BELANGRIJK
172)Dit voertuig mag niet worden gesleept
door een sleepwagen met
kraanwagenuitrusting (Type A) zoals
geïllustreerd fig. 408. Gebruik van een
kraanwagen kan leiden tot schade aan de
bumper en de voorkant.
173)Zet bij 4WD-voertuigen de
tussenbakpook of de rijmodusschakelaar in
de stand "2H" en vervoer het voertuig met
de aandrijfwielen op een dollie {Type C
(voertuigen met de tussenbakpook), D of
E}, zoals weergegeven. Probeer het
voertuig nooit te slepen met de
tussenbakpook of de rijmodusschakelaar in
de standen "4H" of "4L" (Easy Select
4WD), "4H", "4HLc" of "4LLc" (Super
Select 4WD II) en met de voor- of
achterwielen op de grond (Type A of B),
zoals weergegeven. Dit zou kunnen leiden
tot schade aan het aandrijfsysteem of het
voertuig zou van de dollie af kunnen
stuiteren. Als de tussenbakpook of de
rijmodusschakelaar niet in de stand "2H"
kan worden gezet of als de versnellingsbak
niet werkt of beschadigd is, vervoer het
voertuig dan met alle wielen op een dollie
(Type D of E), zoals weergegeven fig. 0.
174)Vervoer voertuigen met 2WD waarvan
de versnellingsbak slecht werkt of
beschadigd is, met de aandrijfwielen op
een dollie (Type C, D of E), zoals
weergegeven.175)Als u een voertuig met automatische
versnellingsbak met de aandrijfwielen op de
grond (Type B) sleept, zoals weergegeven,
zorg er dan voor dat de onderstaande
sleepsnelheid en -afstand nooit worden
overschreden, aangezien dit zou kunnen
leiden tot schade aan de versnellingsbak.
Sleepsnelheid: 30 km/u. Sleepafstand:
80 km. Volg voor de sleepsnelheid en
-afstand de plaatselijke verkeerswetten en
-voorschriften.
176)Op voertuigen met handmatige
versnellingsbak, het voertuig niet slepen
met de achterwielen op de grond (Type B)
zoals geïllustreerd.
177)Sleep een voertuig met een
automatische versnellingsbak nooit met de
voorwielen van de grond (en de
achterwielen op de grond) (Type B), als het
transmissieoliepeil laag is. Dit zou kunnen
leiden tot ernstige en dure schade aan de
versnellingsbak.
178)De rem- en stuurbekrachtigingspomp
werken niet als de motor niet draait. Dat
betekent dat meer kracht nodig is om de
rem en het stuur te bedienen. Het voertuig
is daardoor erg moeilijk te besturen.
179)Laat de contactschakelaar nooit in de
stand "LOCK" of de bedieningsmodus op
"OFF" staan. Het stuurwiel gaat dan
namelijk op slot, waardoor u de controle
over het voertuig verliest.180)Zet de rijmodusschakelaar op
voertuigen met Super Select 4WD II in de
stand "4H", als u een ander voertuig moet
slepen. Door "2H" te selecteren zou de
temperatuur van de tussenbakolie op
kunnen lopen, waardoor het
aandrijfsysteem zou kunnen beschadigen.
Daarnaast wordt de aandrijflijn teveel
belast, waardoor olie kan gaan lekken,
componenten vast kunnen lopen en andere
ernstige storingen veroorzaakt kunnen
worden.
245
Vervanging zekering
344) 345) 346) 347) 348) 349)
182)
1. Zet altijd, voordat u een zekering
vervangt, het desbetreffende elektrische
circuit uit en zet de contactschakelaar
in de stand "LOCK" of de
bedieningsmodus op "OFF".
2. Neem de zekeringtrekker (A) uit de
binnenkant van het zekeringenkastje in
de motorruimte.
3. Raadpleeg de tabel met de
belastingscapaciteit van de zekering,
om de zekering te controleren die is
betrokken bij het probleem.B. Zekering OK
C. Zekering gesprongen
Opmerking Als een systeem niet werkt
maar de zekering die bij dat systeem
hoort intact is, zou er sprake kunnen
zijn van een storing elders in het
systeem. We raden u aan het voertuig
na te laten kijken.
4. Breng met de zekeringtrekker op
dezelfde plaats in het zekeringenkastje
een nieuwe zekering aan met dezelfde
capaciteit.
BELANGRIJK
344)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een grotere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR. Als een
hoofdzekering (MEGA-FUSE, MIDIFUSE)
doorbrandt, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
345)Als de nieuwe zekering weer binnen
korte tijd springt, raden we u aan het
elektrische systeem te laten nakijken om de
oorzaak te achterhalen en het probleem te
verhelpen.
346)Gebruik nooit een zekering met een
grotere capaciteit dan gespecificeerd, of
een alternatief (zoals een kabel of folie).
Hierdoor zou de bedrading van het circuit
oververhit kunnen raken en brand kunnen
veroorzaken.
347)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
420AA0109871
421AA0110129422AA0087304
254
NOODGEVALLEN
VOORZORGSMAAT-
REGELEN VOOR
ONDERHOUD
362) 363) 364) 365) 366) 367) 368) 369)
Regelmatig onderhoud van uw voertuig
zorgt ervoor dat de waarde en het
uiterlijk van uw voertuig zo lang mogelijk
behouden blijven. De
onderhoudswerkzaamheden zoals
beschreven in dit Instructieboek kunnen
door de eigenaar verricht worden.
We raden u aan de periodieke inspectie
en het geprogrammeerde onderhoud
door het Fiat Servicenetwerk te laten
verrichten.
Ingeval een storing of een probleem
wordt gedetecteerd, raden we aan het
voertuig te laten nakijken en repareren.
Dit hoofdstuk bevat informatie over
inspectie- en onderhoudsprocedures
die u zelf kunt verrichten. Volg de
instructies en voorzorgsmaatregelen
van alle verschillende procedures.
BELANGRIJKE OPMERKING!
De klant kan servicewerkzaamheden
buiten de erkende Fiat-dealer om laten
uitvoeren zonder de garantie te
verliezen. De garantie blijft geldig zolang
het geprogrammeerde onderhoud
wordt uitgevoerd zoals in het
Instructieboek wordt beschreven.
De klant kan de voornoemde
servicewerkzaamheden en andere
reparaties die onder de garantie vallen
laten uitvoeren door een willekeurigegarage (al dan niet tot het Fiat
Servicenetwerk behorend), mits dit met
geschikte middelen en volgens de
aanwijzingen in dit Instructieboek
plaatsvindt.
BELANGRIJK
362)Zorg er tijdens inspectie of onderhoud
aan de binnenkant van de motorruimte
voor dat de motor is afgezet en de tijd
heeft gehad om af te koelen.
363)Als werkzaamheden in de
motorruimte moeten worden verricht,
terwijl de motor draait, wees dan extra
voorzichtig dat uw kleding, haar, enz. niet in
de koelventilator, aandrijfriemen of andere
bewegende delen komen.
364)Na het uitvoeren van de
onderhoudswerkzaamheden, dient u
ervoor te zorgen dat er geen
gereedschappen of kledingstukken in de
motorruimte zijn achtergebleven. Als er
gereedschappen of kledingstukken
achterblijven, kan er brand of schade aan
de auto ontstaan.
365)De koelventilator kan, zelfs als de
motor niet draait, automatisch worden
ingeschakeld. Draai de contactschakelaar
naar de stand "LOCK" of zet de
bedieningsmodus op "OFF" om veilig in de
motorruimte te kunnen werken.
366)Houd sigaretten, vonken of andere
open vlammen uit de buurt van de
brandstof en de accu. De dampen zijn
ontvlambaar.
367)Wees bijzonder voorzichtig bij
werkzaamheden rondom de accu. De accu
bevat giftig en corrosief zwavelzuur.368)Ga niet onder uw voertuig liggen, als
het alleen door de krik wordt ondersteund.
Gebruik altijd kriksteunen.
369)Oneigenlijk gebruik van componenten
of materialen die in het voertuig zijn
gebruikt, kunnen de veiligheid van uw
personeel in gevaar brengen. We raden u
aan een specialist te raadplegen voor de
benodigde informatie.
265
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig doorlezen...........2
Aanhangwagens trekken........83
Aansteker..................86
Accu....................280
Achterbank.................36
Achterklep..................33
Achterportieren met kinderslot
(dubbele cabine)............33
Achterruitverwarmingsschakelaar . . .73
Achterste differentieelslot.......188
Achteruitkijkcamera...........213
Achteruitkijkspiegel............43
Achteruitkijkspiegels...........43
Actieve veiligheidssystemen......147
Afmetingen voertuig...........300
Airbag aanvullend veiligheidssysteem
(SRS)..................136
Airconditioning met automatische
klimaatregeling.............66
Airconditioningssysteem.........60
Algemeen onderhoud..........284
Als de bedieningsmodus niet kan
worden gewijzigd naar OFF. . . .225
Asbak....................85
Automatic transmission.........170
Banden..................290
Banden en wielen............313
Bekerhouder................89Belading...................81
Belangrijke adviezen voor gebruik van
de airconditioning...........73
Besturing onder slechte
rijomstandigheden..........246
Brandstofkeuze..............91
Brandstofverbruik............320
Buitenspiegels...............44
Buitenverlichting..............47
Capaciteit.................314
Centrale portiervergrendeling......30
Claxonschakelaar.............42
Combinatieschakelaar koplampen en
dimlicht..................47
Contactslot.................26
Cruise control...............197
De binnenkant van het voertuig
reinigen.................285
De buitenkant van het voertuig
reinigen.................286
De koplampen afdekken.........52
De motor starten en afzetten.....160
Dead Lock-systeem...........32
Dieselroetfilter...............78
Digitale klok.................86
Easy Select 4WD............176
Een band vervangen..........235
Elektrisch systeem............312
Elektrische ruitbediening.........76Elektronische startonderbreker.....13
Emissie...................320
Era Glonass................219
Etiketten op het voertuig........296
Flessenhouder..............89
Gebruik van het Instructieboek.....3
Gebruik van het voertuig onder zware
omstandigheden...........271
Geprogrammeerd
onderhoudsschema.........266
Gereedschap, krik en krikhandgreep.230
Gewichten.................307
Gordelspanners.............120
Grafische inhoudsopgave.........9
Handgeschakelde versnellingsbak .168
Handmatige ruitbediening........76
Hendel richtingaanwijzers........50
Het brandstofsysteem ontluchten . .228
Hoofdsteunen...............39
Hoog belastbaar systeem........81
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel41
Instrumenten................97
Interieuruitrusting.............85
Interieurverlichting.............54
ISOFIX-plaatsen.............125
Jashaak...................90
Katalysator.................78