WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de front-
airbag te dicht op het stuur of bij het
WAARSCHUWING!
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden op-
geblazen. Ga achterover zitten en strek
uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje op de achter-
bank van een auto met achterbank.
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het frontairbagsysteem voor de bestuurders-
en passagierszijde is zodanig ontworpen dat
het wordt opgeblazen overeenkomstig de
kracht en de aard van de botsing die worden
vastgesteld door de controller van het bevei-ligingssysteem voor inzittenden (ORC). Deze
controller ontvangt informatie van de senso-
ren voor frontale botsingen (indien aanwezig)
of van andere systeemcomponenten.
WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen op of nabij
het airbagpaneel op het instrumenten-
paneel of het stuur worden geplaatst,
omdat deze letsel kunnen veroorzaken
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De be-
schermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
Locaties van de frontairbags/
kniebescherming
1 — Frontairbags voor bestuurder en
passagier
2 — Kniebescherming voor bestuurder
en passagier
VEILIGHEID
122
WAARSCHUWING!
aanrijdingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra be-
scherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontairbags
worden niet bij alle frontale botsingen geac-
tiveerd. Dit geldt ook voor sommige frontale
botsingen die ernstige schade aan het voer-
tuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde aan-
rijdingen tegen palen, aanrijdingen waarbij
de auto onder een vrachtwagen terechtkomt
en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schadeaan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopenvervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.
Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de ge-
avanceerde frontairbag aan passagierszijde
uitschakelen (UIT) als een kinderzitje op de
voorstoelmoetworden geplaatst. Schakel de
geavanceerde frontairbag aan passagierszijde
alleen uit (UIT) als het absoluut noodzakelijk
is voor het plaatsen van een kinderzitje op de
voorstoel. Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd goed vastgegespt op de achter-
bank zitten. Statistieken tonen aan dat kin-
deren beter beschermd zijn wanneer ze op de
achterbank zijn vastgegespt en niet op de
voorstoelen. (Raadpleeg de paragraaf "Kin-
derzitjes" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.)
WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde is
gedeactiveerd en wordt niet opgeblazen
bij een botsing.
123
WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
• Plaats nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumentenpa-
neel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
• Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk ernsti-
ger letsel oplopen wanneer de veilig-
heidsgordels niet op de juiste wijze wor-
den gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of uit-
geschakeld (UIT) door de gewenste instelling
te selecteren in het menu van het display in
de instrumentengroep. Voor meer informatie
over het openen van het display in de instru-
mentengroep raadpleegt u de paragraaf "Dis-
play in de instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw instrumentenpaneel leren kennen".
De functie passagiersairbag uitschakelen be-
staat uit de volgende onderdelen:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•
Controlelampje passagiersairbag UIT-
GESCHAKELD (OFF) — een oranje lampje
op de Sport Bar
•
Controlelampje passagiersairbag IN-
GESCHAKELD (ON) — een oranje lampje
op de Sport Bar
•
Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem — een oranje lampje in het display
in de instrumentengroepDe controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed-
heid van de elektronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschakelaar
in de stand START of ON/RUN staat. De ORC
laat het indicatielampje voor het UITSCHA-
KELEN van de passagiersairbag (OFF) en het
indicatielampje voor het INSCHAKELEN van
de passagiersairbag (ON) op de Sport Bar
ongeveer vijf tot acht seconden branden voor
een zelftest wanneer het contact op de stand
Controlelampje passagiersairbag
VEILIGHEID
124
START of ON/RUN wordt gezet. Na de zelf-
test kunnen de bestuurder en de passagier
aan het brandende indicatielampje zien wat
de status is van de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde. Laat het systeem echter
onmiddellijk controleren door een erkende
dealer als zich het volgende voordoet:
• Geen van beide indicatielampjes gaat bran-
den bij wijze van zelftest wanneer het con-
tact eerst op een START of op ON/RUN
wordt gezet.
• Beide indicatielampjes blijven branden na-
dat u het voertuig hebt gestart.
• Beide indicatielampjes blijven uit nadat u
het voertuig hebt gestart.
• Beide indicatielampjes gaan branden ter-
wijl u rijdt.
• Beide indicatielampjes gaan uit terwijl u
rijdt.
Nadat de zelftest is voltooid, dient er slechts
één indicatielampje voor de passagiersairbag
tegelijk te branden.WAARSCHUWING!
Als een van de bovenstaande omstandig-
heden zich voordoet, en er wordt aangege-
ven dat er een probleem is met het contro-
lelampje van de passagiersairbag, dan
blijft de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde in de laatst geselecteerde sta-
tus (INGESCHAKELD of UITGESCHA-
KELD).
Controlelampje passagiersairbag UITGE-
SCHAKELD (OFF) — op de Sport Bar aan de
bovenkant
Het controlelampje passagiersairbag UITGE-
SCHAKELD (OFF) waarschuwt de bestuurder
en passagier voorin als de geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde is gedeacti-
veerd. Het controlelampje passagiersairbag
UITGESCHAKELD (OFF) gaat branden
om aan te geven dat de geavanceerde front-
airbag aan passagierszijde niet wordt geacti-
veerd tijdens een aanrijding. Ga erNOOIT
vanuit dat de geavanceerde frontairbag aande passagierszijde is uitgeschakeld, tenzij
het indicatielampje voor het UITSCHAKE-
LEN van de passagiersairbag (OFF)
brandt.
