Symbool of bericht Wat het betekent
STORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool verschijnt en alle tuiten verdwijnen in het geval van een storing in de brandstofmetersensor.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOP
(Voor bepaalde versies/markten)Het bericht wordt weergegeven wanneer het Start&Stopsysteem wordt in-/uitgeschakeld door het
indrukken van de knop
in het midden van het dashboard.
Als het Start&Stopsysteem is ingeschakeld, is de led op de knop uit; als het systeem is uitgeschakeld gaat
de led branden.
GRAVITY CONTROL
(Panda Cross 4x4 versies)De in werking treding, de niet toegestane inwerking treding en de uitschakeling van het Gravity Control-
systeem worden getoond op het display.
SERVICEWanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen, verschijnt het woord “Service” op het scherm, gevolgd
door het aantal resterende kilometers of mijlen. Dit wordt automatisch weergegeven, met de contactsleutel
op MAR, 2000 km (of het equivalent in mijlen) vóór de onderhoudsbeurt of, indien aanwezig, 30 dagen
vóór de onderhoudsbeurt. Het wordt ook elke keer weergegeven wanneer de sleutel op MAR wordt
gedraaid of, voor bepaalde versies/markten, om de 200 km (of het equivalent in mijlen).
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
63
ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat integraal deel uitmaakt
van het remsysteem, voorkomt het
blokkeren of slippen van een of
meerdere wielen op alle soorten
wegdek en ongeacht de kracht van de
remwerking, zodat de auto, zelfs bij een
noodstop, onder controle gehouden
kan worden.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
Het ABS-systeem omvat ook de
volgende subsystemen: EBD (Electronic
Braking Force Distribution), MSR
(Motor Schleppmoment Regelung) en
HBA (Mechanical Brake Assist) (voor
bepaalde versies/markten).Inwerkingtreding van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in
werking treedt.
44) 45) 46) 47) 48) 49) 50) 51) 52)
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit elektronische systeem waakt over
de stabiliteit van de auto als de wielen
hun grip verliezen, waardoor de
richtingsstabiliteit van de auto beter is.
Het systeem herkent potentieel
gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op
gedifferentieerde manier in op de
remmen van de vier wielen door een
stabiliserend koppel te leveren.
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampjeESCop het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van het voertuig kritiek zijn.
53) 54) 55) 56) 57) 58)
HH-SYSTEEM (Hill
Holder)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen.
Het wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch
geactiveerd:
op een helling- als het voertuig
auto stilstaat op een weg met een
hellingsgraad van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en de versnellingsbak in de vrijstand
of met ingeschakelde versnelling
(andere dan achteruit);
heuvelafwaarts: als de auto stilstaat
op een afdalende weg van meer dan
5% met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in de
achteruit.
66
VEILIGHEID
RIJHULPSYSTEMEN
CBC (City Brake
Control)-systeem
(voor bepaalde versies/markten)
67) 68) 69) 70) 71)
30) 31) 32) 33) 34) 35) 36)
Dit is een rijhulpsysteem dat voorzien is
van een lasersensor, die zich aan de
bovenkant van de voorruit bevindt fig.
54, deze kan de aanwezigheid van
voertuigen die vóór u rijden detecteren
en het systeem treedt automatisch in
werking in geval van een dreigende
botsing, door het voertuig af te remmen
om de aanrijding te voorkomen of de
gevolgen daarvan te beperken.
Het systeem is alleen actief als:
de contactsleutel op MAR staat;
de voertuigsnelheid tussen 5 en 30
km/h ligt;
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn omgelegd.
Het systeem kan in elk geval
uitgeschakeld (en vervolgens
ingeschakeld) worden via het display
van het Setup-menu.
Het systeem treedt in werking als er
een gevaar is van een dreigende
botsing en de bestuurder het
rempedaal niet direct intrapt.
Als het systeem detecteert dat het
vooroprijdende voertuig geraakt kan
worden, kan het de auto voor mogelijk
noodremmen voorbereiden.
Als de bestuurder geen enkele actie
onderneemt om de aanrijding te
voorkomen, zal het systeem het
voertuig automatisch afremmen, als
voorbereiding op een mogelijke botsing.
Wanneer er risico op een botsing is,
als de druk op het rempedaal door de
bestuurder onvoldoende is, kan het
systeem in werking treden om de
reactie van het remsysteem te
verbeteren, waardoor de snelheid van
het voertuig verder afneemt.
Bij het heuvel oprijden op een steile
helling, kan het systeem ingrijpen, door
het remsysteem te activeren.Versies uitgerust met Start&Stop
systeem: na afloop van de
automatische remingreep, zal het
Start&Stop systeem gaan werken zoals
beschreven in de "Start&Stop
systeem"-paragraaf in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Versies uitgerust met
handgeschakelde versnellingsbak:
na afloop van de automatische
remingreep kan de motor haperen en
afslaan, tenzij de bestuurder het
koppelingspedaal intrapt.
Versies uitgerust met "Dualogic"
versnellingsbak(voor bepaalde
versies/markten): na afloop van de
remingreep blijft de laatst opgeslagen
versnelling ingeschakeld.
BELANGRIJK Zowel bij de versies
uitgerust met handgeschakelde
versnellingsbak als bij de versies met
"Dualogic" versnellingsbak (voor
bepaalde versies/markten) kunnen,
nadat het voertuig is gestopt, de
remklauwen gedurende ongeveer 2
seconden vast blijven zitten om
veiligheidsredenen. Zorg ervoor dat u
het rempedaal intrapt als de auto iets
vooruit mocht rijden.
54F1D0041
73
111)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.112)Het waarschuwingslampjevan de
airbag geeft de status aan van de
passagiersbescherming. Als het lampje niet
brandt, is de passagiersbescherming
ingeschakeld. Het kan vanuit het menu
worden uitgeschakeld; in dat geval gaat het
waarschuwingslampje branden. Wanneer
de auto wordt gestart (startsleutel in stand
MAR), brandt het waarschuwingslampje
ongeveer 8 seconden, als ten minste
5 seconden na de vorige uitschakeling zijn
verstreken. Als dit niet gebeurt, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk. Als
de motor binnen 5 seconden opnieuw
wordt in-/uitgeschakeld, kan het
waarschuwingslampje gedoofd blijven.
Controleer in dit geval de correcte werking
van het lampjes: schakel de auto uit, wacht
minstens 5 seconden en schakel weer in.
Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van het waarschuwingslampje niet
de werkelijke toestand van de
passagiersbescherming aan, maar wordt
alleen de correcte werking ervan
gecontroleerd. Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de autocondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren. (Ook in landen
waarin de uitschakelfunctie van de
passagiersbescherming niet geboden
wordt, wordt de test van het
waarschuwingslampje uitgevoerd, dat
minder dan een seconde gaat branden
wanneer de sleutel naar MAR wordt
gedraaid, en vervolgens weer dooft.)
113)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners.
Bij aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.114)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
115)Als het “rode” lampje
niet enkele
seconden gaat branden wanneer de
contactsleutel in de stand MAR is
gedraaid, dan is het “rode” lampje mogelijk
defect. In dat geval gaat het
lampje,
enkele seconden later, knipperen. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door
het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te
rijden.
99
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................101
TIJDENS PARKEREN ......................103
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................103
DUALOGIC VERSNELLINGSBAK....104
MODUSSELECTIESYSTEEM ..........106
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
"DUALDRIVE" .................................108
ECO-FUNCTIE ................................109
START&STOP-SYSTEEM ................109
PARKEERSENSOREN.....................110
TANKEN..........................................111
AANHANGERS TREKKEN ..............115
100
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN
116) 117)
38) 39) 40) 41)
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
VERSIES MET
HANDMATIGE
VERSNELLINGSBAK
Benzineversies
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand.Voor
0.9 TwinAir Turbo 0.9 TwinAir
Turbo-versies:trek de handrem aan
en zet de versnellingspook in z'n vrij
of trap het koppelingspedaal volledig in,
als een andere versnelling dan de
vrijstand is ingeschakeld;
voor alle versies (behalve 0.9
TwinAir en 0.9 TwinAir Turbo): trap
het koppelingspedaal volledig in,
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.Dieselversies
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan, zet de
versnellingspook in de vrijstand en draai
de contactsleutel naar MAR: het
lampje
enop het
instrumentenpaneel gaat branden;
wacht tot de lampjesen
uitgaan en trap dan het
koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in de
AVV-stand zodra het
waarschuwingslampje
dooft. Laat
de contactsleutel los zodra de motor
start.BELANGRIJK Als de motor niet bij de
eerste poging start, draai dan de
contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen. Als,
met de contactsleutel op MAR, de
instrumentenpaneel
waarschuwingslampjes
enop
het display blijven branden (uitsluitend
voor benzineversies), dan wordt
geadviseerd de sleutel naar STOP en
dan weer naar MAR te draaien. Als het
lampje
blijft branden, probeer
dan met de andere sleutels die bij de
auto zijn geleverd. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
motor nog steeds niet gestart kan
worden.
