Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...111
2 Zijdelingse luchtroosters .....111
3 Lichtschakelaar ....................99
Grootlicht, dimlicht ................99
Lichtsignaal ........................... 99
Dagrijlicht ............................ 100
Richtingaanwijzers ..............101
4 Instrumenten ......................... 76
Driver Information Centre ...... 90
5 Voorruitwissers/-sproeiers ....71
Achterruitwisser/-sproeier ....71
Koplampsproeier ...................72
Dagteller terugzetten ............76
6 Middelste luchtroosters ......111
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................60
8 Koplampverstelling ............100
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............90
Tripcomputer ......................... 97Instrumentenverlichting .......102
Alarmknipperlichten ............100
Mistlampen ......................... 101
Mistachterlicht ....................101
Verwarmbare achterruit ........33
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 30
Klok ....................................... 72
Airbag deactiveren ................53
9 Passagiersairbag .................51
10 Handschoenenkastje ...........61
11 Verwarmings- en recircu‐
latiesysteem ........................ 106
Airconditioning ....................107
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........108
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................121
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................122
13 Contactslot met stuurslot ...11414 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 70
15 Claxon .................................. 70
Bestuurdersairbag ...............51
16 Stuurwiel instellen ................70
17 Cruisecontrol ...................... 131
18 Zekeringenkast ...................158
19 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 143
Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 33.
Verwarmbare buitenspiegels 3 30.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Airconditioning
Draaiknop voor temperatuur in de
hoogste stand zetten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Koeling n aan.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Verwarmings- en ventilatiesysteem 3 106.
Airconditioning 3 107.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
Ê indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld, de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: n of AUTO indruk‐
ken.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 108.
106KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............106
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................106
Airconditioning ......................... 107
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 108
Luchtroosters ............................. 111
Verstelbare luchtroosters ........111
Vaste luchtroosters ..................111
Onderhoud ................................. 111
Luchtinlaat ............................... 111
Pollenfilter ................................ 111
Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 112
Service .................................... 112Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
Achterruitverwarming Ü 3 33.
Verwarmde voorstoelen ß 3 39.
Temperatuur
rood:warmblauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
LuchtverdelingM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte en voor‐
ruitJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Klimaatregeling107●Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
n:koeling4:luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 33.
Verwarmde voorstoelen ß 3 39.
Temperatuur
rood:warmblauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐
torknop in de gewenste stand te
zetten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte en voor‐
ruitJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenstis, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem 3 116.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
110KlimaatregelingOm de automatische modus opnieuwin te schakelen: n of AUTO indruk‐
ken.
Luchtverdeling
Druk op R, S of 6.
De LED's in de knoppen branden.
De pijlen op het display geven de
verdeelinstellingen aan.
Koeling Druk op n om naar koeling om te
schakelen. Koeling werkt alleen bij
een draaiende motor en ingescha‐
kelde ventilator van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling weer met n uitschakelen.Handmatig bediende
luchtrecirculatie
Om in te schakelen 4 indrukken.recirculatie aan:LED in knop
brandt; D
verschijnt op het
displayrecirculatie uit:LED in knop dooft;
E verschijnt op
het display9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen
beslaan. De kwaliteit van de
binnenlucht neemt na verloop van
tijd af, wat tot vermoeidheidsver‐
schijnselen bij de inzittenden kan
leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant beslaat,
moet u de ruitenwisser aanzetten en
V uitzetten.
Stop/Start-systeem 3 116.
112KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐ systeem jaarlijks, voor het eerst
3 jaar na ingebruikneming van de
auto, te laten controleren, lettend op:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietestLet op
Koelmiddel R-134a bevat gefluo‐
reerde broeikasgassen met een
factor wereldwijde opwarming van
1430.
Het aircosysteem is gevuld met
0,45 kg en heeft een CO
2-equivalent
van 0,644 ton.
158Verzorging van de autoNr.StroomkringF09AchterdeurschakelaarF10ClaxonF14GrootlichtF15Hulpverwarming PTCIF19AirconditioningF20Verwarmbare achterruitF21BrandstofpompF30MistlampenF84CNG-systeemF85StekkerdozenF86Aansteker/Verwarmde stoelenF87Stop/Start-systeemF88Spiegelverwarming
Breng het deksel van de zekeringen‐
kast na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen weer aan.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringhouder bevindt zich
achter een kap onder op het instru‐ mentenpaneel.
In auto's met stuurwiel links; aan de linkerkant van het instrumentenpa‐
neel of, bij auto's met stuurwiel rechts; aan de rechterkant van het instru‐
mentenpaneel.
198TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............180, 185
Aanduidingen op banden ..........161
Aanhangerkoppeling ..................139
Aanhanger trekken ....................139
Aansteker .................................... 75
Aanwijzingen voor het beladen van de auto ............................. 190
Aardgas ...................................... 192
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 142
Accu ........................................... 148
Achterdeuren ............................... 25
Achterklep............................... 27, 62
Achterlichten .............................. 152
Achterruitverwarming ................... 33
Achterste zijruiten ........................33
Achteruitrijlichten .......................102
Afmetingen auto ........................190
Afmetingen laadruimte ...............190
Afstandsbediening ........................20
Afstand tot volgende onderhoudsbeurt .......................90
Airbag activeren............................ 90 Airbag deactiveren ................53, 90
Airbag-deactivering ...................... 83
Airbag en gordelspanners ...........82
Airbaglabel.............................. 48, 53
Airbagsysteem ............................. 48Airconditioning ........................... 107
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 112
Akoestische geluidssignalen ........96
Alarmknipperlichten ...................100
Algemene informatie .................. 139
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 113
Andere auto slepen ...................175
Antiblokkeersysteem .................126
Antiblokkeersysteem (ABS) .........84
Anti-slipregelaar (ASR) ...............129
Armsteun ...................................... 39
Asbakken ..................................... 75
ASR (anti-slipregelaar) ...............129
Autoclose ...................................... 90
Autogegevens ............................ 185
Autokrik....................................... 160
Automatisch blokkering brandstof ........................... 96, 115
Automatisch vergrendelen ............90
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 174
Auto stallen ......................... 142, 148
Autostop ..................................... 116
AUX-aansluiting ............................ 74
B Bagageruimte .............................. 27
Bagageruimte-afdekking .............63