Artikel 33-communicatie.

272KlantinformatieEnGIS Technologies, Inc.BringGo ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van EnGIS Technolo‐
gies, Inc.Google Inc.
Android™ en Google Play™ Store
zijn handelsmerken van Google Inc.Stitcher Inc.
Stitcher™ is een handelsmerk van
Stitcher, Inc.Verband der Automobilindustrie e.V.
AdBlue ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van de VDA.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden
in uw auto gemonteerd. Regeleenhe‐ den verwerken gegeven die, bijvoor‐
beeld, afkomstig zijn van autosenso‐
ren of die de regeleenheden zelf
aanmaken of onderling uitwisselen.
Sommige regeleenheden zijn vereist
voor een veilige werking van uw auto,
andere bieden ondersteuning tijdens
het rijden (rijhulpsystemen) of verzor‐ gen comfort- of Infotainmentfuncties.
Hieronder volgt algemene informatie
over gegevensverwerking in de auto.
U vindt extra informatie over welke
specifieke gegevens worden
geüpload, opgeslagen en doorgege‐
ven aan derden en voor welke doel‐
einden in uw auto onder het trefwoord
Gegevensbescherming gekoppeld
aan de verwijzingen voor de desbe‐
treffende functionele eigenschappen
in de desbetreffende gebruikershand‐leiding of in de algemene verkoop‐
voorwaarden. U kunt deze ook online
inzien.
Bedieningsgegevens in de auto Regeleenheden verwerken gege‐
vens voor bediening van de auto.
Dergelijke gegevens omvatten,
bijvoorbeeld:
● statusinformatie over de auto (bijv. snelheid, massatraagheid,
dwarsversnelling, wielsnelhe‐
den, schermpje "veiligheidsgor‐
dels omgedaan")
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur, regensensor,
afstandssensor)
De meeste van deze gegevens zijn
vluchtig van aard en worden alleen in de auto zelf verwerkt, zodat ze niet
buiten de bedieningsperiode om
bewaard blijven. Regeleenheden
(met inbegrip van de autosleutel)
gebruiken vaak een voorziening voor
gegevensopslag. Dit om tijdelijke of
permanente opslag mogelijk te

279Koelvloeistof............................... 225
Koelvloeistof en antivries ............260
Koplampafstelling .......................231
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 105
Koplampverstelling ....................105
Koppelen .................................... 139
L Laadsysteem ............................... 80
Lane keep assist ..................82, 200
Leeslampen ............................... 108
Lichtschakelaar .......................... 102
Lichtsignaal ................................ 104
Locatie-gebaseerd laden ............206
Luchtinlaat ................................. 153
M Maximaal opstartvolume............. 119
Menubediening ........................... 117
Meters........................................... 76
Mistachterlicht .............. 83, 106, 232
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................146
Motorgegevens .......................... 264
Motorkap .................................... 225
Mute............................................ 113N
Nieuwe auto inrijden ..................156
Noodgevallen ............................. 155
Noodoproep ................................ 142
O Obstakeldetectiesystemen .........182
OnStar .......................................... 97
Ontlaadbeveiliging accu ............108
Opbergruimte................................ 59
Opbergvakken .............................. 59
Opbergvak middenconsole ..........60
Opgeslagen instellingen ...............20
Oplaadkabel ............................... 216
Oplaadmodus selecteren ...........206
Oplaadstatus .............................. 214
Oplaadtarief selecteren ..............206
Opladen ...................................... 202
Opladen negeren ........................206
Oproepenhistorie ........................142
Overbelasting elektrisch systeem .................................. 234
Overzicht bedieningselementen. 111
Overzicht instrumentenpaneel .......8
P
Panoramazichtsysteem ..............193
Parkeerhulp ............................... 182
Parkeerhulp met ultrasoonsensoren ..................182
Parkeerlichten ............................ 106Parkeren .............................. 14, 159
Pech ........................................... 254
Persoonlijke instellingen ..............93
Portieren ....................................... 30
Portier open ................................. 84
Prestaties ................................... 264 Profieldiepte ............................... 246
R
Radio Afstemmen op zender .............124
DAB configureren ....................128
DAB-berichten ......................... 128
Digital audio broadcasting
(DAB) ...................................... 128
Favoriete lijsten .......................124
Frequentiebereik selecteren ...124
Gebruik.................................... 124
Inschakelen ............................. 124
Intellitext .................................. 128
Radio Data System (RDS) ......126
RDS configureren.................... 126
Regio-instelling........................ 126
Regionaal ................................ 126
Zender zoeken ........................ 124
Radio activeren........................... 124
Radio Data System .................... 126
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 275
RDS ............................................ 126