VERSIES MET DUALOGIC
VERSNELLINGSBAK
118)
Het starten van de motor kan zowel
met een ingeschakelde versnelling als in
de vrijstand (N) gebeuren.
Het rempedaal moet echter altijd
ingetrapt zijn als een andere versnelling
dan de vrijstand is ingeschakeld. Het
wordt daarom aangeraden de
versnellingspook in de vrijstand (N) te
zetten voordat de motor wordt gestart.
101
LPG EN NATURAL POWER
VERSIES
De motor wordt altijd gestart op
benzine, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
42)
DE MOTOR AFZETTEN
43)
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
de temperatuur in de motorruimte
te laten zakken.
BELANGRIJK
116)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en
motoruitlaatgassen bevatten kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige gassen.
117)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.118)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit
dat de versnellingsbak automatisch in de
vrijstand is gezet, door een geluidssignaal
worden aangegeven.
BELANGRIJK
38)Als hetlampje gedurende 60
seconden knippert na het starten of terwijl
het voertuig langdurig gesleept wordt,
betekent dit dat er een storing is in het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
het voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel mogelijk
contact worden opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
39)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
40)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
41)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.42)Daarom moet er altijd benzine in de
tank zitten om de benzinepomp te
beschermen en tijdelijke omschakeling van
de werking op LPG naar de werking op
benzine te garanderen, als er hoge
prestaties vereist zijn.
43)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
102
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Wanneer de "Off
Road"-modus in werking treedt, wordt
het Start&Stop-systeem tijdelijk
uitgeschakeld. Tijdelijke deactivering
van het systeem schakelt de
overeenstemmende LED aan op de lijst
(op het centrale dashboard). Om de
Start&Stop-functie, met "Off
Road"-modus aan in werking te stellen,
druk op de
knop op de
dashboardslijst. Wanneer de "Off
Road"-modus wordt uitgeschakeld,
wordt het Start&Stop-systeem weer in
werking gesteld.
BELANGRIJK Wanneer de "Off
Road"-modus in werking treedt, wordt
het City Brake Control-systeem tijdelijk
uitgeschakeld. Tijdelijke deactivering
van het systeem resulteert in het
inschakelen van het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel. Wanneer de "Off
Road"-modus wordt uitgeschakeld,
wordt het City Brake Control-systeem
weer ingeschakeld.Uitschakelen
Om de "Off Road"-modus uit te
schakelen en terug te keren naar de
“Auto"-modus, draai de ringmoer naar
links en houd deze in deze een halve
seconde in deze positie. In dit geval
gaat de led van de modus “Auto”
branden en wordt de “Off
Road”-modus uitschakeling op het
scherm weergegeven.
BELANGRIJK Als “Off Road” of “Auto”
modus in werking was toen de motor
werd gestopt, treedt bij de volgende
keer starten de geselecteerde modus
opnieuw in werking.
FUNCTIE “GRAVITY
CONTROL”
Deze rijfunctie maakt een constante
voertuigsnelheid bij het bergafwaarts
rijden mogelijk.
Aan/Uit
Voor het inschakelen/uitschakelen van
de Gravity Control-functie, zie de
paragraaf “Actieve veiligheidssystemen”
in het hoofdstuk “Veiligheid”.MISLUKKING VAN HET
MODUSSELECTIE-
SYSTEEM
BELANGRIJK Bij een storing in het
systeem of een defect van de knop,
kunnen geen rijmodi worden gekozen.
Op het display verschijnt een
bijbehorend bericht.
BELANGRIJK In dit geval is het niet
raadzaam om bergafwaarts te rijden op
wegen met een steile helling, het
systeem kan de bestuurder op geen
enkele wijze helpen.
107