Controlelampje passagiersairbag INGE-
SCHAKELD (ON) — op de Sport Bar aan de
bovenkant
Het controlelampje passagiersairbag INGE-
SCHAKELD (ON) waarschuwt de bestuurder
en passagier voorin als de geavanceerde
frontairbag aan passagierszijde is geacti-
veerd. Het controlelampje passagiersairbag
INGESCHAKELD (ON) gaat branden
om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde wordt geactiveerd tijdens
een aanrijding waarbij de airbags moeten
worden geactiveerd. Ga erNOOITvanuit dat
de geavanceerde frontairbag aan de passa-
gierszijde is ingeschakeld, tenzij het contro-
lelampje passagiersairbag ingeschakeld (ON)
brandt.
125
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje op de achter-
bank van een auto met achterbank.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde uitschakelen (OFF)
Als u de geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde wilt uitschakelen (OFF), gaat u
naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecterenActie Informatie
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG OFF "
OFF"
(passagiersairbag UIT
- UIT)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was ingeschakeld
(AAN), is de stan-
daardinstelling AAN
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
UIT te selecteren.
Druk op de knop "OK"
op het stuurwiel om
Passenger AIRBAG
OFF
OFF" (passa-
giersairbag UIT -
UIT) te selecteren
Blader omhoog of om-
laag om met "YES" (ja)
te bevestigen
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om "YES" (ja) te se-
lecterenOPMERKING:
Als u deze stap niet
voltooit binnen 1 mi-
nuut, treedt er een
time-out op voor deze
optie en moet de proce-
dure worden herhaald.
VEILIGHEID
126
Actie Informatie
Er klinkt een geluids-
signaal waarbij het
controlelampje Pas-
sagiersairbag UIT
gedurende 4 tot
5 seconden blijft
branden om te beves-
tigen dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
Het controlelampje
Passagiersairbag UIT
blijft continu
branden om de be-
stuurder en de voor-
passagier te laten
weten dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is UITGESCHAKELD
(OFF).
Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde uitgeschakeld (OFF). Het contro-
lelampje Passagiersairbag UITGESCHAKELD(OFF) op de Sport Bar gaat branden
om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde niet wordt geactiveerd bij
een aanrijding.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde inschakelen (ON)
Ga naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Actie Informatie
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecteren
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was uitgeschakeld
(UIT), is de stan-
daardinstelling UIT
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
AAN te selecteren.
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN) te selec-
teren
127
Actie Informatie
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om "Yes" (ja) te se-
lecterenOPMERKING:
Als u deze stap niet vol-
tooit binnen 1 minuut,
treedt er een time-out
op voor deze optie en
moet de procedure wor-
den herhaald.
Er klinkt een geluids-
signaal waarbij het con-
trolelampje Passagiers-
airbag AAN
gedurende 4 tot 5 se-
conden blijft branden
om te bevestigen dat
de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde is inge-
schakeld.
Het controlelampje pas-
sagiersairbag AAN
blijft continu bran-
den om de bestuur-
der en de voorpassa-
gier te laten weten
dat de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde is INGE-
SCHAKELD (ON).
Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde ingeschakeld (ON). Het contro-
lelampje Passagiersairbag INGESCHAKELD
(ON)
op de Sport Bar gaat branden om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde wordt geactiveerd bij een
aanrijding waarbij de airbags moeten worden
geactiveerd.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje op de achter-
bank van een auto met achterbank.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Aanvullende zijairbags
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
(indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
VEILIGHEID
128
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.
De zijairbags (indien aanwezig) kunnen hel-
pen om het risico van letsel van inzittenden te
beperken tijdens bepaalde zijdelingse botsin-gen, als aanvulling op de potentiële letselre-
ductie door de veiligheidsgordels en de con-
structie van de carrosserie.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle-
ding open. De geactiveerde aanvullende zij-
airbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en
het portier. De zijairbag beweegt zo snel en
krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-
neer de inzittenden niet goed in de stoel
zitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico van
letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse botsin-
gen. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bepaalt op basis
van de aard en ernst van een botsing of de
zijairbags moeten worden opgeblazen. De
sensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is ge-
kalibreerd om de zijairbags aan de zijde van
de botsing van het voertuig te activeren bij
botsingen waarbij bescherming van de inzit-
tenden door zijairbags noodzakelijk is. Bij
een zijdelingse botsing worden de zijairbags
onafhankelijk geactiveerd; bij een botsing
aan de linkerzijde worden alleen de zijairbags
links geactiveerd en bij een botsing aan de
rechterzijde alleen de zijairbags rechts. Be-
schadiging van de auto is op zichzelf geen
goede indicatie of activering van de zijairbags
al dan niet vereist was.
Positie aanvullende zijairbags in de
stoelen
129