Pomp de opvouwbare band alleen op nadat
het wiel juist op het voertuig is gemonteerd.
Pomp de opvouwbare band op met behulp
van de elektrische luchtpomp voordat u het
voertuig laat zakken.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of
een conventionele band te monteren op het
opvouwbare reservewiel, omdat het wiel spe-
cifiek voor de opvouwbare reserveband is
gemaakt.
WAARSCHUWING!
Compacte en opvouwbare reservewielen
mogen slechts tijdelijk en alleen in nood-
gevallen worden gebruikt. U mag met een
deze reservewielen niet sneller rijden dan
80 km/u (50 mph). Het loopvlak van een
reservewiel heeft slechts een beperkte le-
vensduur. Als het loopvlak is versleten tot
op de bandenslijtage-indicatoren, dient u
het reservewiel te vervangen. Let op de
waarschuwingen met betrekking tot het
reservewiel. Anders kan de band van het
reservewiel lek raken en kunt u de controle
over de auto verliezen.
Full-size reservewiel — indien aanwezig
Het full-size reservewiel mag alleen in nood-
gevallen worden gebruikt. Het reservewiel
lijkt op het originele wiel op de voor- of
achteras van de auto, maar heeft andere
eigenschappen. Dit reservewielen heeft wel-
licht een beperkte levensduur. Als het loop-
vlak is versleten tot op de slijtindicatoren,
dient u de band van het full-size reservewiel
te vervangen. De originele band moet daarom
zo snel mogelijk worden gerepareerd (of ver-
vangen) en weer gemonteerd worden.
Reservewiel voor beperkt gebruik — indien
aanwezig
Het reservewiel voor beperkt gebruik mag
slechts tijdelijk en alleen in noodgevallen
worden gebruikt. De omschrijving van de
band bevindt zich op een sticker op het
reservewiel voor beperkt gebruik. Op deze
sticker worden de beperkingen voor het rijden
met het reservewiel aangegeven. Het reserve-
wiel lijkt op het oorspronkelijke wiel op de
voor- of achteras van de auto, maar heeft
andere eigenschappen. Het rijgedrag van de
auto verandert wanneer u dit reservewiel voorbeperkt gebruik monteert. De originele band
moet daarom zo snel mogelijk worden gere-
pareerd (of vervangen) en weer gemonteerd
worden.
WAARSCHUWING!
Reservewielen voor beperkt gebruik mo-
gen alleen in noodgevallen worden ge-
bruikt. Het rijgedrag van de auto verandert
wanneer u dit reservewiel voor beperkt
gebruik monteert. Rijd met dit reservewiel
niet sneller dan de snelheid die staat ver-
meld op het reservewiel voor tijdelijk ge-
bruik. De bandenspanning mag nooit ho-
ger of lager zijn dan de spanning voor
koude banden, die op de band- en bela-
dingsinformatiesticker op de B-stijl aan de
bestuurderszijde of de achterrand van het
bestuurdersportier is vermeld. De originele
band moet zo snel mogelijk worden gere-
pareerd (of vervangen) en weer gemon-
teerd worden. Anders kunt u de controle
over de auto verliezen.
SERVICE EN ONDERHOUD
296
Dark Vapor Chrome-, Black Satin Chrome- of
Low Gloss Clear Coat-wielen
LET OP!
Als uw voertuig is uitgerust met deze spe-
ciale wielen mag u GEEN wielreinigers,
schurende reinigingsmiddelen of poets-
middelen gebruiken. Deze zullen blijvende
schade aan de afwerking veroorzaken, die
niet wordt gedekt door de standaardgaran-
tie. WAS UITSLUITEND MET DE HAND
MET MILDE ZEEP EN WATER EN EEN
ZACHTE DOEK. Als u dit regelmatig doet,
is dat voldoende om deze afwerking te
verzorgen.
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
niet-SRT
Het gebruik van sneeuwkettingen vereist vol-
doende ruimte tussen band en wielkast. Volg
deze aanbevelingen op om schade te voorko-
men.
• Sneeuwkettingen moeten qua maatvoering
geschikt zijn voor de auto, zoals aanbevolen
door de fabrikant van de sneeuwketting.• Uitsluitend gebruiken op de achterwielen
• Gebruik vanwege de beperkte ruimte
sneeuwkettingen of tractiehulpmiddelen
die maximaal 12 mm boven het bandprofiel
van 265/60R18- en 265/50R20-banden
uitsteken.
WAARSCHUWING!
