Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 4
Sleutels, portieren en ruiten .........16
Stoelen, veiligheidssystemen ......38
Opbergen ..................................... 59
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................66
Verlichting .................................. 102
Infotainmentsysteem ..................109
Klimaatregeling .......................... 148
Rijden en bediening ...................154
Verzorging van de auto ..............221
Service en onderhoud ................259
Technische gegevens ................262
Klantinformatie ........................... 266
Trefwoordenlijst ......................... 276Inhoud
20Sleutels, portieren en ruitenMet zorg behandelen, vochtvrij
houden, beschermen tegen hoge
temperaturen en onnodig gebruik
vermijden.
Let op
Leg de elektronische sleutel niet in
de bagageruimte of voor het
Info-Display.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op
het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden
vervangen 3 92.
Batterij in de elektronische sleutel
vervangen 3 17.
Elektronische sleutel
synchroniseren
De elektronische sleutel synchroni‐
seert zichzelf automatisch bij elke
startprocedure.Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of als het aandrijvingssysteem niet kan
worden gestart, kan dit de volgende
oorzaken hebben:
● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de elektronische sleutel, waardoor de stroomvoorziening
voor korte tijd wordt onderbro‐
ken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 21.Opgeslagen instellingen
Bij uitschakeling van het contact
worden bepaalde functie-instellingen
mogelijk automatisch door de hand‐
zender opgeslagen:
● automatische klimaatregeling
● verlichting
● Infotainment-systeem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen in het
geheugen van de elektronische sleu‐ tel 3 19 worden automatisch toege‐
past wanneer de auto de volgende
keer wordt ingeschakeld.
Voorwaarde is wel dat Bestuurder‐
spersonalisatie is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke elektronische sleutel
die wordt gebruikt. De gewijzigde
status is pas beschikbaar nadat de
auto is vergrendeld en ontgrendeld.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Instrumenten en bedieningsorganen67Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en snelheidsbegren‐
zer zijn te bedienen via de knoppen
links op het stuurwiel.
De frontaanrijdingswaarschuwing is
ook in te stellen met de knoppen links op het stuurwiel.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via de knoppen rechts op het
stuurwiel.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 171.
Infotainmentsysteem 3 109.
Verwarmd stuurwiel
Druk op A om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid door de LED in de toets.
84Instrumenten en bedieningsorganenSnelheidsbegrenzerL brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Snelheidsbegrenzer is actief. Inge‐
stelde snelheid wordt aangegeven bij
symbool L.
Snelheidsbegrenzer 3 172.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 197.Portier open
Het lampje brandt als er een portier,
de motorkap of de achterklep open
staat. Het symbool verandert naarge‐
lang.
Ook verschijnt er elke keer bij het
openen van de motorkap of de
achterklep een plaatje op het Driver
Information Center.
Driver Information Centre 3 84.
Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
De indicatie op het Driver Information Center is afhankelijk van de uitrus‐
ting:
● kilometerteller en dagteller
● voertuiginformatie
● ritinformatie
● informatie over zuinig rijden
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● audio- en Infotainmentinformatie
● telefooninformatie
● auto-instellingen
Menupagina's verschijnen door op ]
op het stuurwiel te drukken.
Druk op { of } om een menu te
selecteren, druk op 9 om te bevesti‐
gen. Selecteerbare menupagina's
zijn:
Instrumenten en bedieningsorganen87Menu Opties
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het menu
Opties :
● Eenheid
● Snelheidswaarschuwing
● Draagvermogen band
Eenheden
Druk op [ terwijl de eenhedenpagina
wordt weergegeven.
Selecteer Engelse of metrische
eenheden door op 9 te drukken.
Snelheidswaarschuwing
De snelheidswaarschuwingsfunctie
waarschuwt de bestuurder bij over‐
schrijding van een ingestelde snel‐
heid.
Stel de snelheidswaarschuwing in
door op 9 te drukken terwijl de
pagina wordt weergegeven. Druk op
[ en { of } om de waarde aan te
passen. Druk op 9 om de snelheid in
te stellen. Na het instellen van de
snelheid kan deze functie worden
uitgeschakeld door tijdens het bekij‐
ken van deze pagina op 9 te druk‐ken. Als de geselecteerde maximum‐
snelheid wordt overschreden,
verschijnt er een pop-upwaarschu‐
wing en klinkt er een geluidssignaal.
