Uitvoeringen met vierwielaandrijving
De fabrikant raadt aan om de auto te vervoe-
ren met alle wielenVANde grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance of de auto aan de
voorzijde op te takelen en de achterzijde op
een dolly te plaatsen.
Als geen autoambulance beschikbaar is en de
tussenbak nog werkt, kunnen voertuigenmet
een tussenbak met twee snelhedenworden ge-
sleept (in voorwaartse richting, metALLEwie-
len op de grond),MITSde tussenbak in de
stand NEUTRAL (N) en de versnellingsbak in
PARKstaat. Zie "Slepen achter een camper"
voor gedetailleerde instructies.
Auto's die zijn uitgerust met een tussenbak
met één versnelling hebben geen stand NEU-
TRAL, enmoetendaarom worden gesleept
met alle vier de wielenVANde grond.
LET OP!
• Voor- of achterwielliften mogen niet wor-
den gebruikt. Bij slepen met behulp van
een voor- of achterwiellift ontstaat in-
wendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
UITGEBREID ONGELUKKEN-
RESPONSSYSTEEM (EARS)
Deze auto is uitgerust van een uitgebreid
ongelukkenresponssysteem.Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de functie
uitgebreid ongelukkenresponssysteem
(EARS).
EVENT DATA RECORDER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). Het belangrijkste doel van
de EDR is het registreren van gegevens die
helpen om te begrijpen hoe voertuigsystemen
zich gedragen bij bepaalde aanrijdingen of
bijna-aanrijdingen, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de Event
Data Recorder (EDR).
255
6. Verwijder het luchtfilter van de airco door
het recht uit de behuizing te trekken.
7. Installeer het luchtfilter van de airco met
de pijl op het filter naar beneden wijzend.
Bij het terugplaatsen van het filterdeksel
zorgen dat het deksel goed in de houders
klikt en vast wordt gezet.
LET OP!
Het interieurluchtfilter is voorzien van een
pijl die de richting van de luchtstroom door
het filter aangeeft. Als het filter niet op de
juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het
wellicht vaker worden vervangen.
8. Breng de klep van het handschoenen-
kastje weer aan op de scharnieren en
bevestig het spankoord door het dóór de
klem in het handschoenenkastje te steken
en de klem weg te schuiven van de voor-
kant van de klep van het
handschoenenkastje.
9. Duw de klep in de bijna gesloten stand om
de aanslagen van het handschoenenkastje
weer te vergrendelen.OPMERKING:
Zorg ervoor dat de klep van het hand-
schoenenkastje volledig in de scharnieren
zit en dat de aanslagen goed zijn vergren-
deld.
Ruitenwisserbladen
Reinig de rubberdelen van de wisserbladen
en de voorruit regelmatig met een spons of
zachte doek en een mild niet-schurend reini-
gingsmiddel. U verwijdert zo de resten van
strooizout of olie.
Als de ruitenwissers langdurig worden ge-
bruikt terwijl de ruit droog is, zullen de wis-
serbladen sneller slijten. Gebruik altijd rui-
tensproeiervloeistof als u met de wissers
strooizout of vuil van een droge voorruit wilt
verwijderen.
Gebruik de ruitenwissers nooit om rijp of ijs
van de voorruit te verwijderen. Zorg dat het
rubber van de wissers niet in aanraking komt
met aardolieproducten zoals motorolie, ben-
zine, enz.OPMERKING:
De levensduur van ruitenwisserbladen is af-
hankelijk van de geografische regio en de
mate van gebruik. Wanneer u merkt dat de
ruitenwissers klapperen of (water)sporen of
natte plekken achterlaten, dan duidt dit op
een slechte werking van de ruitenwisserbla-
den. Wanneer een van deze symptomen zich
voordoet, reinig of vervang dan de ruitenwis-
serbladen.
De wisserbladen en ruitenwisserarmen moe-
ten regelmatig worden geïnspecteerd, niet
alleen wanneer de ruitenwisser prestatiespro-
blemen vertoont. Deze inspectie moet de
volgende punten omvatten:
• Slijtage of ongelijke randen
• Vreemd materiaal
• Uitharding of barsten
• Vervorming of vermoeidheid
Als een ruitenwisserblad of wisserarm be-
schadigd is, vervang de betreffende wisser-
arm of het blad door een nieuwe eenheid.
Probeer niet een ruitenwisserarm of blad te
repareren die of dat beschadigd is.
