RIJDEN, ALCOHOL
EN DRUGS
Rijden onder de invloed van alcohol is
een van de grootste oorzaken van
ongevallen.
Zelfs met een bloedalcoholgehalte dat
ver onder het wettelijk minimum ligt,
kan uw rijvaardigheid ernstig worden
beïnvloed door alcohol. Rijd niet onder
de invloed van alcohol. Rijd mee met
een bewust onbeschonken bestuurder,
bel een taxi of een vriend, of gebruik
openbaar vervoer. Van koffie of een
koude douche wordt u niet nuchter.
Ook geneesmiddelen op recept en
andere geneesmiddelen kunnen uw
oplettendheid, waarneming en
reactietijd beïnvloeden. Raadpleeg uw
arts of apotheker voordat u onder de
invloed van dergelijke medicijnen gaat
rijden.
226)
BELANGRIJK
226)RIJD NOOIT ONDER DE INVLOED
VAN ALCOHOL. Uw waarnemingen zijn
minder nauwkeurig, uw reactievermogen is
trager en uw beoordelingsvermogen is
beïnvloed.
VEILIGE
RIJTECHNIEKEN
Rijveiligheid en bescherming tegen
letsel kunnen nooit 100% worden
gegarandeerd. We raden u echter aan
de volgende zaken in de gaten te
houden:
Veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat uw passagiers en uzelf
de veiligheidsgordel om hebben
gedaan, voordat u het voertuig start.
Vloermatten
227)
Kinderen in het voertuig vervoerenLaat kinderen nooit onbeheerd in het
voertuig achter. Kinderen kunnen met
de besturingselementen spelen en op
die manier ongevallen veroorzaken.
Zorg ervoor dat baby's en kinderen
naar behoren vastzitten, volgens de
wetten en voorschriften, voor eenoptimale bescherming in geval van een
ongeval.
Voorkom dat kinderen in de
bagageruimte spelen. Het is gevaarlijk
om kinderen daar tijdens het rijden te
laten spelen.
Bagage inladen
Zorg er tijdens het inladen van bagage
voor dat de lading niet boven de
stoelen uitkomt. Dit is niet alleen
gevaarlijk omdat het zicht achteruit
wordt belemmerd, maar ook omdat de
bagage in de passagiersruimte terecht
kan komen als hard wordt geremd.
BELANGRIJK
227)Houd vloermatten uit de buurt van de
pedalen, door vloermatten die geschikt zijn
voor het voertuig naar behoren neer te
leggen. Bevestig vloermatten met de haak,
enz., om te voorkomen dat ze van hun
plaats schuiven. Denk erom dat als een
vloermat over een pedaal wordt gelegd of
als één vloermat op een andere wordt
gelegd, de pedaalwerking kan worden
belemmerd, wat kan leiden tot een ernstig
ongeval.
245AA0064482
155
PARKEREN
Schakel de parkeerrem volledig in,
schakel de motor uit en zet de
versnellingspook van voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
in de 1e versnelling of "R" (achteruit), of
zet de versnellingspook van voertuigen
met een automatische versnellingsbak
op "P" (parkeren), om het voertuig te
parkeren.
Op een helling parkeren
Volg de onderstaande procedures om
te voorkomen dat het voertuig terugrolt:
Heuvelafwaarts parkeren
Draai de voorwielen richting de
stoeprand en rijd het voertuig vooruit tot
het wiel aan de kant van de stoep, de
stoeprand zachtjes raakt.
Schakel op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de stand "R"
(achteruit).
Schakel op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren). Blokkeer de wielen, indien
nodig, met wielkeggen.
Heuvelopwaarts parkeren
Draai de voorwielen weg van de
stoeprand en rijd het voertuig achterruit
tot het wiel aan de kant van de stoep,
de stoeprand zachtjes raakt.Schakel op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de eerste
versnelling.
Schakel op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
parkeerrem in en zet de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren). Blokkeer de wielen, indien
nodig, met wielkeggen.
Opmerking Zorg er op voertuigen met
een automatische versnellingsbak voor
dat de parkeerrem wordt ingeschakeld,
voordat de versnellingspook in de stand
"P" (parkeren) wordt gezet. Als de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren) wordt gezet, voordat de
parkeerrem wordt ingeschakeld, zou
het lastig kunnen zijn de
versnellingspook uit de stand "P"
(parkeren) te halen, als u weer met het
voertuig gaat rijden, waardoor een grote
kracht op de versnellingspook moet
worden uitgeoefend om hem uit de
stand "P" (parkeren) te krijgen.
Opmerking BELANGRIJK: Verlaat de
auto NOOIT met de versnellingsbak in
de vrijstand, of bij versies die uitgerust
zijn met een automatische
versnellingsbak, zonder eerst de
keuzehendel op "P" (PARKEREN) te
hebben gezet.Parkeren terwijl de motor draait
Laat de motor nooit draaien, terwijl u
slaapt/uitrust. Laat de motor ook nooit
in een afgesloten of slecht geventileerde
ruimte draaien.
Het voertuig verlaten
Neem altijd de sleutel mee en
vergrendel alle portieren als u uw
voertuig onbeheerd achterlaat. Probeer
uw voertuig altijd in een goed verlichte
omgeving te parkeren.
228) 229) 230)
BELANGRIJK
228)Door de motor te laten draaien, loopt
u het risico op (dodelijk) letsel door per
ongeluk de versnellingspook te verplaatsen
of door de accumulatie van uitlaatgassen in
het interieur.
229)Laat nooit kinderen zonder toezicht in
het voertuig achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten en neem deze mee.
230)Parkeer uw voertuig niet in
omgevingen waar brandbare materialen,
zoals droog gras of bladeren, in contact
kunnen komen met een hete uitlaat,
aangezien hierdoor brand kan ontstaan.
159
(Vrij) stand is gezet (handmatige
versnellingsbak) of of in de “P” (PARK)
stand of “N” (Vrij) stand (Automatische
versnellingsbak, kan het stationair
draaien toenemen. Het duidt niet op
een storing.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
1. Maak de veiligheidsgordel vast.
2. Controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld.
3. Trap het rempedaal stevig met uw
rechtervoet in en houd het ingetrapt.
Opmerking Als de motor niet is gestart,
zou het moeilijk kunnen zijn het
rempedaal in te trappen en is het
mogelijk dat het voertuig de
pedaalstand niet kan detecteren.
Daarom zou het kunnen dat de motor
niet start. Trap in dat geval het
rempedaal nog steviger in dan normaal.
4. Trap op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Zorg ervoor dat de
versnellingspook op voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de
stand "P" (parkeren) staat.N— Voertuigen met 6M/T;P—
Voertuigen met A/T
5. Druk op de motorschakelaar. Eerst
gaat het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming branden, dat na
korte tijd uitgaat om aan te geven dat
de voorverwarming is voltooid. De
motor start.
Opmerking Als de motor koud is, blijft
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming langer branden.
Opmerking Als de bedieningsmodus
op "ON" wordt gezet, begint de motor
ook met de voorverwarming. Zet de
bedieningsmodus op OFF als de motor
niet is gestart binnen ongeveer
5 seconden nadat het indicatielampje
van de dieselvoorverwarming uit is
gegaan. Probeer vervolgens de
startprocedure van de motor nogmaals
om de motor opnieuw voor te
verwarmen.Opmerking Tijdens het starten van de
motor zijn enige zachte geluiden te
horen. Deze verdwijnen zodra de motor
is opgewarmd.
Opmerking Voertuigen voor specifieke
landen, wanneer de
omgevingstemperatuur laag is zelfs
nadat de motor is opgewarmd, en
wanneer de versnellingspook in de “N”
(Vrij) stand is gezet (handmatige
versnellingsbak) of of in de “P” (PARK)
stand of “N” (Vrij) stand (Automatische
versnellingsbak, kan het stationair
draaien toenemen. Het duidt niet op
een storing.
Afzetten van de motor
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
1. Zet het voertuig volledig stil.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Draai de contactschakelaar op
voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak naar de stand "LOCK"
om de motor af te zetten en zet
vervolgens de versnellingspook in de 1e
versnelling (heuvelopwaarts) of in de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet de versnellingspook op voertuigen
met een automatische versnellingsbak
in de stand "P" (parkeren) en zet de
motor af.
249AHA106593
161
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
232)
Opmerking Als u tijdens het rijden een
noodstop moet maken, houd de
motorschakelaar dan 3 seconden of
meer ingedrukt, of druk er 3 of meer
keer snel achter elkaar op. De motor
wordt afgezet en de bedieningsmodus
wordt op "ACC" gezet.
Opmerking Probeer de motor niet af te
zetten met de bedieningsmodus op een
andere stand dan "P" (parkeren)
(automatische versnellingsbak). Als de
motor wordt afgezet met de
versnellingspook in een andere stand
dan "P" (parkeren), wordt de
bedieningsmodus op "ACC" gezet i.p.v.
"OFF". Zet eerst de versnellingspook in
de stand "P" (parkeren) en zet dan de
bedieningsmodus op "OFF".
1. Breng het voertuig tot stilstand.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Druk op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak op
de motorschakelaar om de motor af te
zetten en zet de versnellingspook in de
1e versnelling (heuvelopwaarts) of de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren) en druk op de
motorschakelaar om de motor af te
zetten.Leerproces hoeveelheid ingespoten
brandstof
Om de uitlaatgasemissies en het
motorgeluid zo laag mogelijk te houden,
voert de motor heel soms een
leerproces van de hoeveelheid
ingespoten brandstof uit.
Tijdens het leerproces klinkt de motor
iets anders dan normaal. De
verandering in het motorgeluid duidt
niet op een storing.
Als de Keyless Operation-sleutel
niet naar behoren werkt
Steek de Keyless Operation-sleutel in
het contactslot. Nu zou de motor
gestart en de bedieningsmodus
gewijzigd moeten kunnen worden.
Neem de Keyless Operation-sleutel uit
het contactslot, als de motor is gestart
of als de bedieningsmodus wordt
veranderd.Opmerking Steek niets anders in het
contactslot dan de Keyless
Operation-sleutel. Dit zou schade of
storingen kunnen veroorzaken.
OpmerkingVerwijder objecten of extra
sleutels van de Keyless Operation-sleutel,
voordat de sleutel in het contactslot wordt
gestoken. Anders zou het kunnen
gebeuren dat het voertuig de
geregistreerde ID-code niet van de
geregistreerde sleutel kan ontvangen.
Daardoor start de motor niet en kan de
bedieningsmodus niet worden gewijzigd.
Opmerking Als de Keyless
Operation-sleutel zoals weergegeven in
het contactslot wordt gestoken, zit de
sleutel vast. Trek de sleutel in dezelfde
toestand weer naar buiten.
Herinnering Keyless Operation-
sleutel*
(Indien aanwezig)
250AHA103547251AHA103505
162
STARTEN EN RIJDEN
108)In de volgende gevallen herstart de
motor zelfs automatisch als de motor is
afgezet door het Start&Stop-systeem. Pas
goed op omdat anders een ongeval kan
gebeuren als de motor opnieuw start. 1 —
De rijsnelheid is 3 km/h of hoger als een
helling wordt afgereden.2—Deonderdruk
van de rembekrachtiger is laag omdat het
rempedaal herhaaldelijk of vaker dan
normaal is ingetrapt.3—De
koelvloeistoftemperatuur is laag.4—Als
de airco wordt bediend door op de
aircoschakelaar te drukken. 5 — Als de
ingestelde temperatuur van de airco
aanzienlijk wordt veranderd. 6 — Als de
airconditioning in de automatische modus
werkt, terwijl de temperatuurregeling op
max. verwarming of max. koeling staat
(voor voertuigen met een automatische
airconditioning). 7 — Als de airco op ON
staat, de interieurtemperatuur stijgt en de
aircocompressor werkt om de temperatuur
te verlagen. 8 — Als de
achterruitverwarmingsschakelaar is
ingedrukt. Zie “Voor snelle ontwaseming”. 9
— Als het elektrische stroomverbruik hoog
is, als bijv. de achterruitverwarming of
andere elektrische componenten worden
gebruikt of de ventilatorsnelheid op een
hoge stand staat. 10 — Als de
accuspanning of het accurendement laag
is. 11 — Als het stuurwiel wordt gebruikt 12
— Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd. 13 — Als het
bestuurdersportier open is.HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
(Indien aanwezig)
Het schakelpatroon is aangegeven op
de knop van de versnellingspook. Trap
eerst het koppelingspedaal volledig in
en schakel naar de 1e versnelling of "R"
(achteruit). Bedien de versnellingspook
vervolgens langzaam. Laat daarna
geleidelijk het koppelingspedaal los en
trap tegelijkertijd het gaspedaal in.
233)
109) 110) 111) 112) 113)
Opmerking Schakelen bij koud weer is
vaak lastiger tot het smeermiddel van
de versnellingsbak is opgewarmd. Dit is
normaal en leidt niet tot schade aan de
versnellingsbak.
Trap het koppelingspedaal nogmaals in
als het moeilijk is om naar de 1e
versnelling te schakelen; het schakelen
zou hierdoor makkelijker moeten gaan.
Bij warm weer of als lange tijd met hoge
snelheid wordt gereden, zou een
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter) in
werking kunnen treden om te
voorkomen dat de olietemperatuur in
de handgeschakelde versnellingsbak te
hoog oploopt. Zodra de
olietemperatuur weer normaal is, wordt
de snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
geannuleerd.De schakelindicator geeft de
aanbevolen schakelpunten voor zuinig
rijgedrag weer. De schakelindicator
geeft een
weer als opschakelen
wordt aanbevolen.
De versnellingspook in de stand "R"
(achteruit) zetten
Druk de versnellingspook in en zet hem
in de stand "R" (achteruit).
114)
258AHZ101144
259AHA104339
168
STARTEN EN RIJDEN
Toegestane motortoeren
Voorkom terugschakelen op hoge
snelheid; dit zou kunnen leiden tot een
te hoog motortoerental (de naald van
de toerenteller staat in de rode zone) en
beschadiging van de motor.
2WD-modellen
Schakelpunt Maximumsnelheid
1e versnelling 30 km/h
2e versnelling 60 km/h
3e versnelling 100 km/h
4e versnelling 140 km/h
5e versnelling 165 km/h
Gebruik de 5e versnelling alleen als de
voertuigsnelheid dat toelaat, voor een
maximale brandstofbesparing.
4WD-modellen
Voertuigen met Easy Select 4WD
Schakel-
puntMaximumsnelheid
2H, 4H 4L
1e
versnelling30 km/h 10 km/h
2e
versnelling60 km/h 20 km/h
3e
versnelling100 km/h 35 km/h
Schakel-
puntMaximumsnelheid
2H, 4H 4L
4e
versnelling140 km/h 55 km/h
5e
versnelling165 km/h 70 km/h
Voertuigen met Super Select 4WD II
Schakel-
puntMaximumsnelheid
2H, 4H 4L
1e
versnelling30 km/h 10 km/h
2e
versnelling60 km/h 25 km/h
3e
versnelling100 km/h 40 km/h
4e
versnelling145 km/h 55 km/h
5e
versnelling170 km/h 70 km/h
Gebruik de 5e versnelling alleen als de
voertuigsnelheid dat toelaat, voor een
maximale brandstofbesparing.
BELANGRIJK
233)Trap het koppelingspedaal helemaal in
om op de juiste wijze te schakelen. Daarom
is het van fundamenteel belang dat er niets
onder het pedaal ligt: let erop dat de
matten vlak liggen en dat ze de slag van de
pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
109)Zet de versnellingspook niet in zijn
achteruit terwijl het voertuig vooruit rijdt.
Hierdoor zou de versnellingsbak kunnen
beschadigen.
110)Laat uw voet tijdens het rijden niet op
het koppelingspedaal rusten; hierdoor zou
de koppeling vroegtijdig kunnen slijten of
beschadigen.
111)Laat het voertuig niet in de stand "N"
(vrijstand) uitlopen.
112)Gebruik de versnellingspook niet als
een handsteun; dit zou kunnen leiden tot
vroegtijdige slijtage van de schakelvorken
van de versnellingsbak.
113)Een snelle of kleine inschakeling van
de koppeling, terwijl de motor op hoge
toeren draait, leidt tot schade aan de
koppeling en de versnellingsbak, omdat de
tractiekracht te groot is.
114)Druk de versnellingspook niet in als hij
in een andere stand dan "R" (achteruit)
wordt gezet. Als u de versnellingspook altijd
indrukt tijdens het schakelen, zou u de
versnellingspook onbedoeld in de stand "R"
(achteruit) kunnen zetten en een ongeval
en/of schakelfout kunnen veroorzaken.
