Page 403 of 540

6-4
Wat te doen in een noodgeval
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
• Laat het gaspedaal los enverminder vaart terwijl u rechtuit
blijft rijden. Trap niet direct hetrempedaal in en probeer ook niet
direct naar de kant van de weg testuren, omdat u hierdoor de
controle over de auto zou kunnen
verliezen en een ongeval zou
kunnen veroorzaken.
Rem voorzichtig zodra de snelheid
zo laag is dat u dat veilig kunt doen
en zet de auto aan de kant van de
weg. Zet de auto zoveel mogelijk
aan de kant van de weg en parkeer
op een stevige, vlakke ondergrond.
Parkeer niet in de middenberm als
u op een snelweg rijdt met
gescheiden rijbanen. • Druk, als de auto tot stilstand is
gekomen, de schakelaar van de
alarmknipperlichten in, zet deselectiehendel in stand P
(parkeren, Double
clutchtransmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie),
activeer de parkeerrem en zet het
contact in stand LOCK/OFF.
• Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die
zijde van de auto die van het
langsrijdende verkeer afgewend is.
• Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dithoofdstuk.
Als de motor niet of langzaam
ronddraait
•Zet de selectiehendel in stand N
(neutraal) of stand P (parkeren) als de
auto is uitgerust met een Double
clutch-ransmissie. De motor startalleen als de selectiehendel in stand N
(neutraal) of stand P (parkeren) staat.
• Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
• Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
Probeer de auto niet aan te slepen of
aan te duwen. Dat kan schade aan uw
auto veroorzaken. Zie de instructies
voor “Starten met hulpaccu” in dithoofdstuk.
ALS DE MOTOR NIET
GESTART KAN WORDEN
Als de auto aangesleept of
aangeduwd wordt, kan de
katalysator overbelast worden
wat kan resulteren in schade
aan het emissieregelsysteem.
OPMERKING
Page 423 of 540
6-24
Wat te doen in een noodgeval
Volg deze stappen bij het
verwisselen van een band van uwauto:
1. Zet de auto op een stevige envlakke ondergrond.
2. Zet de selectiehendel in stand P (parkeren, Double clutch-
transmissie) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie),
activeer de parkeerrem en zet het
contact in stand LOCK/OFF.
3. Druk op de schakelaar van de alarmknipperlichten.
4. Neem de wielmoersleutel, de krik, de krikslinger en het reservewiel
uit de auto. [A] : Block
5. Plaats blokken voor en achter het
wiel dat zich diagonaal tegenover
het te verwisselen wiel bevindt. 6. Draai de wielmoeren linksom
één slag los in de volgorde
die hierboven is aangegeven.
Verwijder de wielmoeren niet
voordat het wiel los van de grond
is.
OOS067016LOOS067017
Page 454 of 540

7-6
Onderhoud
Schema voor door de eigenaar
uit te voerenonderhoudswerk
-
zaamheden
Bij het tanken:
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer het koelvloeistofpeil inhet koelvloeistofreservoir.
• Controleer het niveau van de ruitensproeiervloeistof.
• Controleer of de bandenspanning in orde is.
Tijdens het rijden:
• Let op veranderingen in hetuitlaatgeluid en let erop dat u in het
interieur geen uitlaatgassen ruikt.
• Controleer op trillingen in het stuurwiel. Controleer of het sturen
niet zwaarder gaat, of het stuurwiel
geen speling vertoont en of de
rechtuitstand niet is gewijzigd.
• Controleer of de auto niet naar één kant trekt op een vlakke, rechte
weg.
• Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant
trekken, een grotere slag van hetrempedaal of een moeilijk in te
trappen rempedaal.
• Controleer als de transmissie slipt of niet normaal werkt, het niveau
van de automatische-
transmissievloeistof.
• Controleer de werking van stand P (parkeren) van de Double clutch-
transmissie.
• Controleer de werking van de parkeerrem. • Controleer onder uw auto op
lekkage (tijdens of na het gebruik
van de airconditioning kan er een
plasje water onder uw auto
ontstaan; dit is een normaal
verschijnsel en duidt niet oplekkage).
Ten minste maandelijks:
• Controleer het koelvloeistofniveauin het expansievat.
• Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief
de remlichten, richtingaanwijzers
en alarmknipperlichten.
• Controleer de bandenspanning van alle banden inclusief het
reservewiel, controleer de
profieldiepte van de banden encontroleer de banden opongelijkmatige slijtage enbeschadigingen.
• Controleer of de wielmoeren vastzitten.
Wees voorzichtig bij het
controleren van het
koelvloeistofpeil wanneer de
motor warm is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten
spuiten en kunt u ernstige
brandwonden of ander letseloplopen.
WAARSCHUWING
Page 491 of 540

7
Onderhoud
Zekeringkast bestuurderszijde
Naam zekeringSymboolStroomsterkte zekeringBeschermd circuit
P/OUTLET2POWER
OUTLET
220ARelaiskast interieur (relais 12V-aansluiting)
INT. VERLICHTING7,5AVerlichting dashboardkastje, make-upverlichting links/rechts, interieurverlichting,
verlichting dakconsole, draadloze-laderunit, consoleschakelaar bestuurder
(met draadloze-laderunit), bagageruimteverlichting
RESERVESpare7,5AReserve
Inbraakalarm10AICM-relaiskast (relais claxon alarmsysteem)
GEHEUGENMEMORY10AModule klimaatregeling, head-up display, instrumentenpaneel, BCM,
relaiskast interieur (relais inklappen/uitklappen buitenspiegels), regensensor
RESERVESpare20AReserve
AMPAMP30AISG DC-DC-converter, AMP
MODULE6MODULE
67,5AISG DC-DC-converter, AMP
MDPS17,5AMDPS-unit
MODULE1MODULE
17,5AActive Air Flap, consoleschakelaar bestuurder (zonder draadloze-laderunit),
schakelaar alarmknipperlichten, diagnosestekker
MODULE7MODULE77,5AModule voorstoelventilatiesysteem, module voorstoelverwarming
A/BAG INDIND7,5AInstrumentenpaneel, module klimaatregeling
7-43
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24