Page 25 of 251

Sleutels, portieren en ruiten23Ontgrendelen
c indrukken.
Op het Info-Display kunt u kiezen uit twee instellingen:
● Om alleen het bestuurderspor‐ tier, de bagageruimte en de tank‐
klep te ontgrendelen, drukt u
eenmaal op c. Om beide portie‐
ren te ontgrendelen, drukt u
tweemaal op c.
● Druk eenmaal op c om de portie‐
ren, de bagageruimte en de tank‐ klep te ontgrendelen.
Persoonlijke instellingen 3 105.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Ontgrendelen en openen van de
achterklep 3 25.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐
deling niet.
Centrale vergrendelingstoetsen
Portieren, de bagageruimte en de
tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk op e om te vergrendelen.
Druk op c om te ontgrendelen.
Vertraagde portiervergrendeling
Schakel de motor uit en verwijder de sleutel uit het slot. Druk op e met
minstens één portier geopend en drie
geluidssignalen klinken. Wanneer het
laatste portier wordt gesloten,
vergrendelt de auto na vijf seconden
automatisch alle portieren en wordt
Page 26 of 251

24Sleutels, portieren en ruitendit aangegeven. Na tien minuten
vergrendelt de auto automatisch alle
portieren zelfs als een portier nog
open is. U kunt deze functie activeren
of deactiveren op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. Schakel de ontsteking
in en druk op de centrale vergrendel‐
toets c om het passagiersportier, de
bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen.
Als u het contact aanzet, wordt het
vergrendelingssysteem uitgescha‐
keld.
Vergrendelen
Vergrendel het bestuurdersportier handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien.
Storing in centrale vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. Het passagiersportier
kan worden geopend door aan de
binnenhandgreep te trekken. U kunt
de bagageruimte en de tankklep niet
openen.
Zet het contact aan het vergrende‐
lingssysteem te deactiveren 3 26.
Vergrendelen
Druk op de binnenste vergrendelknop van het passagiersportier. Sluit
vervolgens het bestuurdersportier en
vergrendel dit van buiten met de sleu‐
tel. Tankklep en achterklep kunnen
niet worden vergrendeld.Automatisch vergrendelen
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐ nig configureren dat de portieren, de
bagageruimte en de tankklep bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid automatisch worden vergren‐
deld.
Ook kan het systeem zo worden
geconfigureerd dat na het uitschake‐
len van het contact en het uitnemen
van de contactsleutel het bestuur‐
dersportier of beide portieren worden
ontgrendeld.
U kunt instellingen veranderen op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 105.
U kunt de instellingen opslaan voor de gebruikte sleutel 3 22.
Page 27 of 251

Sleutels, portieren en ruiten25Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Op het merkembleem op de onderstehelft drukken om de achterklep te
ontgrendelen en te openen.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Raak het embleem tijdens het sluiten
niet aan, omdat de achterklep dan
weer ontgrendeld kan worden.
Centrale vergrendeling 3 22.
Algemene tips voor de
achterklepbediening
9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Page 28 of 251

26Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als de ontsteking ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale-vergrendelings‐
toets in het interieur.
Inschakelen
Druk binnen vijf seconden tweemaal
op e van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● ontsteking
Activering
● Automatische activering 30 seconden na het vergrende‐
len van de auto door één keer op
e te drukken.
● Rechtstreeks door binnen vijf seconden twee keer kort op e te
drukken.
Status-LED
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Page 29 of 251

Sleutels, portieren en ruiten27Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het
alarmsysteem:Led aan:test, inschakelver‐
tragingLed knippert
snel:portieren, achter‐
klep of motorkap
niet goed dicht,
eventuele
systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knippert lang‐
zaam:systeem is
geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Deactivering
Door bij het ontgrendelen van de auto op c te drukken wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
door het bestuurdersportier te
ontgrendelen met de sleutel of met de centrale-vergrendelingstoets in het
interieur.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
Het diefstalalarmsysteem kan alleen
worden gedeactiveerd met c op de
handzender of door het inschakelen
van het contact.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft
uitgeschakeld, geven de alarmknip‐
perlichten dat aan. Ze lichten bij het
ontgrendelen van de auto met de
handzender driemaal kort achtereen
op.
Boordinformatie 3 102.
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een
storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐ kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Page 30 of 251

28Sleutels, portieren en ruitenLet op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na
het uitstappen altijd.
Schakel het diefstalalarmsysteem
3 22, 3 26 in.
Controlelamp d 3 94.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar links (L) of
rechts (R) te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand
U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de
behuizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Page 31 of 251
Sleutels, portieren en ruiten29Verwarmde spiegels
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Zet voor de dimfunctie de hendel aan de onderkant van het spiegelhuis
naar voren of naar achteren. De
hendel in de middelste stand is de
normale rijstand.
Versies met verlichte sterrenhemel Wanneer de sterrenhemel verlicht is,
stelt u de hendel naar voren. Sterren‐
hemel 3 117.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Page 32 of 251

30Sleutels, portieren en ruitenRuitenVoorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, bijv. tolvignetten
o.i.d., rondom de binnenspiegel op de
voorruit. Anders kan de detectiezone
van de sensor in de spiegelbehuizing
worden beperkt.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Wees voorzichtig bij het sluiten
van de ruiten. Ervoor zorgen dat
niets of niemand bekneld raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Behouden stroom uit 3 132.
Druk de schakelaar van de betref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐
matisch omhoog of omlaag met geac‐ tiveerde beveiligingsfunctie. U stopt
de ruit door de schakelaar nogmaals
in dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren In geval van problemen bij het sluiten
vanwege vorst o.i.d. schakelt u het
contact in, trekt u de schakelaar
vervolgens tot de eerste klik en houdt u hem daar. De ruit gaat omhoog
zonder geactiveerde beveiligings‐
functie. Om de beweging te stoppen,
laat u de schakelaar los.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
U kunt de ruiten op afstand van
buitenaf bedienen.