Draagvermogen banden
De bandenspanningscategorie
volgens de huidige bandenspanning
is te selecteren 3 244.
Druk op { of } om een categorie
Licht , Zuinig of Max te selecteren.
Druk op 9 om de categorie te beves‐
tigen.
Help
Geeft informatie over de meters die in
de verschillende indelingen ( Simpel,
Standaard of Uitgebreid ) beschikbaar
zijn.
Open source-software
Systeeminstellingen 3 121.
Info-Display
Op het Info-Display kan het volgende worden aangegeven:
● klimaatregeling 3 148
● Infotainmentsysteem 3 111● persoonlijke instellingen 3 93
● informatie stroomverloop
● programmeerbare laadinstellin‐ gen
● verbruiksinformatie
● achteruitkijkcamera 3 194
● buitentemperatuur 3 70
● parkeerhulpinstructies 3 182
Menu's en instellingen selecteren Via het display krijgt u toegang tot de
menu's en instellingen.
92Instrumenten en bedieningsorganenwaarschuwingsfunctie voor
vermogensverlies in op Aan of
Uit .
● Radio uit bij : Op deze manier kan
er op energie van de hoogspan‐
ningsaccu worden bespaard.
Stel de waarde in voor de herin‐
nering die moet worden weerge‐
geven. U kunt het oplaadniveau
voor de hoogspanningsaccu voor
Radio uit bij instellen door op
Energie te tikken, dan op
Oplaadopties en dan op Radio uit
bij . Selecteer Uit, 2% , 4% , 6% ,
8% , 10% .Lage energiemodus
Op deze manier kan er op energie
van de hoogspanningsaccu worden
bespaard.
1. Houd m van het infotainmentsys‐
teem ingedrukt.
2. Tik Ja op het Info-Display aan. Het
scherm wordt uitgeschakeld.
3. Druk opnieuw op m om het display
in te schakelen.Boordinformatie
Meldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op 9 op het stuurwiel om een
bericht te bevestigen.
Boord- en onderhoudsinformatie
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Sommige belangrijke gegevens
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één geluidssignaal.
Bij het starten van het
aandrijvingssysteem of tijdens
het rijden
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere akoestische signalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te snel kleiner wordt.
Infotainmentsysteem109Infotainmentsystee
mInleiding ..................................... 109
Algemene aanwijzingen ..........109
Antidiefstalfunctie ....................110
Overzicht bedieningselementen .............111
Gebruik .................................... 113
Basisbediening .......................... 117
Geluidsinstellingen ..................119
Volume-instellingen .................119
Systeeminstellingen ................121
Radio ......................................... 124
Gebruik .................................... 124
Zender zoeken ........................ 124
Radio Data System .................126
Digital Audio Broadcasting ......128
Externe apparaten .....................130
Algemene informatie ...............130
Audio afspelen ......................... 132
Afbeeldingen weergeven .........134
Films afspelen ......................... 135
Smartphone-applicaties gebruiken ................................ 137Spraakherkenning .....................138
Algemene informatie ...............138
Gebruik .................................... 138
Telefoon ..................................... 139
Algemene aanwijzingen ..........139
Bluetooth-verbinding ...............139
Noodoproep ............................. 142
Bediening ................................ 142
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur ...............146Inleiding
Algemene aanwijzingen
Het Infotainmentsysteem biedt u
eersteklas Infotainment voor in uw
auto.
Met de tunerfuncties kunt u naar een
groot aantal verschillende radiozen‐
ders luisteren.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het Infotainmentsysteem aansluiten, via
kabel of via Bluetooth.
Het infotainmentsysteem is uitgerust
met een telefoonaansluiting, waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐ bel en veilig in de auto kunt gebrui‐
ken.
U kunt ook specifieke smartphone-
apps via het Infotainmentsysteem
bedienen.
Optioneel kunt u het Infotainmentsys‐
teem bedienen met de knoppen op
het aanraakscherm of stuurwiel, of
door middel van spraakherkenning
(indien uw mobiele telefoon dit onder‐ steunt).
110InfotainmentsysteemDoor het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het
aanraakscherm en de heldere
displays kunt u het systeem gemak‐
kelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel de auto aan de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
● wijzigingen in de afstand tot de zender
● ontvangst van meerdere signa‐ len tegelijk door reflecties
● obstakels
Antidiefstalfunctie Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐ teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.