Page 105 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen103Nr.Boordinformatie48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Detectie winterbanden59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij82Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperktNr.Boordinformatie89Onderhoud spoedig90Remassistentie laten nakijken95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren151Trap de koppeling in om te
starten174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uitBoordinformatie op Uplevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Boordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke berichten
verschijnen ook op het Colour-Info-
Display. Sommige berichten verschij‐
nen slechts gedurende enkele secon‐ den.
Page 106 of 251

104Instrumenten en bedieningsorganenGeluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐ gen veiligheidsgordels geniet de prio‐ riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer u een geprogram‐ meerde snelheid overschrijdt.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center of op het info‐ display.● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Na het inschakelen van de achteruitversnelling en het
uittrekken van de achterdrager.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
Batterijspanning Midlevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwings
code 174 op het Driver Information
Center.
Uplevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodig
zijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere grootverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen
nadat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Page 107 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen105Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen
instellingen 3 22.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG voor het menu
Instellingen.
Draai aan de knop MENU-TUNE om
naar het gewenste menu Instellingen
te gaan en druk vervolgens op
MENU-TUNE .
Selecteer Instellingen en vervolgens
Auto-instellingen .
Auto-instellingen
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Modi‐
ficeert de cabineluchtstroom van
de klimaatregeling in de automa‐
tische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste
instelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd ON of
altijd OFF.
Autom. Achterruitverwarming :
Activeert de automatische
achterruitverwarming.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐
tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blinde‐
hoeksysteem.
Page 108 of 251

106Instrumenten en bedieningsorganen●Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de
uitstapverlichting en wijzigt de
duur ervan.
● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie na inschakelen van het
contact.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de portierver‐ grendelingsfunctie wanneer eenportier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie. Deze menuoptie
wordt weergegeven met Geen
vergr. bij portier open gedeacti‐
veerd. Centrale vergrendeling 3 22.
● Vergr., ontgr., start op afstandFeedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Passieve portierontgr. : Wijzigt de
configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Autom. Portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische hervergrendeling na
het ontgrendelen zonder de auto
te openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
Persoonlijke instellingen
Colour-Info-Display
Druk op ;, selecteer Instellingen en
vervolgens Auto op het aanraak‐
scherm.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Modificeert de cabinelucht‐
stroom van de klimaatregeling in
de automatische modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Ondersteunt het ontvochtigen
van de voorruit door het automa‐
tisch selecteren van de vereiste
Page 109 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen107instellingen en de automatische
aircomodus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Waarschuwing frontale botsing :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Automatische botsvoorberei‐
ding : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de auto in geval van dreigend aanrij‐
dingsgevaar. Het volgende kan
worden geselecteerd: het
systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen door
middel van geluidssignalen of
wordt volledig gedeactiveerd.
Botswaarschuwingssysteem :
Verandert de instellingen van de
frontaanrijdingswaarschuwing.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd."Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ring om weg te rijden wanneer de adaptieve cruise control de autoop zijn plaats houdt.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Auto geheugen opvragen :
Verandert de instellingen voor
het oproepen van de opgeslagen instellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de
elektrische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert persoon‐
lijke instellingen.
Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch
wissen met regensensor.Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐ snelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
Links- of rechtsrijdend verkeer :
Schakelt om tussen verlichting
voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptief rijlicht (AFL) : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
Page 110 of 251

108Instrumenten en bedieningsorganenautomatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.
Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie. Deze functie
vertraagt het werkelijke vergren‐
delen van de portieren tot alle portieren gesloten zijn.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr. deuren : Activeert of deactiveert
de automatische hervergrende‐
ling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.Ruiten met afstandsbediening :
Activeert of deactiveert de
werking van de elektrisch
bediende ruiten met de handzen‐
der.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de
passieve vergrendelingsfunctie.
Met deze functie wordt de auto na enkele seconden automatisch vergrendeld als alle portieren zijn gesloten en een elektronische
sleutel uit de auto is verwijderd.
Melding afstandsbed. nog in
voertuig : Activeert of deactiveert
de waarschuwingsgeluid
wanneer de elektronische sleutel
in de auto blijft.Telematicaservice
OnStar OnStar is een persoonlijke connecti‐
viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per
week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐
gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement,
een werkend elektrisch systeem van de auto, mobiele service en een
GPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken.
Page 111 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen109Afhankelijk van de uitrusting in de
auto, zijn de volgende services
beschikbaar:
● Noodhulpdiensten en ondersteu‐
ning bij pech onderweg
● Wi-Fi Hotspot
● Smartphone app
● Bediening op afstand, d.w.z. locatie van de auto, inschakeling
van claxon en lichten, aansturing van centrale vergrendeling
● Hulp bij gestolen voertuig
● Voertuigdiagnose
● Bestemming downloaden
Let op
Na tien dagen zonder een contact‐ cyclus wordt de OnStar-module van
de auto uitgeschakeld. Functies
waarvoor een dataverbinding vereist is, zijn na het inschakelen van het
contact weer beschikbaar.OnStar knoppen
Let op
Afhankelijk van de uitrusting kunnen
de OnStar knoppen ook in de achter‐ uitkijkspiegel geïntegreerd zijn.
Privacyknop
Houd j ingedrukt tot u een bericht
hoort om het doorgeven van de voer‐ tuiglocatie te activeren of deactive‐
ren.
Druk op j om een oproep met een
adviseur te beantwoorden of beëindi‐
gen.
Druk op j om de Wi-Fi-instellingen te
openen.
Serviceknop
Druk op Z om contact met een advi‐
seur te leggen.
SOS knop
Druk op [ om een noodoproep te
plaatsen naar een speciaal opgeleide
adviseur.
Status-LED
Groen: Het systeem is gereed met
geactiveerd doorgeven van de voer‐
tuiglocatie.
Groen knipperend: Het systeem is
bezig met een oproep.
Rood: Er is een probleem opgetre‐
den.
Uit: Het systeem is gereed met
gedeactiveerd doorgeven van de
voertuiglocatie of het systeem staat in
de stand-bymodus.
Rood/groen knipperend gedurende
een korte periode: Het doorgeven van
de voertuiglocatie is gedeactiveerd.
Page 112 of 251

110Instrumenten en bedieningsorganenOnStar-servicesAlgemene services
Druk als u informatie nodig hebt, bijv.
openingstijden, markante punten en
bestemmingen of als u hulp nodig
hebt bij bijv. pech onderweg, een
lekke band of een lege brandstoftank op Z om contact met een adviseur te
leggen.
Noodhulpdiensten
Druk in een noodsituatie op [ om een
adviseur te spreken. De adviseur
neemt vervolgens contact op met de
(nood)hulpdiensten en stuurt ze naar
uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐ oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot
De Wi-Fi Hotspot van de auto biedt
verbinding met het internet met een
maximale snelheid van 4G/LTE.Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi
hotspots is niet voor alle markten
verkrijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.
Een mobiel toestel met de Wi-Fi
Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naam
van de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt
aangegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de
SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.U kunt de functie Wi-Fi Hotspot
uitschakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt
u bepaalde autofuncties extern bedie‐ nen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende levensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het
bandenspanningscontrolesys‐
teem) controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
Download voor het bedienen van
deze functie de app van App Store ®
of Google Play™ Store.