Page 185 of 260

65)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van het voertuig accessoires wil
monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
BELANGRIJK
2)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
3)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt geadviseerd contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk om de
vloeistof te laten vervangen.
4)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
startinrichting op STOP is gezet en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een laag
amperage gedurende ongeveer 24 uur
op te laden. De accu langer opladen,
kan de accu beschadigen.
BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op hetdeksel van de accu. De kabelklemmen
moeten ook corrosievrij zijn en stevig
aan de klemmen bevestigd worden. Als
een acculader van het "snelle" type
wordt gebruikt terwijl de accu in het is
voertuig gemonteerd, moeten eerst
beide kabels van de accu losgemaakt
worden alvorens de acculader aan te
sluiten. Gebruik geen "snellader" voor
de levering van startspanning.
VERSIES ZONDER
STOP/START-SYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
VERSIES MET STOP/
START-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
Koppel de stekker 1 fig. 168 los van
de accusensor 3 op de minklem 4 (–)
van de accu los (door op de knop 2 te
drukken);
183
Page 186 of 260

sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem 5 van de
accu en de minkabel (–) op de klem van
de sensor 4 zoals aangegeven in de
figuur;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 aan zoals aangegeven in de
figuur.
ONDERHOUDS-
PROCEDURES
66) 67) 68)
De volgende pagina's bevatten de
voorschriften voor hetvereiste
onderhoud die voorzien zijn door het
technische personeel dat het voertuig
heeft ontworpen.
In aanvulling op deze specifieke
onderhoudsinstructies die
gespecificeerd zijn voor het
geprogrammeerde routine-onderhoud,
zijn er andere componenten die
reparatie of vervanging vereisen tijdens
de gebruikscyclus van het voertuig.
MOTOROLIE
Motorolieniveau controleren
69)
Om een juiste smering van de motor te
garanderen, moet de olie altijd op het
voorgeschreven niveau worden
gehouden (zie "Motorruimte" in dit
hoofdstuk).
MOTOROLIEFILTER
Het motoroliefilter vervangen
Het motoroliefilter moet elke keer dat de
motorolie ververst wordt vervangen
worden.Het is raadzaam om het te vervangen
door een origineel onderdeel, speciaal
ontworpen voor dit voertuig.
LUCHTFILTER
164)
Luchtfilter vervangen
Zie het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" voor de juiste
onderhoudsintervallen.
Het is raadzaam om het te vervangen
door een origineel onderdeel, speciaal
ontworpen voor dit voertuig.
ONDERHOUD
AIRCONDITIONING
70) 71)
Om de beste prestaties te garanderen,
moet de airconditioning gecontroleerd
en onderhouden worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk,
bij het begin van de zomer.
RUITEN
Wees bij het reinigen van de verwarmde
achterruit voorzichtig als de
ontdooifunctie ingeschakeld is,
vanwege de temperatuur van het glas;
zorg er ook voor dat kinderen het
verwarmde oppervlak niet aanraken.
Het glas kan heet zijn.
16809036J0001EM
184
ONDERHOUD EN ZORG
Page 187 of 260

Gebruik nooit schurende
reinigingsmiddelen om het oppervlak
van de ruiten schoon te maken.
Gebruik geen schrapers of scherpe
voorwerpen die krassen op de ruiten
zouden kunnen veroorzaken.
Sproei het reinigingsmiddel op de doek
die u gebruikt om de
achteruitkijkspiegel schoon te maken.
Sproei het reinigingsmiddel niet
rechtstreeks op het glas.
Het reinigen van de ruit met heet water
kan ertoe leiden dat eventuele etiketten
worden verwijderd.
RUITENWISSER
Wisserbladen voorruit vervangen
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op knop
1 fig. 169 van de springveer en
verwijder het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.
BELANGRIJK Schakel de ruitenwissers
niet met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar
fig. 170. Als de ruitensproeiers niet
werken, controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Motorruimte” in dit
hoofdstuk). Gebruik alleen de
voorgeschreven vloeistof, gebruik niet
alleen water.
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
UITLAATSYSTEEM
165) 166)
72)
Passend onderhoud van het
motoruitlaatsysteem is de beste
bescherming tegen lekkage van
koolmonoxide in het interieur.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
(waar aanwezig)
73)
Gebruik alleen een versnellingsbakolie
met dezelfde kenmerken als die
vermeld in de tabel "Vloeistoffen en
smeermiddelen" (zie hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Speciale additieven
Gebruik geen enkel type additief bij de
automatische versnellingsbakolie. De
automatische versnellingsbakolie is een
product dat speciaal ontworpen is voor
het voertuig en de prestaties kunnen
negatief beïnvloed worden door het
gebruik van andere additieven.
Vermijd het gebruik van afdichtmiddelen
voor de versnellingsbak, aangezien
deze de efficiëntie van de afdichtingen
van de automatische versnellingsbak
negatief kunnen beïnvloeden.
16909046J0002EM
17009046J0003EM
185
Page 188 of 260

