Page 89 of 289

Opbergen87
De scheidingswand kan achter de
voorstoelen of de achterbank worden
neergezet.
In de scheidingswand zit een klep die
kan worden geopend om ruimte voor
lange voorwerpen te bieden. In de
auto ligt een beschermkap voor veilig vervoeren.
Als de rugleuning van de zitplaats
zijkant is neergeklapt en de klep van
de scheidingswand open is, moet de
centrale zitplaats leeg blijven.
Als de rugleuning van de achterbank
is neergeklapt en de klep open is om
lange voorwerpen te vervoeren, moet
de passagiersstoel voorin leeg blij‐
ven.
Scheidingswand verplaatsen1. Maak de vier borgingen boven- en
onder aan de scheidingswand los.
2. Klap om achter de voorstoelen te plaatsen de rugleuningen van de
achterbank 3 54.
3. Verplaats de scheidingswand en
vergrendel de vier borgingen
boven- en onderaan. De rode indi‐
catoren zijn niet meer zichtbaar.
Klep openen 1. Klap afhankelijk van de positie van de scheidingswand en de
lengte van de lading de buitenste
rugleuning van de achterbank en/
of de rugleuning van de passa‐
giersstoel 3 51, 54
Page 90 of 289
88Opbergen
2. Maak de borging van de klep losen open de klep.
3. Zet de klep vast met de stang.
Klep sluiten
1. Leg de stang in de houder.
2. Sluit de klep en vergrendel de borging.
3. Zet de stoelen weer rechtop 3 51, 54
Beschermkap aanbrengen Breng de beschermkap steeds aan
wanneer de rugleuning zitplaats
zijkant is neergeklapt en de klep van
de scheidingswand open is.
1. Bevestig de vier klikhaken van de
kap aan de bijbehorende sjor‐
ogen.
2. Trek de hoofdsteun van de neer‐ geklapte rugleuning, totdat er
twee nokken op de hoofdsteun‐
stang 3 48 zichtbaar zijn.
3. Laad de voorwerpen in.
Page 91 of 289
Opbergen89
4. Haal de band van de kap rond dehoofdsteun. Span de band door
aan het losse eind te trekken.
Leg als de lading op de voorstoel
en achterbank aan passagiers‐
zijde ligt een band rondom elke
hoofdsteun.
Wanneer de kap is aangebracht,
geldt een maximaal gewicht van
100 kg op elk van de neergeklapte
rugleuningen.
Gevarendriehoek
Afhankelijk van de versie ligt er moge‐
lijk een gevarendriehoek in de baga‐
geruimte. Zet deze vast met de elas‐
tische banden.
Verbanddoos
Afhankelijk van de versie ligt er moge‐
lijk een verbanddoos in de bagage‐
ruimte.
Page 92 of 289

90OpbergenDakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Neem
contact op met uw werkplaats voor
meer informatie.
Neem de gebruiksaanwijzing van de
dakdragers in acht en verwijder de
dakdragers wanneer u deze niet
nodig hebt.
Dakdrager monteren
Auto's met dakrailsOnder in de dakrails zijn bevesti‐
gingspunten aangebracht.
Zet de dakdrager volgens de
montage-instructies vast.
Model zonder dakrails
Draai de afdekkingen in de daklijsten
los om een dakdrager te bevestigen.
Steek de bevestigingsmiddelen,
volgens de instructies, in de houders.
Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleer of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn
vergrendeld. Leg bij stapelbare
bagage de zwaarste voorwerpen
onderaan.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen 3 83.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
Page 93 of 289

Opbergen91●Leg niets op de bagageafdekking
achter of op het instrumentenpa‐
neel en dek de sensor boven op
het instrumentenpaneel niet af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐
ren. Geen losse voorwerpen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 263) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is: ● 80 kg voor auto's met dakrails
● 100 kg voor auto's zonder dakrails die twee dakdragers
hebben● 150 kg voor auto's zonder dakrails die drie dakdragershebben, met uitzondering
van zevenzitters
● 100 kg voor zevenzitters zonder dakrails die drie
dakdragers hebben
De dakbelasting is de som van het
gewicht van de dakdragers en de
lading.
Page 94 of 289

92Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................93
Stuurwielverstelling ...................93
Stuurbedieningsknoppen ...........93
Verwarmd stuurwiel ...................93
Claxon ....................................... 94
Wis- en wasinstallatie voorruit ...94
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 96
Buitentemperatuur .....................96
Klok ........................................... 97
Elektrische aansluitingen ...........97
Inductief opladen .......................99
Aansteker .................................. 99
Asbakken ................................. 100
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................100
Instrumentengroep ..................100
Snelheidsmeter .......................102
Kilometerteller ......................... 102
Dagteller .................................. 103
Toerenteller ............................. 103
Brandstofmeter ........................103
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 104Peilsensor motorolie................104
Service-display ........................ 104
Controlelampen .......................105
Richtingaanwijzers ..................105
Gordelverklikker ......................106
Airbag en gordelspanners .......106
Airbag-deactivering .................107
Laadsysteem ........................... 107
Storingsindicatielamp ..............107
Service-indicatie ......................107
Schakel motor uit .....................107
Systeemcontrole ......................108
Rem- en koppelingssysteem ...108
Handrem .................................. 108
Elektrische handrem ................108
Elektrische handrem defect .....108
Antiblokkeersysteem (ABS) .....109
Schakelen ................................ 109
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 109
Lane keep assist .....................109
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..109
Koelvloeistoftemperatuur .........110
Voorverwarming ......................110
Uitlaatfilter ............................... 110
AdBlue ..................................... 110
Drukverliesdetectiesysteem ....110
Motoroliedruk ........................... 110
Te laag brandstofpeil ...............111Autostop.................................. 111
Rijverlichting ............................ 111
Groot licht ................................ 111
Dimlicht .................................... 111
Grootlichtassistentie ................111
LED-koplampen .......................111
Mistlampen voor ......................112
Mistachterlicht ......................... 112
Regensensor ........................... 112
Cruise control .......................... 112
Adaptieve cruise control ..........112
Voorligger gedetecteerd ..........112
Dodehoeksysteem ...................112
Actief noodstopsysteem ..........112
Snelheidsbegrenzer ................113
Portier open ............................. 113
Displays ..................................... 113
Driver Information Center ........113
Info-Display ............................. 116
Head-updisplay .......................117
Achteruitkijkscherm .................119
Boordinformatie ......................... 119
Geluidssignalen .......................120
Batterijspanning .......................120
Persoonlijke instellingen ............121
Page 95 of 289
Instrumenten en bedieningsorganen93Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en snelheidsbegren‐
zer zijn te bedienen via de knoppen
links op het stuurwiel.
De adaptieve cruisecontrol is ook in
te stellen met de knoppen links op het stuurwiel.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via de knoppen rechts op het
stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het Infotainmentsysteem.
Rijhulpsystemen 3 172.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 152.
Page 96 of 289
94Instrumenten en bedieningsorganenClaxon
j indrukken.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Om de intervalwisfunctie te activeren
de volgende keer dat u het contact
inschakelt, moet u de hendel omlaag in de stand OFF duwen en terughalen
naar INT.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen.