6-6
Wat te doen in een noodgeval
Om schade aan uw auto te
voorkomen:
• Gebruik alleen een 12V-voedingsbron (accu of
startbooster) om de auto met
een hulpaccu te starten.
• Probeer uw auto niet aan te duwen.
Informatie Een onjuist afgevoerdebatterij kan schadelijk zijn
voor het milieu en voor de
gezondheid. Voer de accu
volgens de wettelijke
voorschriften af.
Startprocedure met behulp van
een hulpaccu
1. Plaats de auto's zo dicht bij elkaar dat de startkabels de afstandtussen de accu's kunnen
overbruggen, maar zorg ervoor
dat de auto's elkaar niet raken.
2. Voorkom te allen tijde dat u in aanraking komt met ventilatoren
of andere bewegende onderdelen,
ook al draaien de motoren niet.
3. Schakel alle elektrische verbruikers, zoals het
audiosysteem, de verlichting, de
airconditioning, enz. uit. Zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem. Zet de
motor van beide auto's UIT.
i
AANWIJZING•Bij het optillen van een accu met een kunststof behuizingkan door de druk accuzuur
naar buiten komen. Houd bijhet optillen uw handen aan de
zijkant van de accu.
•Probeer uw auto niet met een
hulpaccu te starten als de
lege accu bevroren is.
•Laad NOOIT een accu bij terwijl de accukabels nog
aangesloten zijn.
•Het ontstekingssysteem werkt
met hoogspanning. Raak deze
onderdelen NOOIT aan als demotor draait of als het contactin stand ON staat.
•Voorkom dat de startkabel (+)
en (-) elkaar raken. Anders
kunnen vonken ontstaan.
•De accu kan scheuren of
exploderen wanneer u een
ontladen of bevroren accu
start met behulp van eenhulpaccu.
Pb
6-8
Wat te doen in een noodgeval
Als uw temperatuurmeter een te
hoge temperatuur aangeeft, als u
vermogensverlies bespeurt of
wanneer u luid kloppende of
pingelende geluiden hoort, is de
motor waarschijnlijk oververhit
geraakt. Als dat gebeurt moet u:
1. De auto zo snel mogelijk op eenveilige plaats tot stilstandbrengen.
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie)
en activeer de parkeerrem.
Schakel de airconditioning uit als
deze is ingeschakeld.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de autouitloopt of stoom onder de
motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de autouitloopt of stoom onder de
motorkap vandaan komt. Laat de
motor draaien als er geen
koelvloeistof of stoom te zien is en
controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer de radiateur en de
slangen op koelvloeistoflekkage en kijk onder de auto of er
koelvloeistof te zien is. (Als de
airconditioning ingeschakeld was,
is het normaal dat er koud wateronder de auto uitloopt als u deauto tot stilstand brengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als er koelvloeistof lekt en neem contact
op met een officiële HYUNDAI-
dealer.
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
Voorkom ernstigletsel en zorg ervoor dat uw handen,kleding en
gereedschap niet in
aanraking komen met
bewegende
onderdelen zoals de
koelventilator en deaandrijfriem als demotor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de
radiateurdop of deaftapplug NOOIT alsde motor en deradiateur nog heet
zijn. Er kan onder druk staande
hete koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
Zet de motor uit en wacht tot de
motor is afgekoeld. Verwijder
de radiateurdop uiterst
voorzichtig. Wikkel een dikke
doek rond de dop en draai hem
voorzichtig linksom tot de
eerste aanslag. Ga een stukje
achteruit wanneer de druk van
het koelsysteem af gaat. Pas als
u zeker weet dat er geen
overdruk meer is, drukt u dedop met de doek in en draait u
hem verder linksom om hem teverwijderen.
WAARSCHUWING
6-24
Wat te doen in een noodgeval
Volg deze stappen bij het
verwisselen van een band van uwauto:
1. Zet de auto op een stevige envlakke ondergrond.
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie),
activeer de parkeerrem en zet het
contact in stand LOCK/OFF.
3. Druk op de schakelaar van de alarmknipperlichten.
4. Neem de wielmoersleutel, de krik, de krikslinger en het reservewiel
uit de auto. [A] : Block
5. Plaats blokken voor en achter het
wiel dat zich diagonaal tegenover
het te verwisselen wiel bevindt. 6. Draai de wielmoeren linksom
één slag los in de volgorde
die hierboven is aangegeven.
Verwijder de wielmoeren niet
voordat het wiel los van de grond
is.
OOS067016LOOS067017
6-28
Wat te doen in een noodgeval
Om beschadiging aan het
compacte reservewiel en uw
auto te voorkomen:
•Rijd langzaam genoeg gezien
de wegcondities om gevaren,
zoals putdeksels en afval, tekunnen ontwijken.
•Rijd niet over objecten heen.
De diameter van het compacte
reservewiel is kleiner dan die
van een conventioneel wiel,
waardoor de grondspeling
ongeveer 25 mm kleiner
wordt.
•Monteer geen sneeuwketting
op het reservewiel. Vanwege
de kleinere afmetingen zal een sneeuwketting niet goedpassen.
•De compacte reserveband
mag niet gebruikt worden op
andere velgen en er mogen
geen standaardbanden,
winterbanden, wieldoppen of
velgringen op de velg van het
compacte reservewiel worden
gemonteerd.
OPMERKING
1. Modelnaam.
2. Maximaal toegestane belasting.
3. Activeer de parkeerrem wanneer ude krik gebruikt.
4. Zet de motor uit wanneer u de krik gebruikt.
5. Ga nooit onder een auto liggen die op een krik staat.
6. De aangegeven plaatsen onder de dorpel.
7. Bij het ondersteunen van de auto moet de voetplaat van de krik
verticaal onder het opkrikpunt
worden geplaatst. 8. Zet de versnellingspook in de
achteruitversnelling (handgescha
-
kelde transmissie) of zet de selectiehendel in stand P
(parkeren) (Double clutch-
transmissie).
9. Plaats de krik op een stevige, vlakke ondergrond.
10. Fabrikant krik.
11. Productiedatum.
12. Vertegenwoordiger van het bedrijf en het adres.
Het werkelijke label op de krik in de auto kan afwijken van de afbeelding.
Meer informatie vindt u op het label op de krik.
Kriklabel
■
Voorbeeld
OOS067043
6-48
Wat te doen in een noodgeval
• Gebruik een sleepkabel of kettingvan minder dan 5 meter. Bevestig
een rode doek (ongeveer 30 cm
breed) in het midden van de kabel
of ketting om de zichtbaarheid te
verbeteren.
• Rijd voorzichtig zodat de sleepkabel of ketting tijdens het
slepen strak blijft staan. • Controleer, voordat de auto
gesleept wordt, onder de auto of
deze geen Double clutch-
transmissie-vloeistof lekt. Als de
auto double clutch transmissie lektmoet de auto op een auto-
ambulance vervoerd of op een
dolly gesleept worden. Om schade aan uw auto en
onderdelen ervan te voorkomenbij het slepen:
•Trek alleen in de
lengterichting van de auto bij
gebruik van de sleepogen.
Trek niet in de dwarsrichting
of in verticale richting aan hetsleepoog.
•Gebruik de sleepogen niet om een andere auto weg te
slepen die vastzit in de
modder of iets dergelijks waar
hij niet op eigen kracht uit kan
komen.
•Laat de auto niet met een
snelheid hoger dan 15 km/h
en niet verder dan 1,5 km
slepen, om ernstige schade
aan de double clutch
transmissie te voorkomen.
OPMERKING
OOS067027
7-5
7
Onderhoud
DOOR DE EIGENAAR UIT TE VOEREN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
De eigenaar of officiële HYUNDAI- dealer moet onderstaande controles
volgens het aangegeven interval
uitvoeren om een veilige en
betrouwbare werking van de auto te
garanderen.
Neem bij bijzonderheden zo spoedig
mogelijk contact op met uw dealer.
Eventuele werkzaamheden die uit
deze controles voortvloeien, vallendoorgaans niet onder de
fabrieksgarantie en zullen, samen het
arbeidsloon en eventuele onderdelen
en smeermiddelen, in rekening
gebracht worden.
Het uitvoeren van onderhouds-werkzaamheden aan een auto
kan gevaarlijk zijn. Als u niet
over voldoende kennis en
ervaring of over het juiste
gereedschap beschikt,
adviseren we u uw auto te latenonderhouden door een officiële
HYUNDAI-dealer. Volg ALTIJD
deze voorzorgsmaatregelen bij
het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden:
•Parkeer uw auto op een
vlakke ondergrond, zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double clutch-
transmissie), of in stand N(neutraal) (auto met
handgeschakeldetransmissie) activeer de
parkeerrem en zet het contact
in stand LOCK/OFF.
WAARSCHUWING •Leg blokken voor de wielen
(voor en achter) om te voor-
komen dat de auto gaat
bewegen. Doe loszittende kleding uit en
doe sieraden af. Deze kunnenbekneld raken in draaiende
onderdelen.
•Als u tijdens de onderhouds- werkzaamheden de motor
moet laten draaien, doe dat
dan buiten of in een ruimte die
ruim voldoende geventileerdis.
•Houd open vuur, vonken en
rokende materialen uit de
buurt van de accu en
onderdelen van het brandstof-systeem.
7-6
Onderhoud
Schema voor door de eigenaar
uit te voerenonderhoudswerk
-
zaamheden
Bij het tanken:
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer het koelvloeistofpeil inhet koelvloeistofreservoir.
• Controleer het niveau van de ruitensproeiervloeistof.
• Controleer of de bandenspanning in orde is.
Tijdens het rijden:
• Let op veranderingen in hetuitlaatgeluid en let erop dat u in het
interieur geen uitlaatgassen ruikt.
• Controleer op trillingen in het stuurwiel. Controleer of het sturen
niet zwaarder gaat, of het stuurwiel
geen speling vertoont en of de
rechtuitstand niet is gewijzigd.
• Controleer of de auto niet naar één kant trekt op een vlakke, rechte
weg.
• Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant
trekken, een grotere slag van hetrempedaal of een moeilijk in te
trappen rempedaal.
• Controleer als de transmissie slipt of niet normaal werkt, het niveau
van de automatische-
transmissievloeistof.
• Controleer de werking van stand P (parkeren) van de Double clutch-
transmissie.
• Controleer de werking van de parkeerrem. • Controleer onder uw auto op
lekkage (tijdens of na het gebruik
van de airconditioning kan er een
plasje water onder uw auto
ontstaan; dit is een normaal
verschijnsel en duidt niet oplekkage).
Ten minste maandelijks:
• Controleer het koelvloeistofniveauin het expansievat.
• Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief
de remlichten, richtingaanwijzers
en alarmknipperlichten.
• Controleer de bandenspanning van alle banden inclusief het
reservewiel, controleer de
profieldiepte van de banden encontroleer de banden opongelijkmatige slijtage enbeschadigingen.
• Controleer of de wielmoeren vastzitten.
Wees voorzichtig bij het
controleren van het
koelvloeistofpeil wanneer de
motor warm is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten
spuiten en kunt u ernstige
brandwonden of ander letseloplopen.
WAARSCHUWING
7-9
7
Onderhoud
Klepspeling (Benzine)
Controleer op vreemde bijgeluiden
en/of motortrillingen en stel indien
nodig af.We adviseren u het systeemte laten onderhouden door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Koelsysteem
Controleer de onderdelen van het
koelsysteem, zoals radiateur,
koelvloeistofreservoir, slangen enaansluitingen op lekkage en
beschadigingen. Vervangbeschadigde onderdelen.
Koelvloeistof
De koelvloeistof moet worden
ververst volgens de intervallen vanhet onderhoudsschema.
Versnellingsbakolie
(indien van toepassing)
Controleer de versnellingsbakolie
volgens het onderhoudsschema.
Double clutch-
transmissievloeistof
(indien van toepassing)
Controleer de Double clutch-
transmissievloeistof volgens hetonderhoudsschema.
Remleidingen en -slangen
Controleer visueel op juiste bevestiging,
schaafplekken, scheurtjes, veroudering
en lekkage. Vervang verouderde ofbeschadigde onderdelen direct.
Rem-/Koppelingsvloeistof
(indien van toepassing)
Controleer het vloeistofniveau in het
rem-/koppelingsvloeistofreservoir. Het
vloeistofniveau dient zich tussen de
merktekens MIN en MAX aan de
zijkant van het reservoir te bevinden.
Gebruik uitsluitend de
voorgeschreven hydraulische
remvloeistof (DOT3 of DOT4).
Parkeerrem
Controleer het parkeerremsysteem
inclusief het parkeerrempedaal (of
parkeerremhendel) en de kabels.
Schijfremmen, remblokken,
remklauwen en remschijven
Controleer de remblokken op
overmatige slijtage, de schijfremmen
op slingering en slijtage en de
remklauwen op vloeistoflekkage.
Zie de website van HYUNDAI voor
meer informatie over het controleren
van de remblokken en
remvoeringen. (http://ser
vice.hyundai-motor.com)