Page 193 of 289

Rijden en bediening191
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door dynamische afstandslijnen op
het Info-Display 3 116.
Als de auto langer dan drie seconden
in een vooruitversnelling stopt, als de automatische versnellingsbak op P
staat of als er geen andere obstakels
worden gedetecteerd, klinken er geen geluidssignalen.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h is, door het
inschakelen van de elektrische
parkeerrem of door het indrukken van de parkeerhulptoets ¼.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar om te worden uitgeschakeld,
wanneer de led in de parkeerhulp‐
knop ¼ brandt.
Colour-Info-Display: Deactiveer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 121.
Parkeerhulp voor-achter-
zijwaarts
De parkeerhulp voor-achter-zijwaarts meet de afstand tussen de auto en
voorgelegen obstakels, achter en aan
de zijkant van de auto. Deze infor‐
meert en waarschuwt u met akoesti‐
sche signalen en een aanduiding op
het display.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achter- en
voorachterbumper en op de flanken
van de auto.Inschakelen
Naast de parkeerhulp achter en de
parkeerhulp voor-achter wordt de
parkeerhulp voor-achter-zijwaarts geactiveerd wanneer het systeem
vaste obstakels aan één kant of
weerszijden van de auto detecteert.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar voor gebruik, wanneer het led-
lampje in de parkeerhulpknop ¼ niet
brandt.
Colour-Info-Display: Activeer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 121.
Signalering
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Page 194 of 289

192Rijden en bediening
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor, achter en aan de zijkanten van
de auto weergegeven door dynami‐ sche afstandslijnen op het Colour-
Info-Display 3 116.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h is, door het
inschakelen van de elektrische
parkeerrem of door het indrukken van de parkeerhulptoets ¼.
Graphic-Info-Display: Het systeem is
klaar om te worden uitgeschakeld,
wanneer de led in de parkeerhulp‐
knop ¼ brandt.
Colour-Info-Display: Deactiveer de
parkeerhulp in de persoonlijke instel‐
lingen 3 121.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende
factoren, gaat H op de instrumen‐
tengroep branden. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Page 195 of 289

Rijden en bediening193Geavanceerde parkeerhulp9Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
tijdens het passeren of het parkeer‐ vak groot genoeg is, de functie bere‐
kent het traject en stuurt de auto auto‐ matisch tijdens het inparkeren.
Geavanceerde parkeerhulp biedt
hulp bij de volgende handelingen:
● inparkeren bij fileparkeren
● inparkeren bij haaks parkeren
● uitparkeren bij fileparkeren
U hoeft alleen op te trekken, te
remmen en te schakelen, het sturen
gebeurt automatisch. U kunt het
sturen altijd overnemen door het
stuurwiel beet te pakken.
U moet mogelijk meerdere keren
voor- en achteruitrijden.
Instructies verschijnen op het Info- Display 3 116.
De geavanceerde parkeerhulp is alleen te activeren, wanneer u voor‐
uitrijdt.
Inparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
Verlaag de rijsnelheid tot onder
30 km/h.
Colour-Info-Display: om een parkeer‐
vak te zoeken activeert u het systeem
door op Í te drukken. Selecteer
Rijfuncties op het Info-Display en
vervolgens Parkeerhulp . Kies Haaks
inparkeren .
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Om in te parkeren bij fileparkeren
moet het vak minimaal even lang zijn als uw auto plus 0,6 m. Het systeem
ziet geen vakken die duidelijk kleiner
of groter dan de auto zijn.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een geluids‐
signaal. Rijd langzaam vooruit. Stop de auto wanneer het tweede akoesti‐ sche signaal klinkt, schakel de
Page 196 of 289

194Rijden en bedieningachteruitversnelling in, laat het stuur‐
wiel los en begin langzaam te rijden.
Er verschijnt visuele feedback op het
Info-Display.
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is afgerond.
Inparkeren bij haaks parkeren
Inschakelen
Colour-Info-Display: bij het zoeken
van een parkeervak te zoeken acti‐
veert u het systeem door op Í te
drukken. Kies Rijfuncties op het Info-
Display en vervolgens Parkeerhulp.
Kies Haaks inparkeren .
Verlaag de rijsnelheid tot onder
30 km/h.
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Om in te parkeren bij haaks parkeren
moet het vak minimaal even breed
zijn als uw auto 0,7 m. Wanneer er diverse opeenvolgende vakken
worden gevonden, wordt de auto
naar het laatste geleid.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een geluids‐ signaal. Stop de auto, schakel de
achteruitversnelling in en rijd op een
snelheid tot 7 km/h.
Page 197 of 289

Rijden en bediening195
Rijd voor- en achteruit volgens de
instructies en let daarbij op de waar‐
schuwingen van de parkeerhulp en
de geluidssignalen totdat de hande‐ ling is afgerond. Na afloop dooft $ op
de instrumentengroep.
Het systeem wordt tijdens een
parkeermanoeuvre automatisch
gedeactiveerd, wanneer de achter‐
kant van de auto een obstakel tot op minder dan 50 cm is genaderd.
Uitparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
Colour-Info-Display: om uit te parke‐
ren bij fileparkeren activeert u het
systeem door op Í te drukken.
Selecteer Rijfuncties op het Info-
Display en vervolgens Parkeerhulp.
Kies Uitparkeren bij fileparkeren .
Kies met de richtingaanwijzers de kant van de weg waar u wenst uit te
parkeren.
Schakel de achteruitversnelling of
een versnelling voorruit in, laat het
stuurwiel los en rijd op een snelheid
tot 5 km/h.Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de handeling is afgerond. De manoeuvre is voltooid
wanneer de voorwielen van de auto
de parkeerplek hebben verlaten.
Controleer na deactivering of u de
auto weer onder controle hebt.
Displayweergave
De instructies op het display tonen: ● algemene tips en waarschu‐ wingsberichten
● het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden
● de richting waarin u rijdt om in te parkeren
● het verzoek tot inschakelen van de achteruitversnelling of eersteversnelling
Page 198 of 289

196Rijden en bediening● het verzoek tot stoppen of totlangzaam rijden
● het met succes afronden van de parkeermanoeuvre aangegevendoor een pop-upsymbool en een
geluidssignaal
● het annuleren van een inparkeer‐
manoeuvre
Uitschakelen
De actuele parkeermanoeuvre is te annuleren via de knop om terug te
keren naar het voorgaande scherm
van het Info-Display. Om het systeem helemaal uit te schakelen moet u op
¼ in de middenconsole drukken.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd:
● bij uitschakeling van het contact● bij het uitvallen van de motor
● als u niet binnen 5 minuten na selectie van een bepaalde
parkeermanoeuvre aan de
manoeuvre begint
● bij langdurige stilstand van de auto tijdens een manoeuvre● als de elektronische stabiliteits‐regeling wordt getriggerd
● als de rijsnelheid de aangegeven
limiet overschrijdt
● wanneer de bestuurder de stuur‐
wielbeweging afbreekt
● na zeven manoeuvres voor haaks inparkeren (een
manoeuvre bestaat uit één bewe‐ ging achteruit of één beweging
vooruit)
● na tien manoeuvres bij in- of uitparkeren bij fileparkeren
● bij het openen van een portier of de bagageruimte
● als een van de voorwielen in contact komt met een obstakel
● wanneer het inparkeren is gelukt
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het systeem zichzelf
deactiveert tijdens het inparkeren,
geeft het display dit aan. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger, fietsdrager etc. op het
elektrische systeem van de auto.Neem contact op met de dealer om
het systeem voor langere tijd uit te
schakelen.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Colour-Info-Display en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij een storing in de stuurbekrachti‐
ging licht H op en verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Page 199 of 289

Rijden en bediening197Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet
verbogen en geen speling ten
opzichte van de bumper links of
rechts) en dat de sensoren goed op
hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐
ringen in de beschikbare parkeer‐
plek nadat u met het inparkeren bent
begonnen. Het systeem kan een
ingang, een oprit, een binnenplaats
of zelfs een kruising als een parkeer‐ plek herkennen. Na het inschakelen van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.Blindehoeksysteem
Het dodehoeksysteem detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐ eel in elke buitenspiegel bij het detec‐teren die in de binnen- en buitenspie‐
gels wellicht niet zichtbaar zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren
Page 200 of 289

198Rijden en bedieningControleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Inschakelen
Colour-Info-Display: druk op Í.
Selecteer Rijfuncties op het Info-
Display en vervolgens
Dodehoeksensoren . Activeer de
functie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een ledje in de
desbetreffende buitenspiegel bran‐
den.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
● alle voertuigen rijden in dezelfde richting en in aangrenzende rijst‐
roken
● uw auto heeft een rijsnelheid tussen 12 en 140 km/h
● u haalt in met een relatief snel‐ heidsverschil kleiner dan
10 km/h
● u wordt ingehaald door een ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleiner dan
25 km/h
● de verkeersstroom is normaal● u rijdt op een weggedeelte met geen of weinig bochten
● er hangt geen aanhangwagen achter de auto
● de sensoren zijn niet bedekt met modder, ijs of sneeuw
● de waarschuwingszones in de portierspiegels of de detectiezo‐
nes op voor- en achterbumper
zijn niet bedekt met stickers of
andere voorwerpen
Er wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● als obstakels niet bewegen, bijv. geparkeerde voertuigen,
verkeersdrempels, straatverlich‐
ting, verkeersborden
● bij voertuigen die in tegenge‐ stelde richting rijden
● bij ritten op slingerende wegen of
in scherpe bochten
● u haalt een zeer lang voertuig, bijv. een vrachtwagen, bus, in of
wordt erdoor ingehaald en dit
voertuig wordt niet alleen opge‐
merkt door de dodehoekdetectie,
maar is tevens zichtbaar in het gebied voor de auto