
128
Advanced Grip Control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
waarmee de aandrijving wordt verbeterd op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze
en zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden
met weinig grip, die u
tijdens toeristisch gebruik kunt
tegenkomen, uw weg kunt ver volgen.
In combinatie met vierseizoenenbanden M+S (Mud
and Snow) weet dit systeem veiligheid, grip en
tractie uitstekend te combineren.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt
om het systeem optimaal gebruik te laten maken van
het motor vermogen. De elektronica zorgt zelf voor
de juiste instellingen.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u
de
stand selecteren die het meest geschikt is voor de
rijomstandigheden die u
tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een lampje
branden in combinatie met de weergave van een
melding om uw keuze te bevestigen.
Bedieningsstanden
Normaal (ESP)
Dit is de stand voor situaties
waarin weinig wielslip optreedt,
gebaseerd op de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen.
Als u
het contact opnieuw aanzet, neemt het
systeem automatisch deze stand weer aan.
Sneeuw
In deze stand past het systeem bij
het wegrijden de regeling aan op de
hoeveelheid grip die elk voor wiel op
dat moment heeft.
(regeling actief tot 80
km/h)
Off road (modder, nat gras enz.)
In deze stand wordt bij het wegrijden
veel wielslip toegestaan bij het wiel
met de minste grip, zodat de modder
van de band wordt ver wijderd en het
wiel ver volgens weer grip krijgt. Er
wordt zo veel mogelijk koppel naar het
wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 50
km/h)
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de
auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt
beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h)
Activeer op zand geen andere standen, omdat
anders de kans bestaat dat de auto vast komt
te zitten. F
Z
et de knop in deze stand.
Veiligheid

184
Activeer de snelheidsregelaar uitsluitend
als de verkeerssituatie het mogelijk maakt
om gedurende een bepaalde tijd met een
constante snelheid en een veilige afstand tot
uw voorligger te blijven rijden.
Gebruik de snelheidsregelaar niet in de stad,
bij druk verkeer, op bochtige of steile wegen,
op gladde of ondergelopen wegen of bij slecht
zicht (zware regenval, mist, sneeuw enz.).
De ingestelde snelheid kan in sommige
gevallen niet worden aangehouden of zelfs
niet worden bereikt: bij het trekken van een
aanhanger, als de auto zwaar beladen is, op
een steile helling enz.
Matten die niet door PEUGEOT zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het
gebruik van de snelheidsregelaar.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per plaats.Adaptieve snelheidsregelaar
Het systeem versnelt de auto of remt deze af door
automatisch het motortoerental te regelen en het
remsysteem te bedienen. Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen voor
snelwegen en autowegen. Het werkt alleen
bij bewegende voertuigen
die in dezelfde
richting als uw auto rijden.
Werkingsprincipe
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan om een
constante afstand te behouden.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert het
systeem de snelheid van uw auto of brengt het uw
auto indien nodig zelfs volledig tot stilstand door
op de motor af te remmen en het remsysteem te
bedienen (uitvoeringen met een automatische
transmissie).
Als de voorligger versnelt of een andere rijstrook
kiest, verhoogt de snelheidsregelaar geleidelijk de
rijsnelheid tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als u
de richtingaanwijzer inschakelt bij het
inhalen van een langzamer voertuig, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u
de voorligger
dichter nadert om het inhalen mogelijk te maken
zonder de ingestelde snelheid te overschrijden.
De remlichten lichten op zodra het remsysteem
wordt geactiveerd en de auto snelheid mindert.
Dit systeem heeft de volgende functies:
-
a
utomatisch aanhouden van de
door de bestuurder ingestelde
snelheid,
-
bij
een handgeschakelde
versnellingsbak, automatische
regeling van de afstand tussen uw
auto en de voorligger.
-
b
ij een automatische transmissie,
automatische regeling van de
afstand tussen uw auto en de
voorligger, wat ertoe kan leiden dat
uw auto volledig tot stilstand kan
worden gebracht.
Hier voor is de auto voorzien van een camera boven
aan de voorruit en een radar in de voorbumper.
Rijden

198
Lane Departure Warning
System
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onbedoeld overschrijden van een
rijstrookmarkering.
Om de actieve veiligheid te verhogen analyseert
de camera de beelden en activeert deze een
waarschuwing wanneer bij een wagensnelheid hoger
dan 60 km/h de aandacht van de bestuurder verslapt
en de auto de rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan op uitvoeringen zonder
touchscreen niet worden uitgeschakeld. Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn aandacht
op het verkeer moet blijven vestigen. Het systeem kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Auto/Rijden
van het touchscreen.
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Detectie
Als een koersafwijking wordt
gedetecteerd, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van dit lampje
op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal.
Storing
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Selecteer het tabblad " Rijfuncties" en daarna het
tabblad " Lane Departure Warning System ".
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en
ongeveer 20
seconden nadat deze is uitgeschakeld,
wordt er geen enkele waarschuwing gegeven. Er kunnen storingen in de detectie optreden:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen weggesleten
zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het wegdek
en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde weersomstandigheden:
mist, zware regenval, sneeuw, schaduw, fel
zonlicht of directe blootstelling aan de zon
(lage zon, uitrijden van een tunnel enz.).
Active Lane Departure
Warning System
Dit systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen op de weg en corrigeert
de koers van de auto door de bestuurder te
waarschuwen zodra overschrijding van de
rijstrookmarkering dreigt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Rijden

266
F Draai het sleepoog vast tot hij stuit.
F Be vestig de sleepstang.
F
Ze
t de versnellingsbak in de stand neutraal.
Het niet opvolgen van dit voorschrift kan ertoe
leiden dat bepaalde componenten (remmen,
aandrijflijn, enz.) beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten mogelijk niet
meer werkt.
Uitvoering met "
Full led"-koplampen
F
H
oud de rechterbovenhoek ingedrukt en schuif
uw vinger naar links tot het afdekkapje losklikt.
Automatische transmissie: sleep de auto nooit
met de voor wielen op de grond en afgezette
motor. F
O
ntgrendel het stuur wiel en zet de parkeerrem
vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide auto's
in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
achterzijde:
F
D
ruk op de linkerbovenhoek van het afdekkapje
en druk de bumper ver volgens naar rechts tot het
afdekkapje losklikt.
F
D
raai het sleepoog volledig vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de twee
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt. Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en
stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de autosnelweg
of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het stuurslot
te ontgrendelen of de parkeerrem los te
zetten,
-
a
ls het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te
slepen met draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op de
grond,
-
bij
het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang.
In geval van pech

10-17
Automobiles PEUGEOT verklaart dat, door toepassing
van de voorschriften in de Europese regelgeving
(Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken,
wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen
en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor
de fabricage van producten die door haar worden
verkocht.Zonder schriftelijke toestemming van Automobiles
PEUGEOT is reproductie of vertaling van dit
document, zelfs gedeeltelijk, verboden.
Gedrukt in de EUNéerlandais