BELANGRIJK Gebruik geen chemische
middelen om de versnellingsbak te
spoelen, dit kan de onderdelen
beschadigen.
Verversingsfrequentie van de olie
Onder normale bedrijfsomstandigheden
van het voertuig hoeft de
versnellingsbakolie niet ververst te
worden.
Als olielekkage of een onregelmatige
werking van de versnellingsbak wordt
geconstateerd, moet u de
versnellingsbak onmiddellijk laten
controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Rijden met een
onvoldoende olieniveau kan ernstige
schade aan de versnellingsbak
veroorzaken.
BELANGRIJK
164)Het luchtinlaatsysteem (luchtfilter,
rubber slangen, enz.) kan als bescherming
fungeren in geval van terugslag van de
motor. VERWIJDER dit systeem NIET, tenzij
u reparatie- of onderhoudswerkzaamheden
moet uitvoeren. Controleer, alvorens de
motor te starten, dat het systeem niet
verwijderd is: het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot
ernstig letsel.165)Uitlaatgassen zijn uiterst gevaarlijk, en
kunnen dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide, een kleurloos en reukloos
gas dat bij inademing bewustzijnsverlies en
vergiftiging kan veroorzaken.
166)Het uitlaatsysteem kan zeer hoge
temperaturen bereiken en kan leiden tot
brand als het voertuig geparkeerd wordt op
ontvlambaar materiaal. Droog gras of
bladeren kunnen ook vlam vatten als ze in
contact komen met het uitlaatsysteem.
Parkeer of gebruik het voertuig niet op een
plaats waar het uitlaatsysteem in contact
kan komen met ontvlambaar materiaal.
BELANGRIJK
66)Het wordt geadviseerd het voertuig te
laten onderhouden bij een werkplaats van
het Fiat Servicenetwerk. Bij het persoonlijk
uitvoeren van normale periodieke
werkzaamheden en
onderhoudshandelingen wordt geadviseerd
gebruik te maken van geschikte
gereedschappen, originele
vervangingsonderdelen en de noodzakelijke
vloeistoffen. Voer geen enkele ingreep uit
als u niet over de noodzakelijke ervaring
beschikt.
67)Onjuist onderhoud van het voertuig of
het niet uitvoeren van
reparatiewerkzaamheden (indien nodig) kan
leiden tot duurdere reparaties, schade aan
andere onderdelen of een negatieve
inwerking op de prestaties van het voertuig.
Laat elke storing onmiddellijk controleren bij
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.68)Het voertuig is uitgerust met
vloeistoffen die geoptimaliseerd zijn of die
de prestaties en levensduur beschermen
en de onderhoudsintervallen groter maken.
Gebruik geen chemische middelen voor het
wassen van deze onderdelen omdat deze
de motor, de versnellingsbak of de
klimaatregeling kunnen beschadigen. Deze
schade wordt niet gedekt door de garantie
van het voertuig. Als er een onderdeel
gewassen moet worden omdat het niet
goed werkt, gebruik dan uitsluitend
speciale vloeistof om dat te doen.
69)Een overtollige of onvoldoende
hoeveelheid olie in het motorblok leidt tot
ernstige beschadiging van de motor. Zorg
ervoor dat de olie altijd op een geschikt
niveau staat.
70)Vraag altijd om het gebruik van
uitsluitend goedgekeurde koel- en
smeermiddelen voor de compressor die
geschikt zijn voor het specifieke
klimaatregelsysteem dat op het voertuig
gemonteerd is. Sommige niet
goedgekeurde koelmiddelen zijn brandbaar
en kunnen exploderen, met risico op
verwondingen. Het gebruik van
niet-goedgekeurde koelmiddelen of
smeermiddelen kan de werking van het
systeem negatief beïnvloeden, wat tot dure
reparaties leidt.
71)Het airconditioningssysteem bevat
koelmiddel onder hoge druk: om letsel aan
mensen of schade aan het systeem te
voorkomen moet bijvullen van koelmiddel of
reparatie waarbij de kabels losgekoppeld
moeten worden, uitgevoerd worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
186
ONDERHOUD EN ZORG
Page 189 of 260

