Page 57 of 289

Stoelen, veiligheidssystemen55
3.Trek aan één kant of beide buiten‐
ste kanten aan de ontgrendelings‐ handgreep en klap de rugleunin‐
gen neer op de zitting.
4. Klap afhankelijk van de versie de middelste rugleuning neer door
aan de lus te trekken.
5. Of klap de rugleuningen neer vanuit de bagageruimte: trek aan
de hendel in de zijwand links of
rechts van de bagageruimte om
de rugleuningen van de achter‐
bank neer te klappen.
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig wanneer u de
rugleuning van de achterbank
bedient vanuit de bagageruimte. De rugleuning wordt met aanzien‐
lijke kracht neergeklapt. Er bestaat
verwondingsgevaar, met name voor kinderen.
Zorg ervoor dat er niets aan de
zitplaatsen achterin is vastge‐
maakt of dat er niets op het stoel‐
kussen ligt.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
Stoelen uitklappen
U klapt de rugleuningen weer
omhoog door deze zover rechtop te
zetten dat ze hoorbaar vastklikken.
Page 58 of 289

56Stoelen, veiligheidssystemen
De rugleuningen zijn goed vergren‐
deld wanneer het rode merkteken
dicht bij de ontgrendelingshandgreep
niet meer zichtbaar is.
9 Waarschuwing
Bij opklappen moet u zich ervan
verzekeren dat de rugleuningen
stevig op hun plaats vergrendeld
zijn alvorens te gaan rijden. Het
nalaten hiervan kan lichamelijk
letsel of schade aan de bagage of de auto tot gevolg hebben bij
krachtig remmen of een botsing.
Zitplaatsen derde zitrij9 Waarschuwing
Als de achterbank of rugleuningen
wordt/worden versteld of inge‐
klapt, handen en voeten uit het
bewegingsgebied houden.
Nooit onder het rijden de stoelen
verstellen, omdat dit oncontroleer‐
bare bewegingen kan veroorza‐
ken.
Rij alleen als stoelen en rugleunin‐
gen vast staan.
9 Waarschuwing
Controleer bij het plaatsen van de
zitplaatsen achterin of het geheel
het goed op de ankerpunten zit, de vergrendelingen goed zijn vastge‐klikt en de rugleuning weer in de
juiste stand staat.
Als u dat niet doet, kan dit bij
krachtig remmen of een botsing
letsel veroorzaken.
9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
Afhankelijk van de versie kan de
bagageruimte worden vergroot door
de zitplaatsen op de derde zitrij op te
klappen of te verwijderen.
Stoelen neerklappen 1. Duw de hoofdsteun omlaag 3 48.
Page 59 of 289
Stoelen, veiligheidssystemen572. Trek aan de hefboom en klap derugleuning naar de zitting.
3. Trek aan de hendel en kantel degehele stoel naar voren.
4.Zet de neergeklapte stoel rechtop
vast door de band aan een van de stijlen van de hoofdsteun vóór de
neergeklapte stoel te bevestigen.
Stoelen uitklappen 1. Zorg dat de veiligheidsgordels het
uitklappen niet belemmeren.
2. Maak de band los en laat de stoel
op de vloer zakken. Hierbij moet
de achtersteun op het ankerpunt
zitten en goed op zijn plek
vergrendeld zijn.
3. Zet de rugleuning omhoog en verstel de hoofdsteun.
Stoelen verwijderen 1. Duw de hoofdsteun omlaag 3 48.
2. Trek aan de hefboom en klap de rugleuning naar de zitting.
Trek aan de hendel en kantel degehele stoel naar voren (zie
"Stoelen neerklappen" hierbo‐
ven).
3. Trek aan de lus om de vergrende‐
lingen los te maken en haal de
stoel compleet uit de ankerpunten in de vloer.
Page 60 of 289
58Stoelen, veiligheidssystemenStoelen aanbrengen
1.Trek aan de lus en zet de voorste
steunen van de stoel vast in de
voorste ankerpunten.
2. Klap de stoel naar achteren op de
vloer om het achterste ankerpunt
te bevestigen.
3. Zet de rugleuning omhoog en verstel de hoofdsteun.
Stoelverstelling in de
lengterichting
Trek aan de hendel, verschuif de
stoel en laat de hendel los. Probeer
de stoel heen en weer te bewegen om
na te gaan of deze op zijn plaats zit.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij
stevig optrekken of krachtig remmen
geblokkeerd om de inzittenden op
hun stoel te houden. Daarom neemt
het gevaar voor letsel aanzienlijk af.
Page 61 of 289

Stoelen, veiligheidssystemen599Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 68.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Elke stoel is voorzien van een gordel‐ verklikker, aangeduid met een contro‐
lelampje X op de plafondconsole,
voor elke stoel één 3 106.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐ rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden
ontspannen.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een
voldoende zware frontale botsing, of
een aanrijding van achteren of in de
zij strakgetrokken. De gordels van de voorstoelen worden bij iedere stoel
met twee voorspanners strak getrok‐ken. De gordels van de buitenste
zitplaatsen worden met één gordel
per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de voortdurend bran‐
dende controlelamp v 3 106.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Page 62 of 289
60Stoelen, veiligheidssystemenDriepuntsgordelOmdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel en uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X 3 106, 3 113.
Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Veiligheidsgordel midden op de
derde zitrij
De middelste zitplaats is uitgerust met
een driepuntsgordel.
Page 63 of 289
Stoelen, veiligheidssystemen61
Trek de slottongen met de riem uit de
gordelhouder aan het dak.
Steek de onderste slottong in de
linker gordelsluiting ( 1). Trek de
bovenste slottong over uw schoot en
schouder (niet verdraaien) en plaats
deze in de rechter gordelsluiting ( 2)
van de middelste stoel.
Doe de veiligheidsgordel los door
eerst op de knop op de rechter gordel‐ sluiting ( 2) te drukken en de bovenste
slottong te verwijderen. Druk daarna
op de knop op de linker gordelsluiting ( 1 ) en verwijder de onderste slottong.
De veiligheidsgordel wordt automa‐
tisch opgerold.
Gebruik van veiligheidsgordels
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag
mogelijk over het bekken lopen
om druk op de buik te voorkomen.
Page 64 of 289

62Stoelen, veiligheidssystemenAirbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Het airbagsysteem ontplooit
explosief, laat reparaties alleen
door deskundig personeel verrich‐ ten.
9 Waarschuwing
Bij het aanbouwen van accessoi‐
res die het frame van de auto, het
bumpersysteem, de hoogte, de
voorkant of de zijbeplating veran‐ deren werkt het airbagsysteem
mogelijk niet goed. De werking
van het airbagsysteem kan ook
nadelig worden beïnvloed door het wijzigen van onderdelen van de
voorstoelen, de veiligheidsgor‐
dels, de airbagsensor- en diagno‐
semodule, het stuurwiel, het
instrumentenpaneel, de portier‐
rubbers aan de binnenkant, waar‐
onder de luidsprekers, een van de
airbagmodules, de hemel- of stijl‐
bekleding, de frontsensoren, de
zij-impactsensoren of de airbag‐
bedrading.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 106.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :