BELANGRIJK
167)Bedek bij auto's met zijairbags de
rugleuning van de voor- en achterstoelen
niet met extra hoezen.
168)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.). Dit kan ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
169)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
170)Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch autowasstraat).
171)De frontairbag heeft een hogere
activeringsdrempel dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
172)Airbags worden met een extreem
hoge snelheid opgeblazen. In bepaalde
situaties kan contact met een opengaande
airbag leiden tot schaafwonden,
bloeduitstortingen, lichte snijwonden en
dergelijke.173)HET IS HEEL BELANGRIJK DAT U
FATSOENLIJK IN UW STOEL ZIT. Een
bestuurder of voorpassagier die te dichtbij
het stuurwiel of het instrumentenpaneel zit
op het moment dat de airbag opengaat,
kan ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Airbags worden zeer snel en met veel
kracht opgeblazen. De bestuurder en
voorpassagier zouden ernstig of dodelijk
letsel op kunnen lopen, als ze niet
fatsoenlijk zitten of vastzitten op het
moment dat de airbag wordt opgeblazen,
omdat de airbags dan geen adequate
bescherming bieden. Zie fig. 220 .
174)Ga niet op de rand van uw stoel zitten
of met uw onderbenen te dichtbij het
instrumentenpaneel, en houd uw hoofd of
borst niet te dichtbij het stuurwiel of het
instrumentenpaneel. Leg uw voeten of
benen niet op of tegen het
instrumentenpaneel.
175)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
176)Plaats baby's en kleine kinderen altijd
op de achterbank en zet ze goed vast in
een geschikt kinderzitje. De achterbank is
de veiligste plek voor baby's en kinderen.
177)Baby's en kleine kinderen mogen
nooit los worden vervoerd, tegen het
instrumentenpaneel staan of in uw armen
of op schoot worden gehouden. Hierdoor
zouden ze in geval van een botsing, en zelfs
als de airbag wordt opgeblazen, ernstig of
dodelijk letsel kunnen oplopen. Ze moeten
altijd fatsoenlijk in een geschikt kinderzitje
zitten. Zie fig. 221. Zie het gedeelte
"Kinderzitje" van dit Instructieboek.178)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
179)Oudere kinderen moeten ook
fatsoenlijk en indien nodig op een verhoger
zitten en de veiligheidsgordel naar behoren
dragen.
180)Zeer gevaarlijk! Gebruik NOOIT een
kinderzitje dat achterstevoren geplaatst
moet worden, op een voorstoel met een
GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor
kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK
LETSEL oplopen.
181)Breng geen accessoires aan
waardoor het indicatielampje niet goed te
zien is, en dek het indicatielampje niet af
met een sticker. Hierdoor zou u de status
van het passagiersairbagsysteem niet
kunnen controleren.
144
VEILIGHEID
Locatie van de achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera (A) is in het
gedeelte in de buurt van de handgreep
van de achterklep verwerkt.
Gebruik van de achteruitkijkcamera
Als u met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON", de
versnellingspook in de stand "R" zet,
wordt automatisch het beeld achter het
voertuig op het scherm van hetMulticommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO weergegeven. Als u de
versnellingspook in een andere stand
zet, wordt de oorspronkelijke weergave
hersteld.
162)
Opmerking Doordat de
achteruitkijkcamera een speciale lens
heeft, zou het kunnen dat de lijnen
tussen de parkeerplaatsen op de
grond, op het scherm niet parallel lijken
te lopen.
Opmerking In de volgende situaties zou
het beeld op het scherm slecht te zien
kunnen zijn. Dit duidt niet op storingen.
Gedimd grootlicht ('s nachts)
Als het licht van de zon of van de
koplampen van een ander voertuig
direct in de lens schijnt
Als fluorescent licht direct in de lens
schijnt, zou het beeld op het scherm
kunnen flakkeren. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als de camera warm is en
vervolgens afkoelt door regenwater of
doordat de auto wordt gewassen, kan
de lens beslaan. Dit verschijnsel duidt
niet op een storing.
Opmerking Als de
omgevingstemperatuur bijzonder warm
of bijzonder koud is, is het camerabeeld
mogelijk niet duidelijk. Dit duidt niet op
storingen.Opmerking Als een radiotoestel in de
buurt van de camera wordt
geïnstalleerd, zou de
achteruitkijkcamera elektrische
interferentie kunnen veroorzaken en zou
het systeem kunnen stoppen met
werken.
Opmerking Obstakels zijn niet goed
zichtbaar als de lens vuil is. Als de lens
vuil wordt door waterdruppels, sneeuw,
modder of olie, veeg dan de
verontreiniging weg en zorg ervoor dat
u daarbij de lens niet krast.
Opmerking Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dit
niet doet, zou dit afbreuk kunnen doen
aan de werking van de camera.
Onderwerp de camera niet aan
fysieke schokken door er tegen te slaan
of er iets tegenaan te gooien.
Breng geen organische stoffen,
autowax, olieverwijderaars en
glasreinigers op de camera aan. Als
deze op de camera terechtkomen,
veeg dan direct de camera af.
Mors geen kokend water over de
camera.
Mors of spetter nooit water op of
rondom de camera.
Ontkoppel, demonteer of modificeer
de camera niet.
Maak geen krassen op de camera,
aangezien dit afbreuk aan de
camerabeelden zou kunnen doen.
344AHA103723
345AHA103710
214
STARTEN EN RIJDEN
DE BINNENKANT
VAN HET VOERTUIG
REINIGEN
Poets en droog uw voertuig, nadat u de
binnenkant met water, een
reinigingsmiddel o.i.d. hebt gewassen,
in een schaduwrijke, goed geventileerde
omgeving.
Opmerking Als uw voertuig de
elementen van de achterruitverwarming
heeft, gebruik voor de reiniging van de
binnenkant van de achterruit dan altijd
een zachte doek en volg tijdens het
poetsen van het glas de elementen van
de achterruitverwarming, om geen
schade te veroorzaken.
400) 401)
201)
Kunststoffen, stoffen en gevoerde
onderdelen
1. Doe deze voorzichtig af met een
zachte doek die in een oplossing
zachte zeep in water is gedrenkt.
2. Dompel de doek onder in schoon
water en wring de doek goed uit. Veeg
met deze doek grondig het
schoonmaakmiddel af.
Opmerking Gebruik geen
reinigingsmiddelen, conditioners en
andere beschermingsmiddelen die
siliconen of autowax bevatten. Als
dergelijke middelen op het
instrumentenpaneel of andere delenworden aangebracht, kan dit leiden tot
weerspiegelingen in de voorruit die het
zicht belemmeren. Als deze middelen
bovendien op de schakelaars van
elektrische accessoires terechtkomen,
kan dit leiden tot storingen van
dergelijke accessoires.
Bekleding
1. Behandel de bekleding met zorg en
houd het interieur schoon om de
waarde van uw nieuwe voertuig te
behouden. Gebruik een stofzuiger en
borstel om de stoelen te reinigen.
Vlekken op synthetisch leer dienen met
een geschikt reinigingsmiddel te
worden verwijderd. Stoffen bekleding
kan worden gereinigd met ofwel een
bekledingsreiniger of een oplossing
zachte zeep in water.
2. Reinig de vloerbedekking met een
stofzuiger en verwijder vlekken met een
tapijtreiniger. Olie en vet kunnen worden
verwijderd door er zachtjes met een
schone, kleurvaste doek met
vlekkenverwijderaar op te deppen.
Echt leer (indien aanwezig)
1. Doe leer voorzichtig af met een
zachte doek die in een oplossing
zachte zeep in water is gedrenkt.
2. Dompel de doek onder in schoon
water en wring de doek goed uit. Veeg
met deze doek grondig het
schoonmaakmiddel af.
3. Breng een leerbeschermer aan op
oppervlakken van echt leer.Opmerking Als echt leer nat is
geworden of met water is gewassen,
doe het water dan zo snel mogelijk af
met een droge, zachte doek. Als leer
vochtig blijft, kan het gaan schimmelen.
Opmerking Door organische
oplosmiddelen, zoals wasbenzine,
petroleum, alcohol en benzine, zure of
basische oplosmiddelen kan het
oppervlak van echt leer verkleuren.
Gebruik altijd neutrale
reinigingsmiddelen.
Opmerking Verwijder olieresten snel,
om te voorkomen dat ze vlekken in het
leer maken.
Opmerking Echt leer kan hard worden
en krimpen als het te lang wordt
blootgesteld aan direct zonlicht.
Parkeer uw voertuig daarom zoveel
mogelijk in de schaduw.
Opmerking Als de temperatuur in het
voertuig 's zomers hoog oploopt,
kunnen vinylproducten die op stoelen
met een leren bekleding worden
achtergelaten smelten en aan de stoel
plakken.
285
BELANGRIJK
400)Bewaar geen spuitbussen in het
voertuig: ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C. Wanneer het
voertuig in de zon staat, kan de
binnentemperatuur deze waarde ruim
overschrijden.
401)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
BELANGRIJK
201)Gebruik geen organische stoffen
(oplosmiddelen, wasbenzine, petroleum,
alcohol, benzine, enz.) of basische of zure
oplossingen. Door deze chemicaliën kan
het oppervlak verkleuren, vlekken of
scheuren. Als u reinigings- of
polijstmiddelen gebruikt, controleer dan dat
deze middelen de bovengenoemde stoffen
niet bevatten.
DE BUITENKANT
VAN HET VOERTUIG
REINIGEN
Als de volgende zaken op uw voertuig
achterblijven, kunnen ze corrosie,
verkleuring en vlekken veroorzaken;
was het voertuig daarom zo snel
mogelijk.
Zeewater, dooimiddelen.
Roet en stof, ijzerpoeder van
fabrieken, chemische stoffen (zuren,
basen, koolteer, enz.).
Vogelpoep, dode insecten,
boomsappen, enz.
Wassen
Langdurig contact met chemicaliën in
vuil en stof afkomstig van het wegdek
kan leiden tot schade aan de laklaag en
de carrosserie van uw voertuig.
De beste manier om uw voertuig tegen
deze schade te beschermen is door het
regelmatig te wassen en in de was te
zetten. Dit biedt ook een effectieve
bescherming tegen de elementen, zoals
regen, sneeuw, zoute lucht, enz.
Was het voertuig van boven naar
beneden met een borstel of spons en
ruim water. Gebruik, indien nodig, een
mild autoreinigingsmiddel. Spoel het
voertuig grondig af en veeg het droog
met een zachte doek. Reinig na het
wassen van het voertuig de naden en
randen van de portieren, de motorkap
en andere delen waar vuil zich in zou
kunnen hebben verzameld.
202) 203) 204) 205) 206) 207) 208) 209) 210)
6)
Bij koud weer
Strooizout en andere chemicaliën die 's
winters in sommige gebieden op de
wegen worden gestrooid, kunnen een
schadelijk effect op de carrosserie
hebben. Was daarom het voertuig zo
vaak mogelijk volgens onze instructies
voor de verzorging. We raden aan om
vóór en na het winterseizoen een
conserveermiddel aan te laten brengen
en de bescherming van de ondervloer
te laten controleren.
Veeg na het wassen van uw voertuig
alle waterdruppels van de rubberen
delen om de portieren, om te
voorkomen dat de portieren
vastvriezen.
Waxen
Door het voertuig in de was te zetten,
voorkomt u dat stof en van de weg
afkomstige chemicaliën aan de lak
blijven plakken. Breng ten minste eens
in de drie maanden na het wassen van
het voertuig een wasoplossing aan om
te helpen het vocht af te drijven.
Zet het voertuig niet in direct zonlicht in
de was. Zet het voertuig in de was
nadat de oppervlakken zijn gekoeld.
Raadpleeg voor nadere informatie over
het in de was zetten van uw voertuig de
instructies van de autowax.
211)
286
SERVICE EN ONDERHOUD
Polijsten
Laat het voertuig alleen polijsten als de
lak is gevlekt of zijn glans heeft verloren.
Polijst geen onderdelen met een matte
afwerking en ook de kunststof bumpers
niet. Dit zou kunnen leiden tot vlekken
in of schade aan de afwerking.
Kunststof onderdelen reinigen
Gebruik een spons of leren zeem. Als
de was zich aan een ruw grijs of zwart
oppervlak van de bumper, de stootlijst
of de lampen hecht, wordt dat
oppervlak wit. Veeg de was in dat geval
af met lauw water en een zachte doek
of leren zeem.
212) 213)
Verchroomde onderdelen
Was verchroomde onderdelen met
water, droog ze grondig en breng een
speciale beschermlaag aan, om vlekken
en roest te voorkomen. Dit moet 's
winters vaker gebeuren.
Aluminium wielen (indien
gemonteerd)
Verwijder vuil met een spons, terwijl
water op het wiel wordt gesprenkeld.
Gebruik een neutraal reinigingsmiddel
op vuil dat niet eenvoudig met water
kan worden verwijderd. Spoel het
neutrale reinigingsmiddel na het wassen
van het wiel weer af. Droog het wiel
grondig met een leren zeem of een
zachte doek.
214) 215) 216) 217)
Ruiten
De ruiten kunnen normaal worden
gereinigd met een spons en water.
Glasreiniger kan worden gebruikt om
olie, vet, dode insecten, enz. te
verwijderen. Veeg het glas, nadat het is
gewassen, droog met een schone,
droge, zachte doek. Gebruik nooit een
doek die voor de reiniging van een
gelakt oppervlak is gebruikt om een
raam te reinigen. Autowax van het
gelakte oppervlak zou op het glas
kunnen komen en de doorzichtigheid
en het zicht door het glas kunnen
verminderen.
Opmerking Gebruik voor de reiniging
van de binnenkant van de achterruit
altijd een zachte doek en volg tijdens
het poetsen van het glas de elementen
van de achterruitverwarming, om geen
schade te veroorzaken.
Wisserbladen
Gebruik een zachte doek en een
glasreiniger om vet, dode insecten, enz.
van de wisserbladen te verwijderen.
Vervang de wisserbladen als ze niet
meer naar behoren wissen.
Motorruimte
Reinig de motorruimte bij aanvang en
na afloop van iedere winter. Let vooral
op naden, randen en omtrekken waar
stof met chemicaliën afkomstig van de
weg en andere corrosieve materialen
zich zouden kunnen verzamelen.Als strooizout of andere chemicaliën op
de wegen in uw omgeving worden
gebruikt, reinig dan de motorruimte ten
minste een keer iedere drie maanden.
Sproei of spetter nooit water op de
elektrische componenten in de
motorruimte, aangezien dit schade zou
kunnen veroorzaken.
Breng omliggende onderdelen,
kunststof onderdelen, enz. niet in
contact met zwavelzuur (accuvloeistof),
aangezien die zouden kunnen
scheuren, vlekken of verkleuren.
Mochten deze onderdelen er toch mee
in contact komen, veeg ze dan schoon
met een zachte doek, zeem, o.i.d. en
een oplossing van een neutraal
reinigingsmiddel in water en spoel de
aangetaste delen af met ruim water.
Versies met tonneau cover
Reinigen met de hand is aan te bevelen
voor de tonneau cover; moderne
automatische wassystemen met zachte
borstels die niet te veel druk uitoefenen
en gebruik maken van speciale
producten mogen ook worden gebruikt.
Gebruik nooit hogedrukreinigers. Als
een spuitlans wordt gebruikt, richt deze
dan niet op de randen van de stof en
de achterruit om te voorkomen dat
water binnendringt.
Versies met stickers of wrapping
Ga als volgt te werk om de stickers
en/of wrappings correct te reinigen en
te wassen:
287
Niet wassen met rollen en/of borstels
in autowasstraten. Gebruik voor het
wassen van het voertuig, uitsluitend
met de hand, pH-neutrale
reinigingsmiddelen; afdrogen met een
vochtige zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt
worden om het voertuig schoon te
maken.
Als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Onthoud dat stagnerend
water op lange termijn de auto kan
beschadigen.
Was de carrosserie met een
waterstraal onder lage druk.
Gebruik een spons om de
carrosserie met een lichte
zeepoplossing te wassen en spoel de
spons regelmatig uit.
Spoel goed af met ruim schoon
water en droog met een luchtstraal of
een zeemleren lap. Droog de minder
zichtbare delen (bijv. randen van
portieren, motorkap, koplampranden)
zorgvuldig, aangezien in deze zones
water makkelijker kan stagneren. De
auto moet na het wassen niet
onmiddellijk binnen gezet worden, maar
even buiten gelaten worden zodat
waterresten kunnen verdampen.
Was de auto niet nadat deze in de
zon geparkeerd heeft gestaan.
De kunststof carrosseriedelen
moeten op dezelfde wijze als de rest
van het voertuig gewassen worden.
Parkeer de auto zo min mogelijk
onder bomen: de hars die uit de bomen
druppelt, maakt de lak mat en vergroot
de kans op roestvorming.
Opmerking Vlekken (veroorzaakt door
water) op de stickers of wrapping
kunnen verwijderd worden door het
gedeelte nogmaals te bevochtigen en
te drogen met een zachte,
niet-schurende doek.
Opmerking Vogelpoep moet zo snel en
zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Opmerking Vermijd (indien mogelijk) om
de auto onder bomen te parkeren;
verwijder plantaardige harsen
onmiddellijk omdat deze, als ze drogen,
alleen verwijderd kunnen worden met
schuur- en/of polijstmiddelen die ten
zeerste afgeraden zijn omdat ze de lak,
de stickers of de wrapping kunnen
aantasten.
BELANGRIJK
202)Niet wassen met rollen en/of borstels
in autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
203)Wees voorzichtig dat u tijdens het
wassen van de onderkant van het voertuig
of wiel, uw handen niet verwondt.
204)Indien uw voertuig is uitgerust met de
achterspoiler, informeer dan bij het
personeel van de wastunnel alvorens het
voertuig door de wastunnel te halen.
288
SERVICE EN ONDERHOUD
205)Als uw voertuig is voorzien van
ruitenwissers met regensensoren, zet dan
voordat u het voertuig wast, de
wisserschakelaar op "OFF" om de
regensensor uit te schakelen. Anders
zouden de wissers door het water op de
voorruit kunnen worden ingeschakeld en
kunnen beschadigen.
206)Vermijd overmatig gebruik van
wasstraten, aangezien de borstels de lak
kunnen beschadigen, waardoor de lak zijn
glans kan verliezen. Krassen zijn beter
zichtbaar op voertuigen met een donkere
kleur.
207)Sproei of spetter nooit water op de
elektrische componenten in de
motorruimte. Dit zou nadelige gevolgen
kunnen hebben voor de stabiliteit van de
motor. Betracht uiterste zorg bij het wassen
van de onderkant van de carrosserie;
sproei geen water in de motorruimte.
208)Bepaalde soorten warmwaterreinigers
oefenen een hoge druk en warmte op het
voertuig uit. Hierdoor kunnen de harsdelen
van het voertuig vervormen en
beschadigen en kan de binnenkant van het
voertuig vollopen met water. Bewaar
daarom genoeg afstand, ongeveer 70 cm
of meer, tussen de carrosserie en de
spuitmond. Houd de spuitmond ook bij het
wassen rondom de portierruit op een
afstand van 70 cm of meer en in een rechte
hoek met het glasoppervlak.209)Rijd na het wassen van het voertuig
langzaam met het voertuig en trap daarbij
zachtjes het rempedaal in om de remmen
te laten drogen. Natte remmen kunnen
leiden tot een verminderde remwerking.
Bovendien bestaat het risico dat de
remmen bevriezen of onbruikbaar worden
door roestvorming, waardoor het voertuig
niet meer verplaatst kan worden.
210)Let bij gebruik van een automatische
wasstraat op de volgende zaken en
raadpleeg de gebruikershandleiding of een
medewerker van de autowasserette.
Niet-inachtneming van de volgende
procedures kan leiden tot schade aan uw
voertuig:1–debuitenspiegels zijn
ingeklapt. 2 – als uw voertuig is uitgerust
met de stijlantenne, kan deze worden
ingetrokken. Als uw voertuig is uitgerust
met de dakantenne, kan deze worden
verwijderd.3–dewisserarmen zijn op hun
plaats bevestigd met tape. 4 – als uw
voertuig is voorzien van ruitenwissers met
regensensoren, zet dan de
wisserschakelaar op "OFF" om de
regensensor uit te schakelen.
211)Waxproducten met schuurmiddelen
dienen niet gebruikt te worden.
212)Gebruik geen schuurborstel of andere
harde gereedschappen, aangezien ze het
kunststof deel van het oppervlak kunnen
beschadigen.213)Breng geen kunststof delen in contact
met benzine, lichte olie, remvloeistoffen,
motorolie, vetten, verfverdunners,
zwavelzuur (accuvloeistof) waardoor de
kunststof delen kunnen scheuren, vlekken
of verkleuren. Mochten de kunststof
onderdelen er toch mee in contact komen,
veeg ze dan schoon met een zachte doek,
zeem, o.i.d. en een oplossing van een
neutraal reinigingsmiddel in water en spoel
de aangetaste delen af met water.
214)Gebruik geen borstel of ander hard
gereedschap op de wielen. Hierdoor
zouden de wielen kunnen krassen.
215)Gebruik geen zure of basische
reinigingsmiddelen of reinigingsmiddelen
met schuurmiddelen. Hierdoor zou de
coating van de wielen kunnen afbladderen,
verkleuren of vlekken.
216)Spuit niet direct heet water met een
stoomreiniger of ander toestel op de
wielen.
217)Contact met zeewater of strooizout
kan corrosie veroorzaken. Spoel dergelijke
stoffen zo snel mogelijk af.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
289