72)Voertuigen uitgerust met katalysator
mogen uitsluitend getakt worden met
loodvrije benzine. Loodhoudende benzine
kan de katalysator permanent beschadigen
en de werking om vervuilende emissies te
beperken teniet doen, waardoor de
prestaties van de motor in gevaar komen,
die hierdoor onherstelbaar beschadigd kan
raken. Als de motor niet goed werkt, in het
bijzonder bij moeizaam starten of bij
prestatieverlies, ga dan onmiddellijk naar
het Fiat Servicenetwerk. Langdurige en
onjuiste werking van de motor kan leiden
tot oververhitting van de katalysator en, als
gevolg, mogelijke schade aan de
katalysator en het voertuig.
73)Het gebruik van een
versnellingsbakvloeistof anders dan de
goedgekeurde kan de kwaliteit van het
schakelen in gevaar brengen en/of leiden
tot trilling van de versnellingsbak zelf.HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgeheven moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
De hefpunten van het voertuig zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie afbeelding in
fig. 171 ).
WIELEN EN BANDEN
167) 168) 169) 170) 171)
VELGEN EN BANDEN
Zie voor het type wielvelgen die op het
voertuig gemonteerd zijn de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
SNEEUWKETTINGEN
74)
Op 205/55 R16 en 195/65 R15 banden
kunnen 9 mm sneeuwkettingen
gemonteerd worden.
Er kunnen 7 mm-kettingen gemonteerd
worden op 225/45 R17 banden.
Kettingen kunnen niet gemonteerd
worden op 225/40 R18 92W
XL-banden.
Belangrijke opmerkingen
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen. In bepaalde landen
worden banden gemarkeerd met de
M+S (Mud and Snow) beschouwd als
winteruitrusting; het gebruik hiervan is
gelijkwaardig aan dat van de
sneeuwkettingen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden.
17109056J0001EM
187
Page 190 of 260

Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
niet-originele afmetingen kunnen het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende maten of typen (M+S,
winter-, enz.) banden op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid
van de auto benadelen, met het risico
van controleverlies over het voertuig en
bijgevolg ongevallen.
TIPS VOOR HET
OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
De voor- en achterbanden zijn
onderhevig aan verschillende
belastingen en spanningen die te wijten
zijn aan stuurbewegingen, manoeuvres
en remmen. Daarom kunnen ze
ongelijkmatig verslijten.
Om dit probleem op te lossen, moeten
de banden op het juiste moment
worden verwisseld. Banden omwisselen
is het verplaatsen van de wielen naar
een andere as op het voertuig. Alle
wielen worden daarbij op een andere as
van het voertuig gezet.Het omwisselen van banden draagt bij
tot het handhaven van de grip en
tractieprestaties op natte, modderige of
besneeuwde wegen, waarbij optimale
bestuurbaarheid van het voertuig wordt
gegarandeerd.
In geval van onregelmatige slijtage van
de banden de oorzaak hiervan
opsporen en het probleem zo snel
mogelijk verhelpen, door contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
167)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
168)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
169)Als de banden van het
"eenrichtingstype" zijn, geen banden van
de rechterkant van het voertuig verwisselen
naar de linkerkant, en omgekeerd. Dit type
banden kan alleen aan dezelfde zijde van
het voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
170)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
171)Rijden met geheel of gedeeltelijk
leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en
de band onherstelbaar beschadigen.
BELANGRIJK
74)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
188
ONDERHOUD EN ZORG
Page 191 of 260

REMMEN
Het voertuig is uitgerust met vier
mechanische
remblokslijtagedetectoren, een op elk
wiel (voor versies met remschijven op
alle wielen) en twee mechanische
remblokslijtagedetectoren, uitsluitend
op de voorwielen (voor versies met
trommelremmen op de achterwielen).
Als de remvoeringen bijna zijn versleten,
zal bij het intrappen van het rempedaal
een zwak piepend geluid te horen zijn:
dit zal ongeveer 100 km duren (dit
aantal kilometers hangt af van rijstijl en
route).
Er kan dan nog gewoon worden
gereden, mits dat voorzichtig gebeurt.
Neem echter zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om de
versleten remblokken te laten
vervangen.
CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lak
75)
5)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de
omgeving. Zo is het bijvoorbeeld
raadzaam het voertuig vaker te wassen
in gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Sommige delen van het voertuig
kunnen zijn voorzien zijn van een matte
lak die, om intact te blijven, speciale
zorg vereist: zie de aanwijzingen in de
waarschuwing aan het eind van deze
paragraaf
76)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien
mogelijk, eerst nat met een waterstraal
onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in
de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.
189
Page 192 of 260

Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat
hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke
schoonmaakmiddelen en schone,
zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het
binnenoppervlak van de achterruit
voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die
in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit
aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof
lampenglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van
de koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van
de motorruimte moet de startinrichting
in de stand STOP staan en de motor
koud zijn. Controleer na het reinigen of
de verschillende beschermingen (bijv.
rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
75)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.76)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
5)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
190
ONDERHOUD EN ZORG