Het gebruik van verschillende bandenma-
ten en -typen (M+S, winterbanden) tussen
de voor- en achteras kan leiden tot onvoor-
spelbaar weggedrag. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een aanrij-
ding kunnen veroorzaken.
LET OP!
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht om schade aan de auto of de
banden te voorkomen:
• Door de beperkte ruimte voor sneeuw-
kettingen tussen de banden en andere
onderdelen van de wielophanging, is het
belangrijk uitsluitend kettingen te ge-
bruiken die in goede staat verkeren. Ge-
LET OP!
broken sneeuwkettingen kunnen ern-
stige schade veroorzaken. Zet de auto
onmiddellijk stil als u een geluid hoort
dat zou kunnen wijzen op kettingbreuk.
Verwijder eerst de beschadigde onderde-
len van de ketting voordat u deze weer
gebruikt.
• Breng de ketting zo strak mogelijk aan
en trek hem opnieuw strak nadat u
0,8 km (0,5 mijl) hebt gereden.
• Rijd niet sneller dan 48 km/u (30 mph).
• Rijd voorzichtig en vermijd scherpe
bochten en oneffenheden, vooral als de
auto zwaar beladen is.
• Rijd niet langdurig op een droog wegdek.
• Houd u aan de instructies van de fabri-
kant van de sneeuwketting voor de juiste
wijze van installatie, de rijsnelheid en de
gebruiksvoorwaarden. Houd u aan de
rijsnelheid die de fabrikant van de
sneeuwkettingen aanbeveelt, mits deze
lager is dan 48 km/u (30 mph).
• Gebruik geen sneeuwkettingen op een
compact reservewiel.
SERVICE EN ONDERHOUD
298
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen. Frequenter rouleren is toege-
staan indien dat gewenst is. De oorzaken van
snelle of ongewone slijtage moeten verholpen
worden voordat u de banden rouleert.
OPMERKING:
Het hoogwaardige bandenspanningscontrole-
systeem geeft automatisch de bandenspan-
ningswaarden op de juiste positie op het
voertuig weer nadat de banden gerouleerd
zijn.
De voorgestelde roulatiemethode is kruis-
lings naar achteren, zoals in de volgende
afbeelding is weergegeven.HET VOERTUIG STALLEN
Als het voertuig langer dan een maand stil
moet blijven staan, neem dan de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht:
• Parkeer uw voertuig op een bedekte, droge
en zo mogelijk geventileerde plaats met de
ramen een klein stukje open.
• Controleer of de elektrische parkeerrem
niet is ingeschakeld.
• Koppel de negatieve (-) aansluiting los van
de accupool en zorg ervoor dat de accu
volledig is opgeladen. Tijdens de stalling
controleert u de acculading eens per kwar-
taal.
• Indien u niet de accu loskoppelt van het
elektrische systeem, controleert u de accu-
lading iedere 30 dagen.
• Reinig en bescherm de gelakte delen door
het aanbrengen van beschermende was.
• Reinig en bescherm glimmende metalen
onderdelen door het aanbrengen van be-
schermende was.
• Doe talkpoeder op de ruitenwisserbladen
voor en achter en laat ze omhoog staan.• Bedek het voertuig met een juiste afdek-
king. Zorg ervoor dat u de lak niet bescha-
digt door het slepen van de afdekking over
vuile oppervlakken. Gebruik geen kunststof
afdekfolie die de verdamping van het op het
voertuigoppervlak aanwezige vocht verhin-
dert.
• Pomp de banden op tot een druk die
+7,25 psi (+0,5 bar) hoger is dan aanbevo-
len op de bandensticker en controleer de
bandenspanning regelmatig.
• Tap het motorkoelsysteem niet af.
• Wanneer het voertuig gedurende twee we-
ken of langer stilstaat, laat de motor gedu-
rende ongeveer vijf minuten stationair
draaien, met de airconditioning aan en
hoge ventilatorsnelheid. Dit zorgt voor een
juiste smering van het systeem, waardoor er
minder kans op schade aan de compressor
is wanneer het voertuig weer in gebruik
wordt genomen.
Banden rouleren
SERVICE EN ONDERHOUD
300
• Wanneer u speciale ladingen met chemica-
liën, kunstmest, zout, enz., vervoert, let
dan goed op of alles goed is verpakt en
afgesloten.
• Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden
wij u aan spatlappen bij ieder wiel te laten
aanbrengen.
• Een erkende dealer heeft de lakstift die
overeenkomt bij uw lakkleur.
INTERIEUR
Stoelen en bekleding
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmiddelen om
te reinigen. Dergelijke stoffen zijn vaak
brandbaar en kunnen bij gebruik in afge-
sloten ruimten ademhalingsproblemen
veroorzaken.
Verzorging van veiligheidsgordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet
met chemische oplosmiddelen of schurende
reinigingsmiddelen. De gordelband kan hier-
door worden aangetast. Ook zonnestraling
kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan
een lauw sopje van zachte zeep. Verwijder de
gordels niet uit de auto om ze te wassen.
Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze rafels
of slijtplekken vertonen of wanneer de gesp-
sluitingen niet goed functioneren.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij
een aanrijding scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de vei-
ligheidsgordels van tijd tot tijd op scheu-
ren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen
of uit elkaar te halen. Gordelsystemen
WAARSCHUWING!
moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprol-
mechanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.).
Kunststof- en gelakte onderdelen
Gebruik Mopar Total Clean om vinylbekleding
te reinigen.
LET OP!
• Direct contact van luchtverfrissers, in-
sectenwerende middelen, zonnecrème
of handcrème met de kunststofopper-
vlakken, of gelakte of gedecoreerde op-
pervlakken in het interieur kan blijvende
schade veroorzaken. Veeg deze onmid-
dellijk af.
• Schade veroorzaakt door dit type pro-
ducten wordt mogelijk niet gedekt door
de standaardgarantie van een nieuw
voertuig.SERVICE EN ONDERHOUD
302
AANHAALMOMENTEN
VOOR VELGEN EN BANDEN
Het juiste aanhaalmoment voor de
wielmoeren/bouten is van het grootste belang
om te verzekeren dat het wiel juist is gemon-
teerd op het voertuig. Telkens wanneer een
wiel wordt verwijderd en teruggeplaatst op
het voertuig, moeten de wielmoeren/bouten
worden aangehaald met een juist gekali-
breerde momentsleutel met een lange zes-
kantdop van hoge kwaliteit.
Voorgeschreven aanhaalmomenten
Standaard voertuigmodel
Aanhaalmo-
ment moer/
bout** moer-/
boutmaatSleutelmaat
moer/bout
130 Ft-Lbs
(176 Nm)M14 x 1,50 22 mm
SRT-voertuigmodel
Aanhaalmo-
ment moer/
bout** moer-/
boutmaatSleutelmaat
moer/bout
110 Ft-Lbs
(149 Nm)M14 x 1,50 22 mm
** Gebruik alleen door uw erkende dealer
aanbevolen wielmoeren/bouten en reinig of
verwijder eventueel vuil of olie voordat u deze
aanhaalt.
Inspecteer het wielmontagevlak voordat u de
band monteert en verwijder eventuele roest-
of losse deeltjes.
Trek de wielmoeren/-bouten in stervolgorde
aan totdat iedere moer/bout twee keer aange-
trokken is. Zorg ervoor dat de dop volledig
over de wielmoer/-bout zit (niet half plaat-
sen).
OPMERKING:
Als u twijfelt of de moeren goed zijn vastge-
zet, laat dit dan bij uw dealer of een banden-
servicebedrijf nog eens controleren met een
momentsleutel.Controleer na 25 mijl (40 km) het aanhaal-
moment van de wielmoeren/-bouten om er
zeker van te zijn dat alle wielmoeren/-bouten
goed tegen het wiel aanliggen.
Aanhaalpatroon
307
BRANDSTOFVEREISTEN –
DIESELMOTOR
Tank diesel van goede kwaliteit bij een ben-
zinestation van een bekend merk. Als de
buitentemperatuur zeer laag is, wordt de die-
selbrandstof dikker als gevolg van de vorming
van paraffineklonten, waardoor het brand-
stoftoevoersysteem niet goed werkt. Om der-
gelijke problemen te voorkomen, zijn meer-
dere soorten brandstof verkrijgbaar
afhankelijk van het seizoen: zomer-, winter-
en pooltypen (koude/bergachtige gebieden).
Gebruik voor deze auto uitsluitend hoogwaar-
dige diesel welke voldoet aan de richtlijnen van
EN 590. Ook biodieselmengsels tot 7% welke
voldoen aan EN 590 mogen worden gebruikt.
WAARSCHUWING!
Meng de dieselbrandstof niet met alcohol
of benzine. Deze stoffen kunnen onstabiel
zijn onder bepaalde omstandigheden en
gevaarlijk of explosief wanneer ze worden
gemengd met dieselbrandstof.
Dieselbrandstof bevat vrijwel altijd een kleine
hoeveelheid water. Om problemen met het
brandstofsysteem te voorkomen, dient het
water dat is verzameld in de waterafscheider
op het brandstoffilterhuis, te worden afge-
tapt. Als u hoogwaardige brandstof gebruikt
en het bovenstaande advies bij koud weer
opvolgt, zijn er geen brandstofadditieven voor
de auto nodig. Een "premium" dieselbrand-
stof met een hoog cetaangetal (indien ver-
krijgbaar) kan het koud starten en warm-
draaien verbeteren.
LET OP!
Als het controlelampje "Water in brand-
stof" blijft branden, START de motor NIET
alvorens het water uit het/de brandstoffil-
ter(s) af te tappen om schade aan de motor
te voorkomen. Raadpleeg de paragraaf
"Brandstof aftappen/
waterscheidingsfilter" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud" in uw gebruikers-
handleiding voor meer informatie.
313
Apps — indien aanwezig
Voor toegang tot Apps drukt u op de scherm-
toets "Uconnect Apps" om door de lijst met
toepassingen te bladeren:
• EcoDrive
• MyCar
• TuneIn
• Deezer
• Reuters
• Twitter
• Facebook Check-In
• Apple CarPlay
• Android Auto en nog veel meer.
UCONNECT 4C/4C NAV MET
8,4-INCH DISPLAY
Overzicht Uconnect 4C/4C NAV
Rijd ALTIJD veilig met beide handen aan het
stuurwiel. U bent volledig verantwoordelijk
voor en draagt alle risico's met betrekking tot
het gebruik van de Uconnect functies, inclu-
sief DAB, en toepassingen in deze auto. Ge-
bruik de functies en services van Uconnect
alleen wanneer dat veilig is. Anders bestaat
er een risico op een ongeval en ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
LET OP!
Bevestig GEEN voorwerpen aan het aan-
raakscherm. Anders kan het scherm be-
schadigd raken.
OPMERKING:
Uconnect schermafbeeldingen zijn uitslui-
tend ter illustratie en geven de software van
uw voertuig mogelijk niet exact weer.
De tijd instellen
• Model 4C NAV synchroniseert de tijd auto-
matisch via GPS, dus het instellen van de
tijd zou hierbij niet nodig moeten zijn. Als u
de tijd handmatig moet instellen, volgt u de
onderstaande instructies voor model 4C
NAV.
• Voor model 4C schakelt u de eenheid in en
drukt u op de tijdweergave boven in het
scherm. Druk op "Yes" (ja).
• Als de tijd niet bovenaan in het scherm
wordt weergegeven, kiest u de schermtoets
"Settings" (instellingen). Druk in het
scherm Settings (instellingen) op de
schermtoets "Clock" (klok) en vink deze
optie aan of uit.
Uconnect 4/4C NAV Radio
MULTIMEDIA
338
OPMERKING:
• Als de VR-toets niet ingedrukt wordt gehou-
den, maar alleen even wordt ingedrukt, zal
het ingebouwde Uconnect VR u leiden en
elk uitgesproken navigatiecommando acti-
veert het ingebouwde Uconnect Navigation
systeem.
• Als u het ingebouwde Uconnect Navigation
systeem gebruikt en u probeert met gebruik
van CarPlay via spraak of op een andere
manier een nieuwe route te starten, ver-
schijnt een pop-upvenster met de vraag of u
wilt overschakelen van Uconnect Naviga-
tion naar iPhone-navigatie. Er verschijnt
ook een pop-upvenster met de vraag of uwilt overschakelen, als CarPlay-navigatie
op dat moment in gebruik is en u probeert
een geïntegreerde Uconnect route te acti-
veren. Door "Yes" (ja) te selecteren, scha-
kelt de navigatie over naar de laatst ge-
bruikte navigatiemethode en er wordt een
route gepland voor de nieuwe bestemming.
Als u "NO" (nee) selecteert, blijft het type
navigatie ongewijzigd.
Apps
Om een compatibele app met CarPlay te
gebruiken, moet u de compatibele app ge-
download hebben op uw iPhone en moet uzijn aangemeld. Raadpleeg http://
www.apple.com/ios/carplay/ voor de meest
recente lijst met beschikbare apps voor Car-
Play.
Apps — indien aanwezig
Voor toegang tot Apps drukt u op de scherm-
toets "Uconnect Apps" om door de lijst met
toepassingen te bladeren:
• EcoDrive
• MyCar
• TuneIn
• Deezer
• Reuters
• Twitter
• Facebook Check-In
• Apple CarPlay
• Android Auto
• TomTom Live Services en nog veel meer.
Maps (kaarten)
Pop-up navigatie
MULTIMEDIA
348