Symbool Wat het betekent
geelSTORING REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING START&STOP SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Start&Stopsysteem aan te geven. Op
het display verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
geelSTART&STOP-SYSTEEM/KOPPELING INTRAPPEN
Het symbool gaat branden om de bestuurder erop te wijzen dat het koppelingspedaal
moet worden ingetrapt om de motor te starten. Op het display wordt een speciaal bericht
weergegeven, dat in bepaalde gevallen gepaard gaat met een geluidssignaal.
geelSTORING SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem, als
het probleem aanhoudt, contact op met het Fiat Servicenetwerk.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
geelGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het "Geprogrammeerd Onderhoudsschema" zijn de onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg"). Wanneer het
onderhoudsinterval bijna is vervallen en de startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt
het symbool, gevolgd door het aantal resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende
dagen (indien aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de
onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt ook
weergegeven wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of, bij bepaalde versies, om de
200 km. Onder deze drempelwaarde wordt dit bericht met kortere intervallen
weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid
die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoudsschema te laten verrichten en het bericht te resetten.
geelKOPPELINGSPEDAAL
Het symbool gaat branden om de bestuurder erop te wijzen dat het koppelingspedaal
moet worden ingetrapt om de motor te starten.
witINSCHAKELEN CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit witte symbool gaat branden wanneer de Cruise Control wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
groenADAPTIEVE CRUISE CONTROL INSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Dit groene symbool gaat branden wanneer de Cruise Control wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
65
BELANGRIJK
19)Wanneer het symbool gaat branden, moet de verslechterde motorolie zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 500 km nadat het
symbool voor het eerst ging branden, ververst worden. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor
en de garantie ongeldig maken. Wanneer dit symbool gaat branden, betekent dit niet dat het oliepeil in de motor te laag is; u hoeft dus geen
motorolie toe te voegen als het lampje begint te knipperen.
20)Als het symbool tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
21)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool wordt
weergegeven, zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als bovenstaande
aanwijzingen onmiddellijk na het tanken verschijnen, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
22)Pas de rijsnelheid altijd aan de verkeers- en weersomstandigheden aan en houd u altijd aan de verkeersregels. De motor afzetten terwijl
het symbool brandt, is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt afgezet, door
bovenstaande aanwijzingen te volgen. Voltooi het DPF-regeneratieproces niet terwijl het voertuig stil staat.
23)Wanneer de AdBlue®-tank (UREUM) leeg is, en de motor stopt, is het niet meer mogelijk om de motor te starten tot de AdBlue®-tank
(UREUM) wordt bijgevuld met ten minste 5 liter AdBlue® (UREUM).
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Bedrijfsomstandigheden
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de waarschuwing
vertraagd worden of kan het gelijktijdige
drukverlies van meer dan één band
slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
auto asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het ruimtebesparende
reservewiel, gebruik van de snelle
bandenreparatieset "Fix&Go", gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het lampje
ongeveer
75 seconden en blijft daarna vast
branden; tegelijkertijd wordt op het
display een speciaal bericht
weergegeven en verschijnen naast de
vorm van de auto, naast iedere band
de symbolen "– –".
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden.
In geval van abnormale signalen, wordt
aanbevolen de “Resetprocedure” uit
te voeren. Als de aanduidingen na een
succesvolle “Resetprocedure weer
worden weergegeven, controleer dan of
om alle vier de wielen dezelfde banden
zitten en of de banden niet beschadigd
zijn. Breng zo snel mogelijk de
standaardband weer aan in plaats van
het noodreservewiel, verwijder de
sneeuwkettingen (indien mogelijk),
controleer de gewichtsverdeling en
herhaal de “Resetprocedure” door over
een schone, geasfalteerde weg te
rijden. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk, als de aanduidingen
aanhouden.BELANGRIJK
57)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid ligt altijd bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in alle
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
dient altijd een veilige afstand tot het
voertuig vóór hem te houden.
