Instrumenten en bedieningsorganen85De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd
als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de vloeibaar-gastanks leeg
zijn, wordt tot aan het uitschakelen
van het contact automatisch op
benzine overgeschakeld.
Bij het automatisch omschakelen van rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even
niet.
De benzinetank om de zes maanden leegrijden totdat controlelamp Y
oplicht en dan opnieuw tanken. Dit
helpt de brandstofkwaliteit en
systeemwerking voor rijden op
benzine in stand houden.
De auto regelmatig voltanken om
corrosie in de tank tegen te gaan.
Brandstof voor het rijden op vloeibaar
gas 3 164.Verhelpen van storingen
Als de gasmodus niet mogelijk is,
controleer dan het volgende:
● Is er voldoende vloeibaar gas aanwezig?
● Is er voldoende benzine aanwe‐ zig om te starten?
Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van
het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine- naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐ modus als niet aan de minimale eisen
wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op LPG.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken
gemakkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de
storing onmiddellijk door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijk wetgeving volgen.
164Rijden en bedieningVoorzichtig
Gebruik geen brandstof die
methanol bevat. Deze kan corro‐
sie op metalen onderdelen in het
brandstofsysteem en ook schade
aan kunststof en rubberen onder‐ delen veroorzaken. Deze schade
wordt niet gedekt door de garantie op de auto.
Sommige brandstoffen, met name
brandstoffen met een hoog octaan‐
getal, kunnen een octaanverhogend
additief met de naam methylcyclo‐ pentadienylmangaantricarbonyl
(MMT) bevatten. Gebruik geen
brandstof of brandstofadditieven met
MMT omdat daardoor mogelijk de
bougies minder lang meegaan en de
emissieregeling minder goed werkt.
De storingsindicatielamp Z licht
mogelijk op 3 91 . Roep als dit gebeurt
de hulp van een werkplaats in.
Brandstof voor rijden op
LPG
Vloeibaar gas staat bekend als LPG
(Liquefied Petroleum Gas ofwel vloei‐ baar petroleumgas) of onder de
Franse naam GPL (Gaz de Pétrole
Liquéfié). LPG staat ook bekend als
autogas.
LPG bestaat voornamelijk uit propaan
en butaan. Het octaangetal ligt tussen
105 en 115, afhankelijk van de
propaanverhouding. LPG wordt vloei‐
baar opgeslagen bij een druk van vijftot tien bar.
Het kookpunt hangt af van de druk en
mengverhouding. Bij omgevingstem‐
peratuur ligt deze tussen -42 °C
(zuiver propaan) en -0,5 °C (zuiver
butaan).Voorzichtig
Het systeem werkt bij een omge‐
vingstemperatuur van ong. -8 °C
tot 100 °C.
De volledige werking van het LPG-
systeem kan alleen worden gegaran‐ deerd met vloeibaar gas die aan de
minimale eisen van DIN EN 589
voldoet.
Brandstofkeuzeschakelaar 3 84.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact vóór het
tanken uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Rijden en bediening165Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Klik de klep vast door erop te drukken.
Open daarna de klep.
Draai de tankdop langzaam linksom
open.
Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en inscha‐
kelen.
Na het automatisch afslaan kunt de
tank nog maximaal twee keer door
drukken op het pistool helemaal vol
maken.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Vloeibaar gas tanken Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Schroef de beschermdop los van de
vulpijphals.
166Rijden en bediening
Schroef de vereiste adapter handvastop de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐stuk naar beneden.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendel‐
hendel op het vulmondstuk naar beneden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter en draai deze een kwartslag rechts-
of linksom. Trek zo ver mogelijk aan
de vergrendelhendel van het
vulmondstuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of gaat langzaam werken als de tank
voor 80% gevuld is (maximumpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het
vulmondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg deze
goed in de auto op.Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het
systeem is het ontsnappen van
vloeibaar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onver‐
mijdelijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Omwille van de veiligheid mag de
LPG-tank maar tot 80% worden
gevuld.
De meerwegklep op de vloeibaar- gastank beperkt de te vullen hoeveel‐
heid automatisch. Als een grotere
hoeveelheid wordt toegevoegd,
raden we aan om de auto niet aan de
zon bloot te stellen voordat de extra
hoeveelheid is opgebruikt.
170Verzorging van de autoVoorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen. Voorko‐
men dat de auto kan gaan rollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.
247Rugleuning neerklappen .............37
Ruiten ........................................... 30
Rijregelsystemen ........................145
Rijverlichting .......................... 12, 94
S Service ....................................... 130
Service-display ............................ 86
Service-indicatie ..........................91
Service-informatie ...................... 218
Sjorogen ...................................... 70
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................198
Snelheidsbegrenzer ...................150
Snelheidsmeter ............................ 83
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................173
Stadsmodus................................ 147
Startbeveiliging ......................27, 94
Starten en bedienen ...................132
Starthulp gebruiken ...................209
Stoelpositie .................................. 35
Stoelverstelling ........................7, 36
Stoelverwarming ........................... 39
Stop/Start-systeem .....................134
Storing ....................................... 142
Storingsindicatielamp ..................91
Sturen ......................................... 132Stuurbedieningsknoppen .............75
Stuurbekrachtiging........................ 92 Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 75
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 164
Te laag brandstofpeil ...................93
Toerenteller ................................. 83
Traction Control .........................145
Trekken....................................... 211
Typeplaatje ................................ 223
U
Uitlaatgassen ............................. 137
Uitrol-brandstofafsluiter .............133
Uitstapverlichting .......................119
Ultrasoonparkeerhulp ..................92
Uplevel-display ............................. 94
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 197
Vaste luchtroosters ....................129
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................39
Velgen en banden .....................191
Ventilatie ..................................... 121
Ventilatieopeningen ....................129Verbanddoos ............................... 71
Vergrendelingssysteem ...............26
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ..............139
Verstelbare luchtroosters ........... 129
Vertraagde uitschakeling stroom 132
Verwarmde spiegels ....................29
Verwarmd stuurwiel .....................75
Verwarming ................................. 39
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 121
Verwerking van sloopauto .........170
Verzorging .................................. 214
Verzorging exterieur ..................214
Verzorging interieur ...................216
Vloerafdekking bagageruimte ......68
Voertuiggewicht .........................230
Voertuigidentificatienummer ......222
Voordat u wegrijdt ........................ 17
Voorruit ......................................... 30
Voorstoelen .................................. 35
W
Waarschuwingslichten ..................83
Werkzaamheden uitvoeren .......171
Wieldoppen ................................ 198
Wiel verwisselen ........................202
Winterbanden ............................ 191
Wis-/wasinstallatie .......................14
Wis-/wasinstallatie achterruit .......77