Page 136 of 275

134KlimaatregelingDe aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op
schermpjes naast de draaiknoppen
en in het menu Klimaatinstellingen.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt de klimaatregeling
voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 145.
Temperatuursynchronisatie met twee zones MONO of SYNC
Druk op MENU om naar het menu te
gaan. Raak MONO of SYNC aan om de temperatuur aan passagierszijde
te koppelen aan die aan bestuurders‐
zijde.Bij het verstellen van de draaiknop
aan passagierszijde wordt de
synchronisatie gedeactiveerd.
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Page 139 of 275
Klimaatregeling1379Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.
Verplaats de schuif heen en weer om de koeling van het handschoenen‐
kastje in of uit te schakelen.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Page 140 of 275
138KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam de klimaat‐
regeling jaarlijks te laten controleren,
te beginnen drie jaar na aflevering
van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 149 of 275

Rijden en bediening147Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens
een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● Het stop-startsysteem is hand‐ matig uitgeschakeld.
● De veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en hetbestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag. ● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet voldoende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.
● De klimaatregeling vereist het starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler, op de elek‐ trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐
dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto.
● Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 213.
Page 270 of 275

268TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 141
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............245, 250
Aanduidingen op banden ..........226
Aanhangerkoppeling ..................206
Aanhangerstabilisatie ................210
Aanhanger trekken ....................207
Aansteker .................................... 90
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 211
Accu ........................................... 217
Achterklep..................................... 30
Achterlichten .............................. 221
Achterruitverwarming ................... 42
Achteruitkijkcamera ...................195
Achteruitrijlichten .......................124
Actieve hoofdsteunen ...................47
Actieve noodrem......................... 178
Adaptieve cruise control .....102, 169
AdBlue ................................ 100, 149
Afmetingen auto ........................255
Airbag deactiveren ....................... 63 Airbag-deactivering ...................... 97
Airbag en gordelspanners ...........96
Airbaglabel.................................... 58
Airbagsysteem ............................. 58
Airconditioning ........................... 128
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 138Alarmknipperlichten ...................122
Algemene informatie .................. 206
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 140
Andere auto slepen ...................240
Antiblokkeersysteem .................157
Antiblokkeersysteem (ABS) .........99
Armsteun ................................ 53, 54
Asbakken ..................................... 90
Autogegevens ............................ 250
Autokrik....................................... 225 Automatische dimfunctie .............40
Automatische verlichting ............ 116
Automatische versnellingsbak ...153
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 239
Auto stallen ................................. 212
Autostop ............................. 101, 145
B Bagageruimte ........................ 30, 72
Bagageruimte-afdekking .............74
Bandenreparatieset ...................230
Bandenspanning .......................226
Bandenspanningswaarden ........257
Batterijspanning .........................107
Bedieningsorganen ......................82
Bekerhouders .............................. 71
Bekleding .................................... 243