58)Als de bestuurder het rempedaal
volledig intrapt of een snelle stuurbeweging
maakt terwijl het systeem in werking is,
dan kan de automatische remingreep
gestopt worden (bijv. om een eventuele
manoeuvre om het obstakel te vermijden
mogelijk te maken).
59)De laserstraal is niet zichtbaar met het
blote oog. Kijk niet rechtstreeks, of met
optische instrumenten (bijv. lenzen), in de
laserstraal vanaf een afstand korter dan 10
cm: dit kan tot oogletsel leiden. De
laserstraal is ook aanwezig als de sleutel op
MAR staat, maar dan werkt hij niet, is hij
niet beschikbaar of handmatig
uitgeschakeld via het Instellingenmenu.
60)Het systeem werkt voor voertuigen die
op dezelfde rijbaan rijden. Kleine voertuigen
(bijv. fietsen of motorfietsen) of mensen,
dieren en voorwerpen (bijv. rolstoelen) en
meer in het algemeen alle obstakels die het
door de laser uitgezonden licht beperkt
reflecteren (bijv. voertuigen die bevuild zijn
met modder) worden niet in aanmerking
genomen.
59F0Y0659C
77
61)Als het voertuig op een rollenbank
geplaatst moet worden (op een snelheid
van 5 tot 30 km/h) voor
onderhoudswerkzaamheden of als het
gewassen wordt in een automatische
wastunnel met een obstakel ervoor (bijv.
een ander voertuig, een muur of een ander
obstakel), dan kan het systeem dit
detecteren en geactiveerd worden. In dit
geval moet het systeem uitgeschakeld
worden via het display van het
Instellingenmenu.
BELANGRIJK
24)De lasersensor kan beperkt of niet
werken vanwege weersomstandigheden
zoals zware regen, hagel, dikke mist,
hevige sneeuw, vorming van ijslagen op de
voorruit.
25)De werking van de sensor kan ook in
gevaar komen door de aanwezigheid
van stof, condens, vuil of ijs op de voorruit,
door verkeersomstandigheden (bijv.
voertuigen die niet in lijn met uw voertuig
rijden, voertuigen die de weg oversteken of
in de andere richting op dezelfde rijbaan
rijden, in een krappe bocht), door
omstandigheden van het wegdek en
rijomstandigheden (bijv. rijden op
onverharde wegen). Zorg ervoor dat de
voorruit altijd schoon is. Gebruik speciale
reinigingsmiddelen en schone doeken
om te voorkomen dat er krassen op de
voorruit komen. De werking van de sensor
kan ook beperkt of afwezig zijn in sommige
rij-, verkeers- en wegdekomstandigheden.26)Uitstekende ladingen op het dak van
het voertuig kunnen interfereren met de
goede werking van de sensor. Controleer,
voor het wegrijden, of de lading goed
geplaatst is en of het werkingsbereik van
de sensor niet afgedekt wordt.
27)Als de voorruit vervangen moet worden
vanwege krassen, steenslag of breuk,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Vervang de voorruit
niet zelf, gevaar van storingen! Het wordt
aanbevolen de voorruit te laten vervangen
als deze beschadigd is in de buurt van
de lasersensor.
28)Knoei niet me de sensor en voer er
geen werkzaamheden aan uit. Dek de
openingen in het sierdeksel onder de
achteruitkijkspiegel niet af. Neem in geval
van een storing van de sensor contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
29)Als op wegen met bomen met
uitstekende takken wordt gereden, wordt
geadviseerd om het systeem uit te
schakelen om te voorkomen dat takken ter
hoogte van de motorkap of de voorruit
interfereren met het systeem.
30)Dek het werkingsbereik van de sensor
niet af met stickers of andere voorwerpen.
Let ook op andere zaken op de motorkap
(bijv. een laag sneeuw) en zorg ervoor
dat die niet interfereren met het licht dat
uitgezonden wordt door de laser.
31)Als een aanhanger of voertuig wordt
getrokken, moet het systeem uitgeschakeld
worden via het display van het
Instellingenmenu.32)Als het systeem een drukafname van
een bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de druk van alle vier de
banden te controleren.
33)Het iTPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandendruk
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als een systeem dat
het onderhoud of de veiligheid vervangt.
34)Het iTPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname van de
bandendruk (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen het
voertuig tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
35)Het iTPMS-systeem waarschuwt alleen
dat de bandendruk laag is: het kan de
banden niet oppompen.
36)Een te lage bandendruk verhoogt het
brandstofverbruik, verkort de levensduur
van het loopvlak en kan het vermogen om
de auto op veilige manier te besturen
beïnvloeden.
78
VEILIGHEID
SBR-SYSTEEM
(Seat Belt
Reminder)
Dit systeem heeft een lampjeop het
display van het instrumentenpaneel
fig. 64, waarmee de bestuurder en de
voorpassagier worden gewaarschuwd
als hun veiligheidsgordel niet is
omgelegd.
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het lampje
enkele seconden branden, om aan
te geven dat het lampje correct werkt.
Het lampje gaat uit als de bestuurder
en de passagier (indien aanwezig)
de veiligheidsgordel correct hebben
omgelegd.Om het geluidssignaal permanent te
laten uitschakelen, moet men zich
tot een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk wenden. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
display van het Instellingenmenu weer
ingeschakeld worden.
BESTUURDER
Als de bestuurder de enige inzittende is
en de gordel niet is omgelegd, dan
wordt bij het overschrijden van 20 km/u
of wanneer langer dan 5 seconden
met een snelheid van 10 à 20 km/u
wordt gereden, een zoemercyclus voor
de voorstoelen gestart (intermitterend
geluidssignaal dat ongeveer 105
seconden duurt). Het lampje
knippert.
Aan het eind van de cyclus blijft het
lampje continu branden en wordt de
motor afgezet. Het geluidssignaal wordt
onmiddellijk onderbroken wanneer de
veiligheidsgordels van bestuurder en
passagier worden omgelegd.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden weer wordt losgemaakt, gaan het
geluidssignaal en het knipperende
lampje weer werken zoals hiervoor is
beschreven.PASSAGIER
Voor de passagier geldt een
vergelijkbare oplossing, maar de
indicatie wordt onderbroken als de
passagier de auto verlaat.
Als op beide voorstoelen de
veiligheidsgordels tijdens het rijden kort
na elkaar worden losgemaakt, hebben
het geluidssignaal en het lampje
betrekking op de laatste handeling.
64F0Y0612C
81
GORDELSPANNERS
64) 65) 66) 67)37)
De veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn voorzien van
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Het blijkt dat de gordelspanners
hebben gewerkt als de gordel niet meer
opgerold wordt.
De auto is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (gemonteerd bij
de dorpellijst). De activering hiervan
kan herkend worden aan de verkorting
van de metalen kabel.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen.Als de gordelspanner door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven
enz.) met water en/of modder in
contact is geweest, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
hem te laten vervangen.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een inrichting die bij een
frontale aanrijding de piekbelasting
op borst en schouders beperkt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen.Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel
lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik fig. 65
komt. Naar gelang de zwangerschap
verder gevorderd is, moet de
bestuurder zowel de stoel als het
stuurwiel zodanig verstellen dat
volledige controle over het voertuig
mogelijk is (pedalen en stuurwiel
moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en
het stuurwiel moet aangehouden
worden.
65F0Y0700C
82
VEILIGHEID
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen fig. 66. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
en dus niet over de buik van de
inzittende liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen
enz.) tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 67. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van
een inzittende.ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
zorg altijd dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners in werking zijn
getreden;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze
droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
64)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om de
gordelspanners te laten vervangen nadat
ze in werking zijn getreden.
65)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
66)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
67)Nadat een gordel aan een ware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen, bevestigingsbouten
en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
66F0Y0701C
67F0Y0702C
83