Page 81 of 260

BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op
de juiste manier gebruikt worden om
het maximaal mogelijke
veiligheidsniveau voor de bestuurder en
de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto".
VEILIGHEIDS-
GORDELS
62) 63)
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de
gordel wanneer er heftig geremd wordt
of bij een sterke deceleratie wegens
een botsing. Zo kan de
veiligheidsgordel vrij schuiven en kan hij
zich aanpassen aan het lichaam van
de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de veiligheidsgordel
geblokkeerd worden waardoor het
risico van impact binnenin het interieur
en het naar buiten geslingerd worden
van een persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van
het voertuig deze voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordel moet omgelegd
worden terwijl men goed rechtop, met
de rug tegen de rugleuning zit.
Pak, om de gordel om te leggen, de
gesp A fig. 60 en steek deze in de
sluiting B, totdat de klik van het
vergrendelen wordt gehoord.
Als de gordel tijdens het verwijderen
blokkeert, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C en begeleid de gordel tijdens
het teruglopen met de hand, zodat
hij niet draait.
60F0Y0085C
79
Page 82 of 260

De oprolautomaat kan blokkeren als de
auto op een steile helling staat: dit is
normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat. Leg de achterste
veiligheidsgordels om zoals getoond in
fig. 61.
BELANGRIJK Wanneer de achterbank
vanuit ingeklapte stand teruggezet
wordt in de stand voor normaal
gebruik, zorg er dan voor dat de
veiligheidsgordels goed geplaatst zijn,
zodat ze altijd beschikbaar zijn.500L WAGON-versies (7 zitplaatsen)
De stoelen op de derde rij zijn voorzien
van driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat. Leg de achterste
veiligheidsgordels om zoals getoond in
fig. 62.
BELANGRIJK Als de rugleuning van de
achterstoel na het neerklappen weer
in de normale stand wordt gezet,
controleer dan of de veiligheidsgordel
correct geplaatst is, zodat deze niet
klem zit (en daardoor beschadigd kan
raken).
PRO versies
De auto is uitgerust met een
achterbank met typegoedkeuring voor
slechts twee inzittenden (zie fig. 63) met
driepuntsveiligheidsgordels en
oprolautomaat.
BELANGRIJK
62)Druk nooit op knop C fig. 60tijdens het
rijden.
63)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
heftige botsing blootgesteld worden aan
een groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.
61F1B0382C
62F0Y0666C
63F0Y0665C
80
VEILIGHEID
Page 83 of 260

SBR-SYSTEEM
(Seat Belt
Reminder)
Dit systeem heeft een lampjeop het
display van het instrumentenpaneel
fig. 64, waarmee de bestuurder en de
voorpassagier worden gewaarschuwd
als hun veiligheidsgordel niet is
omgelegd.
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het lampje
enkele seconden branden, om aan
te geven dat het lampje correct werkt.
Het lampje gaat uit als de bestuurder
en de passagier (indien aanwezig)
de veiligheidsgordel correct hebben
omgelegd.Om het geluidssignaal permanent te
laten uitschakelen, moet men zich
tot een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk wenden. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
display van het Instellingenmenu weer
ingeschakeld worden.
BESTUURDER
Als de bestuurder de enige inzittende is
en de gordel niet is omgelegd, dan
wordt bij het overschrijden van 20 km/u
of wanneer langer dan 5 seconden
met een snelheid van 10 à 20 km/u
wordt gereden, een zoemercyclus voor
de voorstoelen gestart (intermitterend
geluidssignaal dat ongeveer 105
seconden duurt). Het lampje
knippert.
Aan het eind van de cyclus blijft het
lampje continu branden en wordt de
motor afgezet. Het geluidssignaal wordt
onmiddellijk onderbroken wanneer de
veiligheidsgordels van bestuurder en
passagier worden omgelegd.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden weer wordt losgemaakt, gaan het
geluidssignaal en het knipperende
lampje weer werken zoals hiervoor is
beschreven.PASSAGIER
Voor de passagier geldt een
vergelijkbare oplossing, maar de
indicatie wordt onderbroken als de
passagier de auto verlaat.
Als op beide voorstoelen de
veiligheidsgordels tijdens het rijden kort
na elkaar worden losgemaakt, hebben
het geluidssignaal en het lampje
betrekking op de laatste handeling.
64F0Y0612C
81
Page 84 of 260

GORDELSPANNERS
64) 65) 66) 67)37)
De veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn voorzien van
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Het blijkt dat de gordelspanners
hebben gewerkt als de gordel niet meer
opgerold wordt.
De auto is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (gemonteerd bij
de dorpellijst). De activering hiervan
kan herkend worden aan de verkorting
van de metalen kabel.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen.Als de gordelspanner door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven
enz.) met water en/of modder in
contact is geweest, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
hem te laten vervangen.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een inrichting die bij een
frontale aanrijding de piekbelasting
op borst en schouders beperkt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen.Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel
lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik fig. 65
komt. Naar gelang de zwangerschap
verder gevorderd is, moet de
bestuurder zowel de stoel als het
stuurwiel zodanig verstellen dat
volledige controle over het voertuig
mogelijk is (pedalen en stuurwiel
moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en
het stuurwiel moet aangehouden
worden.
65F0Y0700C
82
VEILIGHEID
Page 85 of 260

Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen fig. 66. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
en dus niet over de buik van de
inzittende liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen
enz.) tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 67. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van
een inzittende.ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
zorg altijd dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners in werking zijn
getreden;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze
droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
64)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om de
gordelspanners te laten vervangen nadat
ze in werking zijn getreden.
65)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
66)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
67)Nadat een gordel aan een ware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen, bevestigingsbouten
en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
66F0Y0701C
67F0Y0702C
83
Page 86 of 260

BELANGRIJK
37)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhitting (meer
dan 100°C gedurende ten hoogste zes
uur) in de zone rondom de gordelspanners
kunnen de gordelspanners beschadigen
of in werking doen treden. Neem contact
op met een dealer van het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
KINDERZITJES
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
68) 69) 70) 71) 72) 73) 74)
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook
pasgeborenen en kinderen! Dit is een
wettelijke verplichting in alle EU-landen,
conform de Europese richtlijn
2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder
dan 1,50 meter en tot de leeftijd van 12
jaar moeten beschermd worden door
geschikte kinderzitjes en moeten op de
achterbank zitten.
Statistieken over ongevallen tonen aan
dat de achterbank een betere
bescherming biedt voor kinderen.Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld. Daarom zijn
correcte beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel
mogelijk te beperken.
Kinderen moeten veilig en comfortabel
zitten. Afhankelijk van de
eigenschappen van de gebruikte
kinderzitjes, wordt geadviseerd om
kinderzitjes zo lang mogelijk tegen de
rijrichting in te monteren (tot het kind
minstens 3–4 jaar oud is), omdat die
stand bij een ongeval de meeste
bescherming biedt.
84
VEILIGHEID
Page 87 of 260

De keuze van het meest geschikte
kinderzitje is afhankelijk van het gewicht
en de lengte van het kind. Er zijn
verschillende types kinderzitjes, die in
de auto gemonteerd kunnen worden
met behulp van de veiligheidsgordels of
met de ISOFIX/i-Size-
bevestigingspunten. Het wordt
geadviseerd altijd het voor het kind
meest geschikte kinderzitje te kiezen;
raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het
kinderzitje geleverd is, om er zeker van
te zijn dat dit het juiste type is voor
de kinderen waarvoor het is bedoeld.
In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44,
die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15 - 25 kg
Groep 3 22 - 36 kg
De ECE-R44-norm werd recent
aangevuld met de ECE R-129-norm,
waarin de eigenschappen van de
nieuwe i-Size-kinderzitjes gedefinieerd
zijn (zie de paragraaf "Geschiktheid van
passagiersstoelen voor gebruik van
i-Size-kinderzitje" voor nadere
informatie).
Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Deze
kinderzitjes worden aanbevolen,
aangezien ze speciaal voor Fiat
voertuigen ontworpen zijn.
BELANGRIJK Voor een correcte
montage in het voertuig is voor
sommige universele kinderzitjes een
accessoire (basis) nodig, dat door
de fabrikant van het zitje los wordt
verkocht. FCA raadt de verkoper
daarom aan te bevestigen of
het gewenste kinderzitje in de auto kan
worden geïnstalleerd, door voor de
verkoop uit te proberen of een installatie
mogelijk is.500L PRO-versies
BELANGRIJK De
wegenverkeerswetgeving verbiedt het
vervoeren van kinderen in deze versie,
ongeacht het kinderveiligheidssysteem:
stoel, ISOFIX/i-Size-kinderzitje en
veiligheidsgordels. Deze beperking
geldt ook voor de achterstoelen.
EEN KINDERZITJE
MONTEREN MET BEHULP
VA N D E
VEILIGHEIDSGORDELS
De Universele kinderzitjes die
gemonteerd worden met de
veiligheidsgordels zijn alleen
goedgekeurd op basis van de ECE R44
norm en zijn ingedeeld in verschillende
gewichtsgroepen.
500L WAGON-versies
Alleen in de rijrichting gemonteerde
kinderzitjes voor Groep 1, 2, 3 kunnen
op de achterstoelen van de derde rij
gemonteerd worden.
BELANGRIJK De afbeeldingen zijn
indicatief en dienen slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.
85
Page 88 of 260

Groep 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes
worden vervoerd die tegen de rijrichting
in worden geplaatst, zoals afgebeeld
in fig. 68; hierbij wordt het achterhoofd
gesteund en wordt bij abrupte
vertragingen de nek niet belast.
Het kinderzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals getoond in
de figuur, en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.
Groep 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18
kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden fig. 69.Groep 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 70.
Groep 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er geschikte
beveiligingssystemen om de
veiligheidsgordel correct te kunnen
omleggen.In de fig. 71 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op
de achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
68F0Y0703C
69F0Y0704C
70F0Y0705C
71F0Y0706C
86
VEILIGHEID