Page 137 of 260

LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Voorste lamp positie
1. Dimlicht
2. Mistlampen
3. Grootlicht/Dagverlichting (DRL)
4. Richtingaanwijzer.
Dimlicht
Rechterkoplamp
Ga als volgt te werk om lamp 1
fig. 109 te vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 110 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
verwijder de rubberen dop;
maak de stekker los;
haal de lamp uit de houder door
deze van uit de borgveren los te
maken;
plaats de nieuwe lamp en voer de
eerder beschreven procedure in
omgekeerde volgorde uit.
Linkerkoplamp
werkend van binnen uit de
motorruimte, verwijder de rubberen kap
van de lamp van het dimlicht 1 fig. 109;
haal de lamp uit de houder door
deze van uit de borgveren los te
maken;
koppel de stekker los en vervang de
betreffende lamp 1 fig. 109;
sluit de elektrische connector aan op
de nieuwe lamp;
herplaats de samenstelling in de
zetel;
monteer de rubberen dop weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Mistlampen
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
10908026J0002EM
110P08026J004
111P08026J0012
135
Page 138 of 260

draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 111 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
draai de lamp- lamphouderunit 1
fig. 112 linksom en verwijder hem dan
door hem naar buiten de schuiven;
maak de stekker los;
sluit de stekker aan op de nieuwe
unit: breng hem dan in, draai hem
rechtsom, en zorg dat hij correct sluit;
plaats ten slotte de inspectieklep
terug.
Grootlicht/Dagverlichting (DRL)
Ga als volgt te werk om lamp 3
fig. 109 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen kap
1 fig. 113;
draai de lamphouder linksom en trek
hem naar buiten;
sluit de elektrische connector af en
vervang de lamp/ lamphouder 2;
sluit de elektrische connector aan op
de nieuwe montage;
plaats vervolgens de samenstelling in
hun zitting en draai deze rechtsom,
verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is;
monteer de rubber kap 1 weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om lamp 4
fig. 109 te vervangen:
draai de lamp-lamphouderunit
linksom;
vervang de lamp met de
"bajonetsluiting";
plaats vervolgens de lamp/
lamphouder in zijn zitting en draai deze
rechtsom, verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is.
Zijrichtingaanwijzer
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas 1
fig. 114 aan om de inwendige borgveer
2 in te drukken en trek de lichtunit naar
buiten;
draai de lamphouder 3 linksom,
verwijder de lamp 4 en vervang hem;
hermonteer de lamphouder 3 in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer 2 op zijn plaats
vastklikt.
11208026J0016EM11308026J0025EM
11408026J0005EM
136
NOODGEVALLEN
Page 139 of 260

Versies met Xenon-
gasontladingskoplampen
Grootlicht/dimlicht
(voor bepaalde versies/markten)
Neem voor het vervangen van deze
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Achterste lamp positie
1. Achterlichten/remlichten
2. Richtingaanwijzers
3. Achteruitrijlicht
4. MistachterlichtAchterlichtunit
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
open de achterste klep en beweeg
de kap op de binnenste bekleding 5
fig. 116;
maak de centrale elektrische stekker
6 los, die op de betreffende
bevestigingen zijn aangebracht en draai
dan schroef 7 fig. 117 los;
verwijder de achterlichtunit, schuif
deze naar buiten zoals aangegeven in
fig. 118;
om de lamp van het achtermistlicht
te vervangen, de lamphouder 8
fig. 119 linksom draaien en de lamp
vervangen, door deze uit de
lamphouder te nemen;
om de andere lampen te vervangen,
de vier bevestigingsschroeven
fig. 119 losschroeven en de
lamphouder verwijderen;
11508026J0006EM
11608026J0007EM
11708026J0008EM
11808026J0017EM
119P08026J0018
137
Page 140 of 260