169
Tijdens de inrijperiode of direct nadat
de accukabels opnieuw zijn
aangesloten, zou de schakelwerking
minder soepel kunnen verlopen. Dit
duidt niet op een defecte
versnellingsbak. Het schakelen verloopt
soepeler als het elektronische
regelsysteem een paar keer heeft
geschakeld.
Werking van de versnellingspook
De versnellingsbak heeft 5 vooruit- en
1 achteruitversnelling.
De individuele versnellingen worden
automatisch geselecteerd, afhankelijk
van de voertuigsnelheid en de stand
van het gaspedaal.
De versnellingspook (A) heeft twee
schakelingangen: de hoofdingang (B)
en de handmatige ingang (C).LHD: Linkse besturingRHD: Rechtse besturing
Trap het rempedaal
in en beweeg de
versnellingspook
door de
schakelingang.
Beweeg de
versnellingspook
door de
schakelingang.
115)
Opmerking Zet de versnellingspook
stevig in iedere stand en houd hem
even in die stand, om een verkeerde
werking te voorkomen. Controleer altijd
de weergave van de stand van de
versnellingspook als u de
versnellingspook hebt bewogen.
260AHA106030
261AHA103550
262AH3100450
170
STARTEN EN RIJDEN
SPORTMODUS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
MET
5 VERSNELLINGEN
(indien aanwezig)
Standen versnellingspook
"P" PARKEREN
In deze stand is de versnellingsbak
vergrendeld om te voorkomen dat het
voertuig in beweging komt. De motor
kan vanuit deze stand worden gestart.
"R" ACHTERUIT
Deze stand is om achteruit te rijden.
116)
"N" VRIJSTAND
In deze stand is de versnellingsbak
uitgeschakeld. Deze stand is dezelfde
als de vrijstand van een
handgeschakelde versnellingsbak en
dient alleen te worden gebruikt als het
voertuig langere tijd stilstaat tijdens het
rijden, in bijv. een file.
117) 118) 119)
"D" VOORUIT
Deze stand wordt meestal in de stad en
op de weg gebruikt. De versnellingsbak
verandert automatisch van versnelling,afhankelijk van de weg- en
rijomstandigheden.
120)
Sport modus
Als het voertuig nu stilstaat of rijdt, de
sportmodus kan worden geselecteerd
door de versnellingspook zachtjes
vanuit de stand "D" (vooruit) in de
handmatige schakelingang te duwen.
Duw de versnellingspook zachtjes terug
in de hoofdingang (B), om terug te
schakelen naar de stand "D".
In de sportmodus kan snel en
eenvoudig worden geschakeld door de
versnellingspook naar voren en naar
achteren te bewegen. Op voertuigen
met schakelpeddels kunnen de
schakelpeddels ook worden gebruikt
om te schakelen. In tegenstelling tot bij
een handgeschakelde versnellingsbak,
kan met de sportmodus van versnelling
worden veranderd terwijl het gaspedaal
is ingetrapt.
Opmerking Als uw voertuig is uitgerust
met schakelpeddels kunt u in de
sportmodus ook met de
schakelpeddels schakelen als de
versnellingspook in de hoofdingang
staat. Bovendien kunt u op een van de
volgende manieren terugschakelen naar
werking in stand "D". Als naar stand "D"
wordt geschakeld, verandert de
weergave van de stand van de
versnellingspook naar "D" (vooruit).
Trek schakelpeddel "+"
(opschakelen) langer dan 2 seconden
naar u toe.
Breng het voertuig tot stilstand.
Duw de versnellingspook vanuit de
stand "D" (vooruit) in de handmatige
ingang (A) en duw de versnellingspook
weer terug naar de hoofdingang (B).
Opschakelen +
De versnellingsbak schakelt bij iedere
bediening één versnelling omhoog.
Terugschakelen —
De versnellingsbak schakelt bij iedere
bediening één versnelling omlaag.
121) 122) 123)
Opmerking Er kunnen maar
5 vooruitversnellingen worden
geselecteerd. Zet de versnellingspook
in "R" (achteruit) of "P" (parkeren) om
het voertuig, respectievelijk, in zijn
achteruit of in de parkeerstand te
zetten.
266AHA103592
267AHA106056
172
STARTEN EN RIJDEN