Oliepeil controleren — benzinemotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke
tankstop. Het ideale tijdstip voor een controle
van het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten
nadat een volledig opgewarmde motor is uit-
geschakeld.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Handhaaf het motoroliepeil al-
tijd binnen de SAFE-zone op de peilstok.
Wanneer u bij deze motoren 0,95 l (1 Quart)
olie toevoegt wanneer het oliepeil zich aan de
onderkant van de SAFE-zone bevindt, zal het
oliepeil stijgen tot aan de bovenkant van de
SAFE-zone.
LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of ver-
lies van oliedruk optreden. Dit kan leiden
tot motorschade.
Oliepeil controleren — 3.0-liter
dieselmotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer regelmatig
het oliepeil. Het ideale tijdstip voor een con-
trole van het motoroliepeil is 's ochtends
voordat u de motor de eerste keer start. Wan-
neer u het oliepeil controleert nadat de motor
heeft gedraaid, controleert u eerst of de mo-
tor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Wacht vervolgens vijf minuten na het uitscha-
kelen van de motor voordat u het oliepeil
controleert.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Vul alleen olie bij wanneer het
oliepeil zich onder de markering "MIN" op de
peilstok bevindt. De totale inhoud van de
markering "MIN" tot de markering "MAX" is
1 liter (1 qt).
LET OP!
Als er te veel of te weinig motorolie in het
carter wordt bijgevuld, kan er lucht in de
LET OP!
olie terechtkomen of kan verlies van olie-
druk optreden. Dit kan leiden tot motor-
schade.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat het oliepeil iets hoger is
dan bij een vorige controle. Dit komt door
dieselbrandstof die zich tijdelijk in het carter
bevindt door toepassing van de regeneratie-
strategie met roetfilter. Deze brandstof ver-
dampt bij normaal bedrijf.
Start de motor nooit wanneer het oliepeil zich
onder de markering "MIN" of boven de mar-
kering "MAX" bevindt.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
Het display in de instrumentengroep geeft
aan wanneer het peil van de ruitensproeier-
vloeistof laag is. Wanneer de sensor een laag
vloeistofpeil detecteert, gaat de voorruit
branden op het grafische overzicht van de
auto en wordt het bericht “WASHER FLUID
LOW” (RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJ-
VULLEN) weergegeven.
277
Uw route wordt op de kaart gemarkeerd met
een blauwe lijn. Wanneer u afwijkt van de
oorspronkelijke route, wordt uw route op-
nieuw berekend. Tijdens het rijden op hoofd-
wegen wordt mogelijk een pictogram met de
maximumsnelheid weergegeven.
Een tussenstop invoegen
• Om een tussenstop in te voegen, moet de
routenavigatie actief zijn.
• Kies de schermtoets "Menu" om terug te
keren naar het navigatiehoofdmenu.
• Kies de schermtoets "Where To?" (waar-
heen) en zoek naar de extra tussenstop.
Wanneer een andere locatie is geselec-
teerd, kunt u ervoor kiezen uw vorige route
te annuleren, de locatie toe te voegen als
eerste bestemming of de locatie toe te
voegen als laatste bestemming.
• Druk op de gewenste keuze en kies de
schermtoets "GO!" (start).
Een omleiding volgen
• Om een omleiding te volgen, moet u een
route navigeren.
• Kies de schermtoets "Detour" (Omleiding).OPMERKING:
Als de route die u nu volgt de enige redelijke
optie is, is het mogelijk dat het apparaat geen
omleiding berekent. Zie voor meer informatie
de aanvulling op de gebruikershandleiding
van Uconnect.
Kaartupdate
Ga naar www.maps.mopar.eu om uw kaart te
updaten of neem contact op met een erkende
dealer.
MULTIMEDIA
360