283
Koelsysteem
WAARSCHUWING!
•Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwonden
veroorzaken. Als u stoom van onder de mo-
torkap hoort of ziet komen, mag u de motor-
kap pas openen nadat de radiateur vol-
doende is afgekoeld. Open nooit de vuldop
van het koelsysteem als de radiateur of het
koelvloeistofreservoir heet is.
• Houd uw handen, gereedschap, kleding
en sieraden uit de buurt van de radia-
teurventilator wanneer de motorkap is
geopend. De ventilator start automa-
tisch en kan op elk moment starten, of
de motor loopt of niet.
• Als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiatorventilator, moet
u de kabel van de ventilatormotor los-
koppelen of het contact in de stand OFF
modus zetten. De ventilator is tempera-
tuurgeregeld en kan op elk moment gaan
draaien indien het contact in de stand
ON staat.
Motorkoelvloeistofcontroles
Controleer de koelvloeistof (antivries) elk jaar
(bij voorkeur voordat de vorst invalt). Als de
koelvloeistof (antivries) vuil is, moet het sys-
teem worden afgetapt en doorgespoeld en
daarna met verse OAT-koelvloeistof (conform
MS.90032) door een erkende dealer worden
gevuld. Controleer of de voorzijde van de
airco-condensor vrij is van insectenresten,
bladeren, enz. Spuit de voorzijde van de
condensor indien nodig voorzichtig verticaal
vanaf de bovenkant schoon met een tuin-
slang.
Controleer de slangen van het motorkoelsys-
teem op broos rubber, barsten, scheuren,
insnijdingen en vloeistofdichte aansluiting
aan koelvloeistofreservoir- en radiateurzijde.
Controleer het hele systeem op lekkage. VER-
WIJDER DE RADIATEURDOP NIET ALS HET
KOELSYSTEEM HEET IS.
HET VOERTUIG OMHOOG
TE BRENGEN
Indien het nodig is om het voertuig omhoog te
brengen, ga dan naar een erkende dealer of
naar een servicestation.
BANDEN
Banden — Algemene informatie
Tire Pressure (bandenspanning)
Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen
is een juiste bandenspanning absoluut nood-
zakelijk. Als de bandenspanning niet juist is,
heeft dit gevolgen voor het onderstaande:
• Veiligheid en stabiliteit van de auto
• Slijtage en brandstofverbruik
• Bandenslijtage
• Rijcomfort
SERVICE EN ONDERHOUD
288
• Wanneer u speciale ladingen met chemica-
liën, kunstmest, zout, enz., vervoert, let
dan goed op of alles goed is verpakt en
afgesloten.
• Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden
wij u aan spatlappen bij ieder wiel te laten
aanbrengen.
• Een erkende dealer heeft de lakstift die
overeenkomt bij uw lakkleur.
INTERIEUR
Stoelen en bekleding
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmiddelen om
te reinigen. Dergelijke stoffen zijn vaak
brandbaar en kunnen bij gebruik in afge-
sloten ruimten ademhalingsproblemen
veroorzaken.
Verzorging van veiligheidsgordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet
met chemische oplosmiddelen of schurende
reinigingsmiddelen. De gordelband kan hier-
door worden aangetast. Ook zonnestraling
kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan
een lauw sopje van zachte zeep. Verwijder de
gordels niet uit de auto om ze te wassen.
Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze rafels
of slijtplekken vertonen of wanneer de gesp-
sluitingen niet goed functioneren.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij
een aanrijding scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de vei-
ligheidsgordels van tijd tot tijd op scheu-
ren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen
of uit elkaar te halen. Gordelsystemen
WAARSCHUWING!
moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprol-
mechanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.).
Kunststof- en gelakte onderdelen
Gebruik Mopar Total Clean om vinylbekleding
te reinigen.
LET OP!
• Direct contact van luchtverfrissers, in-
sectenwerende middelen, zonnecrème
of handcrème met de kunststofopper-
vlakken, of gelakte of gedecoreerde op-
pervlakken in het interieur kan blijvende
schade veroorzaken. Veeg deze onmid-
dellijk af.
• Schade veroorzaakt door dit type pro-
ducten wordt mogelijk niet gedekt door
de standaardgarantie van een nieuw
voertuig.SERVICE EN ONDERHOUD
302
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID..........325
TERREINRIJDENPAGINA'S — IN-
DIEN AANWEZIG...........326
Statusbalk terreinpagina's.........326
Voertuigdynamiek..............327
Vering.....................327
Hellingshoek en rol — indien aanwezig .328
Accessoiremeters..............328
Selec-Terrain — indien aanwezig.....329
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN
ALGEMENE INFORMATIE......330
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie..............330
Ontvangstkwaliteit..............330
Verzorging en onderhoud..........330
Beveiliging tegen diefstal.........331
UCONNECT 4 MET 7-INCH DIS-
PLAY.....................331
Overzicht Uconnect 4...........331
Menubalk slepen en neerzetten......333
Radio.....................334
Android Auto — indien aanwezig.....335Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................337
Apps — indien aanwezig..........338
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4-
INCH DISPLAY..............338
Overzicht Uconnect 4C/4C NAV.....338
Menubalk slepen en neerzetten......340
Radio.....................341
Android Auto — indien aanwezig.....342
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................346
Apps — indien aanwezig..........348
INSTELLINGEN VAN
UCONNECT................349
BEDIENING IPOD/USB/
MEDIASPELER.............350
Audio-aansluiting (AUX)..........350
USB-poort..................350
Bluetooth Streaming Audio........351
UCONNECT REAR SEAT ENTER-
TAINMENT (RSE) SYSTEEM — IN-
DIEN AANWEZIG............351
Beginnen...................351
Dual Video Screen (systeem met twee
videoschermen)...............353
Blu-ray-speler................353
Games spelen................355
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG................356
Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen.........356
Nuttige plaatsen vinden..........358
Een locatie vinden door de naam in te
voeren.....................358
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................358
Uw thuisadres instellen..........358
Home.....................359
Een tussenstop invoegen..........360
Een omleiding volgen............360
Kaartupdate.................360
UCONNECT PHONE..........361
Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................361
MULTIMEDIA
323
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem .363
Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden)................366
Microfoon uitschakelen (of inschakelen)
tijdens gesprek...............367
Actieve gesprekken doorverbinden tussen
handset en voertuig............367
Telefoonboek.................367
Tips voor spraakbediening.........367
Het volume wijzigen............367Do Not Disturb (niet storen) gebruiken .368
Binnenkomende SMS-berichten.....368
Handige tips en veelgestelde vragen voor
het verbeteren van de Bluetooth-prestaties
met uw Uconnect systeem.........369
SNELLE TIPS VOOR SPRAAKHER-
KENNING UCONNECT........370
Introductie Uconnect............370
Aan de slag..................371
Basisspraakcommando's..........372
Radio.....................372Media.....................372
Phone (telefoon)...............373
Beantwoording gesproken
tekstberichten................374
Klimaatregeling...............375
Navigatie (4C NAV).............375
Siri Eyes Free — Indien aanwezig. . . .376
Do Not Disturb (niet storen)........376
Android Auto — indien aanwezig.....377
Apple CarPlay — indien aanwezig. . . .377
Meer informatie...............378
MULTIMEDIA
324
CYBERVEILIGHEID
Uw voertuig is mogelijk verbonden met
draadloze of bekabelde netwerken. Via deze
netwerken kan het voertuig informatie ver-
zenden en ontvangen. Deze informatie zorgt
ervoor dat systemen en functies in uw voer-
tuig goed werken.
Uw auto is mogelijk uitgerust met bepaalde
beveiligingsfuncties voor het verminderen
van het risico op onbevoegde en ongeoor-
loofde toegang tot voertuigsystemen en
draadloze communicatie. Technologie op het
gebied van voertuigsoftware blijft in ontwik-
keling en FCA US LLC, evalueert deze in
samenwerking met de leveranciers en neemt
indien nodig de noodzakelijke stappen. Net
zoals bij een computer of andere apparatuur,
kunnen er software-updates nodig zijn voor
uw voertuig om de bruikbaarheid en presta-
ties van uw systemen te verbeteren en het
risico van onbevoegde en ongeoorloofde toe-
gang tot de systemen van uw voertuig te
verminderen.Het risico van onbevoegde en ongeoorloofde
toegang tot de systemen van uw voertuig kan
nog steeds bestaan, zelfs als de meest re-
cente versie van de voertuigsoftware (zoals
Uconnect software) is geïnstalleerd.
WAARSCHUWING!
• Niet alle mogelijke uitkomsten zijn be-
kend of voorspelbaar wanneer de syste-
men van uw voertuig worden gehackt.