vervang de betreffende lamp
(fig. 120: 9 = stand; 10 = stop; 11 =
achteruit; 12 = richtingindicatoren);
hermonteer de lamphouderunit
correct op de achterlichtunit, door de
vier bevestigingsschroeven volledig vast
te draaien;
monteer de achterlichtunit weer op
de auto;
draai de bevestiging van de
achterlichtunit stevig vast en sluit de
elektrische stekkers weer aan;
herplaats de sectie van de binnenste
bekleding;
sluit het achterdeksel.
Lampjes 3
eremlicht
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
open de achterdeksel;
maak de stekker 1 fig. 121 los;
schroef de 2 zijmoeren los;
verwijder de lamphouder;
verwijder de lamp en vervang hem
fig. 122.
Kentekenverlichting
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder, met de bijgeleverde
schroevendraaier, lampenglazen 1
fig. 123 en ga te werk in het
aangegeven punt;
draai de lamphouder 2
fig. 124 linksom, verwijder de lamp 3 en
vervang hem.
monteer de unit weer.
OPMERKING Breng, alvorens het
lampenglas te verwijderen, een
bescherming (bijv. een doek) aan op de
punt van de schroevendraaier, om te
voorkomen dat het lampenglas
beschadigd raakt.
12008026J0019EM12108026J0030EM
12208026J0031EM
12308026J0009EM
12408026J0026EM
138
NOODGEVALLEN
Page 141 of 260

BELANGRIJK
129)Wacht tot de uitlaatleidingen zijn
afgekoeld alvorens de lamp te vervangen:
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN!
130)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
131)In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
132)Vervang de lampen uitsluitend bij
afgezette motor en na het voertuig
geparkeerd te hebben op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt gebracht
en u de lampen veilig kunt vervangen (zie
de paragraaf “Vervangen”). Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
BELANGRIJK
50)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de bol per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
133) 134) 135) 136)
51)
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Tang voor het verwijderen van
zekeringen
Gebruik het tangetje dat in het deksel
van de zekeringenkast in de
motorruimte geklemd is, om een
zekering te vervangen (zie fig. 125 ).
De tang heeft twee uiteinden, speciaal
ontworpen (zie) om de verschillende
types zekeringen die aanwezig zijn in
het voertuig te verwijderen.
Berg, na gebruik, het tangetje weer op,
waar hij hoort.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn gegroepeerd in drie
controle-eenheden: op het dashboard,
in de motorruimte en in de laadruimte.
12508036J0002EM
139
Page 142 of 260

ZEKERINGENKAST IN
MOTORRUIMTE
52)
De zekeringenkast bevindt zich naast
de accu fig. 126.
Ga als volgt te werk om een zekering te
vervangen:
draai schroef 1 fig. 127 volledig vast
met behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het openen wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig uit zijn
zitting is gekomen;
verwijder deksel 2 door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
Op het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Zodra de zekering vervangen is, als
volgt te werk gaan:
plaats het deksel 2 weer in de
zijgeleiders van de kast;
schuif het deksel van bovenaf weer
volledig naar beneden;
draai schroef 1 volledig vast met
behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
draai tegelijk de schroef langzaam
rechtsom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in zijn zitting
zit.
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
De zekeringenkast fig. 129 bevindt zich
aan de linkerkant van de stuurkolom.
Om toegang tot de zekeringen te
krijgen, moet u de klikdeksel,
weergegeven in fig. 128, verwijderden,
door deze naar u toe te trekken.
126P08036J003
12708036J0006EM
12806106J0005EM
140
NOODGEVALLEN
Page 143 of 260
ZEKERINGENKAST IN DE
BAGAGERUIMTE
Open de achterklep en beweeg de
sectie van de binnenste kap fig. 130 en
ga naar de zekeringen in
zekeringenkast 2 fig. 131.
12908036J0009EM
13008036J0010EM
13108036J0011EM
141
Page 144 of 260
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTE
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Tweetonige claxon F10 10
Afstelling lendensteun bestuurdersstoel F85 10
Spiegelverwarmer F88 7,5
Achterruitverwarming F20 30
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F47 25
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F48 25
Levering voorUconnect
™-systeem, klimaatregeling,
EOBD-systeem, USB/AUX-poort (indien aanwezig),
stuurbedieningen.F36 15
Dead Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde voor
bepaalde versies/markten)/Portierontgrendeling/Centrale
vergrendeling/Elektrische ontgrendeling achterklepF38 20
Ruitensproeierpomp F43 20
Elektrische ruitbediening linksachter F33 25
Elektrische ruitbediening rechtsachter F34 25
142
NOODGEVALLEN