Page 25 of 204

MISTACHTERLICHTEN
Wanneer de dimlichten zijn
ingeschakeld, kunnen deze worden
ingeschakeld door het indrukken van
knop 2
fig. 23.
Bij brandende mistlampen gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
Als de contactsleutel in de stand MAR
staat en de dimlichten zijn
ingeschakeld, moet op de knop+of–
fig. 24 worden gedrukt om de koplamp
uit te lijnen.
De ingestelde standen worden op het
display weergegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand1-4personen.Stand2-4personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximaal
toegestane lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Gasontladingskoplampen
(Xenon-koplampen) worden
automatisch afgesteld. De regeling van
de koplampafstelling is elektronisch
en kan aldus niet handmatig worden
geregeld met de knoppen+en–.
BELANGRIJK
16)De dagverlichting is een alternatief voor
het dimlicht in landen waar dit tijdens het
rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht
is.
17)De dagrijlichten mogen het dimlicht niet
vervangen tijdens het rijden in het donker
of in tunnels. Het gebruik van de
dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
PLAFOND-
VERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Het lampenglas fig. 25 kan in drie
standen worden gezet:
rechts ingedrukt: lampje altijd aan;
links ingedrukt: lampje altijd uit;
middelste stand (neutraal): het
lampje gaat aan/uit bij het
openen/sluiten van de portieren.
BELANGRIJK Controleer alvorens de
auto te verlaten of de schakelaar in
de middelste stand staat: op deze
manier zullen de lampjes van de
plafondverlichting doven bij het sluiten
van de portieren en wordt voorkomen
dat de accu leegraakt.
24AB0A0002C
25AB0A0282C
23
Page 26 of 204

Bij sommige versies gaat de
plafondverlichting alleen aan/uit
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend/gesloten.
Wanneer de portieren worden
ontgrendeld met de sleutel met
afstandsbediening, wordt er gedurende
10 seconden een timer geactiveerd.
Wanneer de deuren worden
vergrendeld met de sleutel met
afstandsbediening, gaat de
plafondverlichting uit.
Tijdregeling plafondverlichting
(lampenglas in middelste stand)
De plafondverlichting gaat in de
volgende gevallen automatisch aan: als
het portier wordt geopend, als de
sleutel uit het contactslot wordt
genomen en als de portieren worden
ontgrendeld.
De plafondverlichting gaat 10 seconden
nadat alle portieren zijn gesloten en
nadat de portieren zijn vergrendeld
weer uit. De interieurverlichting wordt in
elk geval na 15 minuten uitgeschakeld
om de accu niet te laten ontladen.
RUITEN REINIGEN
Met de rechterhendel wordt de
ruitenwisser/-sproeier voor bediend.
Werkt alleen met de contactsleutel
in de stand MAR.
RUITENWISSER/
-SPROEIER
Werking
18) 19)
4) 5)
De hendel kan in vijf verschillende
standen worden gezet (4
snelheidsniveaus) fig. 26:
A: ruitenwissers uit;
B: wissen met interval.
C: langzaam continu wissen.
D: snel continu wissen.
E: tijdelijk snel wissen (instabiele
stand).De tijdelijke snelle wisstand blijft actief
zolang de hendel handmatig in die
stand wordt gehouden. Door de hendel
los te laten, springt deze onmiddellijk
weer in de stand A en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
RUITENWISSERS MET
AUTOMATISCH WISSEN
De hendel kan in vier verschillende
standen worden gezet fig. 27:
A - ruitenwisser gestopt (0)
B - automatisch wissen (AUTO)
C - langzaam continu wissen (LO)
D - snel continu wissen (HI)
E - tijdelijk snel wissen (instabiele
stand).
7)
Als direct van stand B naar stand E
wordt gegaan, keert de hendel terug
naar stand A als die wordt losgelaten.
26AB0A0028C
27AB0A0611
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 27 of 204