Het is mogelijk dat voertuigsystemen,
waaronder ook veiligheidsgerelateerde
systemen, worden aangetast. Ook kan
het voertuig onbestuurbaar worden wat
kan leiden tot ernstige of zelfs dodelijke
ongevallen.
• Gebruik daarom UITSLUITEND media
(bijv. USB, SD-kaart, of cd) van een
betrouwbare bron in de auto. Media van
onbekende leveranciers kunnen schade-
lijke software bevatten, waarmee de sys-
temen van uw voertuig kunnen worden
gehackt.
WAARSCHUWING!
• Breng uw voertuig zoals altijd onmiddel-
lijk naar uw dichtstbijzijnde erkende
dealer wanneer u vreemd gedrag van het
voertuig bespeurt.
OPMERKING:
• FCA US LLC of uw dealer kan rechtstreeks
contact met u opnemen met betrekking tot
software-updates.
• Om de beveiliging van het voertuig verder te
verbeteren en het mogelijke risico van een
hack tot een minimum te beperken, dienen
eigenaars van het voertuig het volgende te
doen:
–
Regelmatigwww.driveuconnect.com/
support/software-update.html contro-
leren om te zien of er software-updates
voor Uconnect beschikbaar zijn.
– Alleen media-apparatuur aansluiten
die u vertrouwt (zoals eigen mobiele
telefoons, USB-media, cd's).
325
Geluidsinstellingen
• Kies de schermtoets "Audio" om het scherm
met audio-instellingen te openen en
Balance/Fade (balans links/rechts - voor/
achter), Equalizer, Speed Adjusted Volume
(snelheidsafhankelijke volumeregeling),
Surround Sound, Loudness (dynamiek),
AUX Volume Offset (AUX-volume aanpas-
sen), Auto Play en Radio Off With Door
(radio uit met portier) in te stellen.
• U kunt naar het radioscherm terugkeren
door de "X rechtsboven te kiezen.
Balans links/rechts - voor/achter
• Kies de schermtoets "Balance/Fade" (ba-
lans links/rechts - voor/achter) om de ba-
lans van de audioweergave tussen de luid-
sprekers voorin of die tussen de
luidsprekers voor- en achterin in te stellen.
• Kies de schermtoetsen "Front" (voor),
"Rear" (achter), "Left" (links) of "Right"
(rechts) of druk op het luidsprekerpicto-
gram en versleep dit om de balans in te
stellen.Equalizer
• Kies de schermtoets "Equalizer" om het
scherm Equalizer te activeren.
• Kies de schermtoets "+" of "–" of raak de
niveaubalk van een equalizer-band aan en
versleep deze. Het niveau, met een bereik
van -9 tot +9, wordt onder elke band
weergegeven.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
• Kies de schermtoets "Speed Adjusted Vo-
lume" (snelheidsafhankelijke volumerege-
ling) om het scherm Speed Adjusted Vo-
lume (snelheidsafhankelijke
volumeregeling) te activeren. De snelheids-
afhankelijke volumeregeling wordt afge-
steld door op de volume-indicator te druk-
ken. Hierdoor wordt automatisch het
audiovolume aangepast aan de rijsnelheid.
Loudness (dynamiek) — indien aanwezig
• Kies de schermtoets "On" (aan) om Loud-
ness te activeren. Kies de schermtoets "Off"
(uit) om deze functie uit te schakelen.Wanneer Loudness is ingeschakeld, wordt
de geluidskwaliteit bij lagere volumes
verbeterd.
AUX Volume Offset (AUX-volume aanpassen)
• Druk op de schermtoets "AUX Volume Off-
set" (AUX-volume aanpassen) om het AUX
Volume Offset scherm te activeren. De AUX
Volume Offset (AUX-volume aanpassen)
wordt ingesteld met de " +" en " -" knoppen.
Hierdoor wordt het audiovolume van de
AUX-ingang aangepast. Het niveau, met
een bereik van -3 tot +3, wordt weergege-
ven boven de verstelbalk.
Auto Play — indien aanwezig
• Kies de schermtoets "Auto Play" om het
scherm Auto Play te activeren. De Auto
Play-functie heeft twee instellingen "On"
(aan) en "Off" (uit). Als Auto Play is inge-
schakeld, wordt muziek van een aangeslo-
ten apparaat direct afgespeeld nadat het is
aangesloten op de radio.
MULTIMEDIA
332