Waarschuwingen van het bandenspannings-
controlesysteem
Het bandenspanningslampje in het
instrumentenpaneel gaat branden,
het bericht "LOW TIRE PRESSURE"
(bandenspanning laag) verschijnt op de in-
strumentengroep en er klinkt een geluidssig-
naal als de bandenspanning van één of meer
banden te laag is. Als dit gebeurt, dient u
direct te stoppen en de spanning van alle
banden te controleren. Breng de banden op
de spanning die in de bandenspanningstabel
staat vermeld. Zodra het systeem de nieuwe
bandenspanning ontvangt, wordt het systeem
automatisch bijgewerkt en gaat het banden-
spanningslampje uit.
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 28 kPa (4 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanningwordt uitgeschakeld. Het is mogelijk dat u
eerst ongeveer 10 minuten met een snelheid
hoger dan 24 km/u (15 mph) moet rijden,
voordat het bandenspanningscontrolesys-
teem deze informatie ontvangt.
Waarschuwing onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem
Als een fout in het systeem wordt ontdekt,
knippert het bandenspanningslampje gedu-
rende 75 seconden en blijft het daarna bran-
den. Bij een systeemstoring wordt ook een
geluidssignaal weergegeven. Als het contact
wordt uitgeschakeld en vervolgens weer inge-
schakeld, zal deze reeks worden herhaald
wanneer de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Het verklikkerlampje voor de ban-
denspanning gaat uit wanneer de storing is
verholpen. Een systeemstoring kan de vol-
gende oorzaken hebben:
• Storing door elektronische apparatuur of
als men langs installaties rijdt die dezelfde
radiofrequenties afgeven als de banden-
spanningssensoren.
• Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radio-
golfsignalen worden beïnvloed.• Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten.
• Het gebruik van sneeuwkettingen.
• Het gebruik van wielen/banden die niet zijn
voorzien van bandenspanningssensoren.
Auto's met compact reservewiel of full-size re-
servewiel met alternatieve afmetingen
1. Het compacte reservewiel of het full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen
zijn niet voorzien van een bandenspan-
ningssensor. Daarom wordt de banden-
spanning van het reservewiel niet door het
bandenspanningscontrolesysteem
geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel of een
niet-bijpassend volwaardig reservewiel
monteert in plaats van een band waarvan
de spanning onder de waarschuwings-
grens ligt, klinkt er een geluidssignaal,
gaat het bandenspanningslampje bran-
den en verschijnt het bericht "LOW TIRE
PRESSURE" (lage bandenspanning) als
het voertuig opnieuw wordt gestart.
VEILIGHEID
102
transmissievloeistofpeil te laten controleren.
Als het voertuig wordt gebruikt met een ver-
keerd vloeistofpeil, kan ernstige schade aan
de automatische versnellingsbak worden
toegebracht.
LET OP!
Als echter een vloeistoflek in de versnel-
lingsbak optreedt, breng dan onmiddellijk
een bezoek aan een erkende dealer. An-
ders kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd raken. Een erkende dealer be-
schikt over het juiste gereedschap om het
vloeistofpeil nauwkeurig bij te vullen.
HET VOERTUIG OMHOOG
TE BRENGEN
Indien het nodig is om het voertuig omhoog te
brengen, ga dan naar een erkende dealer of
naar een servicestation.
BANDEN
Banden — Algemene informatie
Tire Pressure (bandenspanning)
Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen
is een juiste bandenspanning absoluut nood-
zakelijk. Als de bandenspanning niet juist is,
heeft dit gevolgen voor het onderstaande:
• Veiligheid en stabiliteit van de auto
• Slijtage en brandstofverbruik
• Bandenslijtage
• Rijcomfort
Veiligheid
WAARSCHUWING!
• Een onjuiste bandenspanning is gevaar-
lijk en kan leiden tot ongelukken.
• Bij een te lage bandenspanning veert de
band te veel in en kan de band te warm
worden en lek raken.
• Bij een te hoge bandenspanning zal de
band schokken op het wiel minder goed
opvangen. Voorwerpen op de weg en
WAARSCHUWING!
gaten in het wegdek kunnen de banden
beschadigen waardoor ze lek raken.
• Banden met een te hoge of te lage span-
ning kunnen het rijgedrag van de auto
beïnvloeden en kunnen een klapband
veroorzaken waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als niet alle banden dezelfde spanning
hebben, kunnen besturingsproblemen
optreden. U kunt de controle over de
auto verliezen.
• Als de bandenspanning van de linker-
banden verschilt van die van de rechter-
banden kan de auto naar links of rechts
gaan trekken.
• Zorg dat alle banden altijd op de voorge-
schreven spanning (voor koude banden)
zijn.
Zowel een te lage als een te hoge banden-
spanning hebben invloed op de stabiliteit van
de auto en kunnen een gevoel van een trage
of overgevoelige reactie van de stuurinrich-
ting tot gevolg hebben.
SERVICE EN ONDERHOUD
272