"Intelligente" wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers in te schakelen; de
ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de hendel langer dan
een halve seconde naar het stuurwiel
wordt getrokken.
De ruitenwissers blijven nog enkele
slagen werken nadat de hendel is
losgelaten; na enige seconden volgt
nog een laatste reinigingsslag.
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
Werking
6)
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Draai de ring naar
om de
achterruitwisser in te schakelen.Draai bij ingeschakelde ruitenwissers de
ring naar de stand
om de
achterruitwisser in te schakelen. In dit
geval werkt de achterruitwisser (in
de verschillende standen) gelijktijdig
met de ruitenwissers voor, maar met
halve snelheid. Met de ruitenwisser
ingeschakeld, en bij inschakeling van
de achteruitversnelling, wordt de
achterruitwisser automatisch
ingeschakeld, in continue langzame
werking. De werking stopt als de
achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld.
"Intelligente" wis-/wasfunctie
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (verende retourstand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld.
Houd de hendel aangetrokken om met
één beweging van de
achterruitwisser/-sproeier in te
schakelen, de achterruitwisser wordt
automatisch ingeschakeld als de
hendel langer dan een halve seconde
naar het stuurwiel wordt aangetrokken.
Na het loslaten van de hendel blijft de
achterruitwisser nog enkele wisslagen
werken; na enkele seconden volgt
nog een extra reinigingsslag.
AUTOMATISCHE
WISREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
7) 8)
Inschakeling
De gebruiker kan automatisch wissen
selecteren door de rechter
stuurwielhendel fig. 27 naar de AUTO
(B)-positie te bewegen. De bestuurder
wordt geïnformeerd over de
inschakeling van de automatische
wisregeling door een enkele slag van de
ruitenwissers.
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op hetUconnect™5" of 7”
systeem.
Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie), kan
geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit.
25
Page 28 of 204

Om de automatische wismodus in te
schakelen:
de rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en dan
terug naar de AUTO-positie;
harder dan 5 km/h rijden wanneer
de sensor regen detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de
AUTO-positie te bewegen.
BELANGRIJK
4)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden kan de ruitenwisser
overbelast raken en wordt de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
contact opnemen met het Abarth
Servicenetwerk.
5)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.6)Gebruik de achterruitwisser nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden wordt bij
overbelasting van de ruitenwisser
de beveiliging van de motor ingeschakeld,
waardoor de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de
ruitenwissers niet meer werken, contact
opnemen met het Abarth Servicenetwerk.
7)Schakel de regensensor of de
achterruitwisser nooit in tijdens een
schoonmaakbeurt in een wastunnel.
8)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
BELANGRIJK
18)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
19)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 29 of 204
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
(waar aanwezig)
.
BEDIENINGSELEMENTEN
28AB0A0223C
27
Page 30 of 204

