147
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan
starten – conform de voorschriften – dient u het
reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR-
systeem en in het bijzonder het bijvullen ervan.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en
of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (Diesel)
Als het roetfilter ver vuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het blijven branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
7
Praktische informatie
151
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reser voir leeg is geraakt,
dient u ongeveer 5
minuten te wachten
voordat u het contact weer aanzet, zonder
het bestuurderspor tier te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van
het Keyless entr y en star t-systeem in
het interieur te houden .
Zet ver volgens het contact aan en start na
10
seconden wachten de motor.
Toegang tot het AdBlue®
reservoir via de achterklep
Het AdBlue®-reser voir moet bij elke periodieke
onderhoudscontrole worden gevuld door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de inhoud van het reser voir kan
het echter noodzakelijk zijn om het reser voir
tussentijds bij te vullen zodra dit door een
waarschuwing (waarschuwingslampjes en
melding) wordt aangeduid.
Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u zelf het reser voir wilt bijvullen, lees
dan de volgende procedure aandachtig.
De verpakking in flacons met een
antidruppelsysteem vergemakkelijkt het
bijvullen.
F Zet het contact uit en haal de sleutel uit het contactslot.
Of
F D ruk bij Keyless entry and start op de knop
" START/STOP " om de motor af te zetten.
F
W
anneer u via de bagageruimte werkt,
til dan de vloerbekleding op en ver wijder
vervolgens het reservewiel en/of de
opbergbak (afhankelijk van de uitvoering).
F
D
raai de zwarte dop een kwartslag linksom
zonder er druk op uit te oefenen en
verwijder deze.
F
D
raai de blauwe dop linksom.
Toegang tot het
AdBlue®-reservoir via de
brandstofvulklep
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep
duidt de toegang tot het AdBlue®-reservoir aan.
Lees de volgende procedure aandachtig om
correct bij te vullen.
F
Z
et het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
Of
F
D
ruk bij Keyless entry and start op de knop
" START/STOP " om de motor af te zetten.
F
P
ak flacons met een antidruppelsysteem
van AdBlue
®. Controleer de
houdbaarheidsdatum en lees vervolgens
aandachtig de gebruiksaanwijzing op het
etiket voordat u de inhoud van de flacon in
het AdBlue
®-reser voir van uw auto giet.
F
V
oer na het bijvullen dezelfde handelingen
in omgekeerde volgorde uit.
7
Praktische informatie
172
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tart de motor bij een lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en neem
dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen. Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting,
e n z .) .
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
Storingen verhelpen
173
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Accupoolklem met snelsluiting
Aansluiten van de pluspool (+)De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na opnieuw aansluiten van de accu
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
F
Z
odra de accu is geladen, dient u de
acculader B uit te schakelen voordat u de
kabels van de accu A loskoppelt.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Loskoppelen van de plusklem (+)
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool ( +).
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
8
Storingen verhelpen
174
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
resetten van bepaalde systemen, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering);
-
d
e elektrische ruitbediening;
-
d
e datum en de tijd;
-
de
voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Toegang:
F
o
pen de bagageruimte,
F
t
il de vloerplaat op en ver wijder deze,
F
n
eem het sleepoog uit de houder. Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur wiel van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten,
-
a
ls het niet mogelijk is de auto met een
automatische transmissie te slepen, bij
draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang enz.
Storingen verhelpen
26
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.De videobedieningscommando's zijn
alleen toegankelijk via het touchscreen.
Druk op Radio Media om de
hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Bron".
Selecteer Video om de video te
starten.
Verwijder de USB-geheugenstick,
druk op de pauzetoets om de
video te stoppen en ver wijder de
geheugenstick.
Bluetooth® streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar
door de smartphone verzonden audiostreams
te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en
stel eerst het volume van het externe apparaat
in (op een hoog volume).
Stel ver volgens het volume van het
audiosysteem in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan
het zijn dat u de audioweergave moet starten
via de telefoon.
Bediening verloopt via het externe apparaat of
via de aanraaktoetsen van het systeem. Als de streaming audio eenmaal is
gestart, wordt uw telefoon als een
geluidsbron beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een
geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via het audiosysteem in
de auto.
De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten/albums/
genres/playlists/audiobooks/podcasts).
De standaardindeling is de indeling per
artiest. Om dit te veranderen moet u terug
naar het eerste niveau in de structuur
om vervolgens een andere indeling
te selecteren (bijvoorbeeld playlists).
Bevestig uw keuze voordat u in de
structuur weer afdaalt naar de gewenste
track.
De softwareversie van de autoradio kan
incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple
®-speler.
Informatie en tips
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers, BlackBerry's®
of apparatuur van Apple® die op de
USB-aansluitingen kunnen worden
aangesloten/De kabel is niet meegeleverd.
Toestelbeheer vindt plaats via de
regelingen van de autoradio.
Andere randapparatuur, die bij het
aansluiten niet door het systeem wordt
herkend, moet met een kabel (niet
meegeleverd) op de jack-plug worden
aangesloten of via Bluetooth streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker
om beschadiging van het systeem te
voorkomen.
De autoradio speelt bestanden met de extensie
".wma", ".aac", ".flac", ".ogg" en ".mp3" met een
bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variabele
bitrate) kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (.mp4 enz.)
kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van
het type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates)
zijn 32, 44 en 48
kHz.
CITROËN Connect Nav
184
Portieren sluiten ........................................ 34, 39
Profielen .................................................... 31, 16
Pyrotechnische gordelspanners
.....................77
RRadio .............................................. 23, 25 , 6 -7 , 9
Radiozender ....................................... 2
3 -24, 6 -7
RDS
................
....................................... 23 -24, 7
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager, regeling
.................................. 50-53
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling ....50 -53Regelmatige controles ~ Controles .......14 7-148
Regelmatig onderhoud ..................................... 6
R
egeneratie roetfilter
.................................... 14
7
Reinigen (adviezen)
...................................... 15
2
Remblokken
.................................................. 148
Remlichten
...............................
.....................16 4
Remmen
.................................................... 9, 148
Remschijven .................................................. 148
Reservewiel
........................... 15 4, 157-15 8 , 18 0
Reservoir ruitensproeiers ~ Ruitensproeierreservoir
..............................14 6
Resetten bandenspanningscontrolesysteem ....13 3Richtingaanwijzers ............62, 64, 162-16 4 , 163
Rijadviezen .............................. .................94-95
Roetfilter
...............................
..................14 6 -147
Ruitbediening
...............................
...................41
Ruitensproeier achter
..................................... 66
Ruitensproeiers vóór ....................................... 67
Ruitenwisser achter
........................................ 66
Ruitenwisserbladen (vervangen)
.....67, 141-142
Ruitenwisserbladen vervangen
....... 67,
141-142
Ruitenwissers
...................................... 19, 65 , 68
Ruitenwisserschakelaar
...................... 65
-66, 68
SSchakelaars stoelverwarming
~ Stoelverwarming, schakelaars ............44-45
Schakelindicator
........................................... 10 6
SCR (Selective Catalytic Reduction)
............149
SCR-systeem
...............................
.................149
Selectiehendel
....................................... 10
1-103
Selectiehendel elektronisch gestuurde versnellingsbak
......................... 14
8
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen
elektronisch bediende versnellingsbak
......10 0
Serienummer auto
........................................ 179
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
.................. 59,
15 3 -15 4, 15 6
Signalering onoplettendheid
..................120 -121
Sleepoog
......................................................... 59
S
lepen van een auto ..............................174 -175
Sleutel
................................................. 31, 33 -37
Sleutel met afstandsbediening
.................32, 95
Sleutel niet herkend
........................................ 99
SMS
................................................................. 30
Sneeuwkettingen
................................... 13
8 -13 9
Sneeuwscherm
............................................. 13 9
Snelheidsbegrenzer
............................... 11
2 -114
Snelheidslimietherkenning
....................11 0 -111
Snelheidsregelaar
...........................112, 114 -11 6
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning
..........................112
Spaarfase
...................................................... 140
Starten ........................................................... 171
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten ....13 6Starten van de auto..............94, 96-98 , 101-10 6
Starten van de motor ...................................... 96
S
tilzetten van de auto ..........94, 96-98 , 101-10 6
Stoelen achter ~ Achterbank
....................45
-46
Stoelen verstellen
...............................
............43
Stoelverwarming
...............................
........44-45
Stop & Start ..............................
18 , 28 , 49, 54 , 107-109 , 13 8, 143, 147, 174
Streaming audio Bluetooth
...................25 -26, 9
Stuurwiel (verstellen)
...................................... 46
S
upervergrendeling
.................................. 33, 35
Synchroniseren afstandsbediening
................38
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
..............38
TTankbeveiliging ............................................. 13 8
Technische gegevens ............................17 7-178
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
................................... 137-13 8
Telefoon
......................................... 27- 3 0, 13 -15
Temperatuurregeling .................................50-53
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~ Banden,
noodreparatie
............................. 15 3 -15 4, 15 6
Tijd instellen
........................................ 29, 33 , 17
TMC (verkeersinformatie)
............................... 15
T
oevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer (bediening)
........................50-53
Touchscreen
...................................... 24-27, 1, 1
Trekhaak
................................................. 95, 140
UUitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen .......78 -79 , 82- 83
Uitschakelen ASR/DSC (ESC) .......................73
USB ............................................................. 25, 9
USB-aansluiting
.............................. 5
6-57, 25, 9
USB-poort
................................................... 25, 9
Trefwoordenregister