Page 65 of 275

Stoelen, veiligheidssystemen639Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Het passagiersairbagsysteem vóór moet voor een kinderveiligheidssys‐
teem op de passagiersstoel worden
gedeactiveerd volgens de instructies
in de tabel 3 67. Het zijairbag- en
het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
voorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.Het airbagsysteem van de passagiervoorin kan worden gedeactiveerd met een sleutel in de schakelaar in het
handschoenenkastje.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐
tie te kiezen:OFF * (UIT):airbag van voorpas‐
sagier is gedeacti‐
veerd en gaat niet af
bij een aanrijding.
Controlelamp OFF *
(UIT) brandt voortdu‐
rend in de midden‐
console. U kunt een
kinderzitje aanbren‐
gen in overeenstem‐
ming met de tabel
Inbouwposities
kinderveiligheidssys‐
temen 3 67. Er mag
geen volwassen
persoon op de stoel
van de voorpassagier
vervoerd wordenON V (AAN):airbag van voorpas‐
sagier is actief. U
mag geen kindervei‐
ligheidssystemen
aanbrengen
Page 99 of 275

Instrumenten en bedieningsorganen97Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 54, 3 58.
Airbag-deactivering
Ó ON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 63.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Page 270 of 275

268TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 141
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............245, 250
Aanduidingen op banden ..........226
Aanhangerkoppeling ..................206
Aanhangerstabilisatie ................210
Aanhanger trekken ....................207
Aansteker .................................... 90
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 211
Accu ........................................... 217
Achterklep..................................... 30
Achterlichten .............................. 221
Achterruitverwarming ................... 42
Achteruitkijkcamera ...................195
Achteruitrijlichten .......................124
Actieve hoofdsteunen ...................47
Actieve noodrem......................... 178
Adaptieve cruise control .....102, 169
AdBlue ................................ 100, 149
Afmetingen auto ........................255
Airbag deactiveren ....................... 63 Airbag-deactivering ...................... 97
Airbag en gordelspanners ...........96
Airbaglabel.................................... 58
Airbagsysteem ............................. 58
Airconditioning ........................... 128
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 138Alarmknipperlichten ...................122
Algemene informatie .................. 206
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 140
Andere auto slepen ...................240
Antiblokkeersysteem .................157
Antiblokkeersysteem (ABS) .........99
Armsteun ................................ 53, 54
Asbakken ..................................... 90
Autogegevens ............................ 250
Autokrik....................................... 225 Automatische dimfunctie .............40
Automatische verlichting ............ 116
Automatische versnellingsbak ...153
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 239
Auto stallen ................................. 212
Autostop ............................. 101, 145
B Bagageruimte ........................ 30, 72
Bagageruimte-afdekking .............74
Bandenreparatieset ...................230
Bandenspanning .......................226
Bandenspanningswaarden ........257
Batterijspanning .........................107
Bedieningsorganen ......................82
Bekerhouders .............................. 71
Bekleding .................................... 243