1. Draaiknop luchttemperatuur
Rode gebied: warme lucht;
Blauwe gebied: koude lucht.
2. Knop ventilatorsnelheid/
klimaatregeling aan/uit
Druk op de knop om de airconditioning
in te schakelen: de led op de knop
gaat branden. Dit zorgt voor een snelle
koeling van het interieur.
OPMERKING Draai de knop naar 0 om
de luchtstroom uit de roosters te
onderbreken.
2)
3. Knop luchtrecirculatie
– interne luchtrecirculatie
– luchttoevoer van buitenaf
BELANGRIJK Men adviseert de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de
file of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie echter niet
langdurig, vooral als er meerdere
passagiers aan boord zijn, om beslagen
ruiten te voorkomen.
4. Draaiknop luchtverdeling
naar de luchtroosters in het midden
en aan de zijkant van het dashboard
om de borst en het gezicht tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
verdeeld tussen de roosters in de
beenruimte (warmste lucht) en de
roosters op het dashboard (koelste
lucht).
naar de roosters in de beenruimte.
Wegens de natuurlijke neiging van
warmte om zich naar boven toe
te verspreiden, warmt dit type verdeling
het interieur zo snel mogelijk op,
waardoor onmiddellijk een behaaglijk
gevoel wordt verkregen.
verdeling tussen de roosters in de
beenruimte en de roosters van de
voorruit en de voorste zijruiten. Dit type
verdeling biedt een doeltreffende
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
naar de luchtroosters van de
voorruit en de voorste zijruiten om deze
te ontwasemen of te ontdooien.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt.
5. Knop voor in-/uitschakeling
achterruitverwarming
De led op de knop gaat branden om
aan te geven dat de functie is
ingeschakeld.
Snel ontwasemen/
ontdooien van de
voorruit en de voorste
zijruiten (MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
draai knop 1 naar het rode gebied;
draai knop 3 naar;
draai knop 4 naar;
draai knop 2 naar 4(maximale
ventilatorsnelheid).
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel
dat compatibel is met de wetten die van
kracht zijn in de landen waar het voertuig
wordt verkocht, R134a of R1234yf.
Gebruik tijdens het laden alleen het gas dat
is aangeduid op het plaatje in de
motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strict gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Abarth
Servicepunt.
28
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 31 of 204
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING.
(waar aanwezig).
BEDIENINGSELEMENTEN
29AB0A0224C
29
Page 32 of 204

3)
De automatische klimaatregeling regelt
automatisch de temperatuur,
luchtstroom en -verdeling in het
interieur, evenals de recirculatiefunctie,
naargelang de door de gebruiker
ingestelde temperatuur. De gebruiker
kan deze instellingen wijzigen door
de klimaatregeling in de handmatige
stand (de led op de AUTO-knop 1 fig.
29 gaat uit).
1. AUTO-knop: functie automatische
klimaatregeling aan
2.
-knop: compressor van de
klimaatregeling aan of uit. De led op
de knop brandt wanneer de
compressor ingeschakeld is.
3. OFF-knop: voor het uitschakelen
van de klimaatregeling
4. Knop
: luchtrecirculatie aan of
uit Het wordt afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen bij
lage buitentemperaturen, aangezien
de ruiten sneller kunnen beslaan.
5. Knoppen
:
temperatuurinstellingen. Druk op de
knop
om de temperatuur in het
interieur te verhogen en druk op
de knop
om die te verlagen.6. Knoppen
: voor het instellen
van de ventilatorsnelheid. Druk
op de knop
om de luchtstroom in
het interieur te verhogen en druk
op de knop
om die te verlagen.
7. Knop
: om de luchtstroom naar
de luchtroosters van de voorruit
en de voorste zijruiten te geleiden,
om deze te ontwasemen/ontdooien.
8. Knop
: om de luchtstroom naar
de luchtroosters in het midden
en aan de zijkant van het dashboard
te geleiden, om het lichaam en het
gelaat tijdens het warme seizoen
te verkoelen.
9. Knop
: om de luchtstroom naar
de luchtroosters in de beenruimten
voor te geleiden. Wegens de
natuurlijke neiging van warmte om
zich naar boven toe te verspreiden,
warmt dit type verdeling het interieur
zo snel mogelijk op, waardoor
onmiddellijk een behaaglijk gevoel
wordt verkregen.
10. Knop
: om de verwarmde
achterruit te ontwasemen/
ontdooien.11. Knop
: om de voorruit snel te
ontwasemen/ontdooien. De functie
blijft gedurende ongeveer 3 minuten
actief nadat de
koelmiddeltemperatuur de 50°C
heeft overschreden.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt.
BELANGRIJK
3)Het systeem gebruikt een koelmiddel
dat compatibel is met de wetten die van
kracht zijn in de landen waar het voertuig
wordt verkocht, R134a of R1234yf.
Gebruik tijdens het laden alleen het gas dat
is aangeduid op het plaatje in de
motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strict gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Abarth
Servicepunt.
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG