Niet proberen om de motor te
starten als UREUM per ongeluk werd
toegevoegd aan de dieseltank, omdat
dit kan leiden tot ernstige schade
aan de motor. Neem in dat geval
contact op met het Servicenetwerk.
Gebruik alleen AdBlue
overeenkomstig DIN 70 070 en ISO
22241-1. Andere vloeistoffen kunnen
schade aan het systeem veroorzaken:
tevens zou de uitstoot van
uitlaatgassen niet meer voldoen aan de
wet. De distributiebedrijven zijn
verantwoordelijk voor de naleving van
hun product. Neem de
voorzorgsmaatregelen voor opslag en
service in acht, teneinde de
oorspronkelijke eigenschappen te
behouden. De fabrikant van het
voertuig geeft geen enkele garantie in
geval van storingen en schade aan het
voertuig door het gebruik van ureum
(AdBlue) dat niet in overeenstemming is
met de regelgeving.
Elke toevoeging van dieselbrandstof
in de tank AdBlue, cveroorzaakt
onherstelbare schade aan de
pompeenheid AdBlue circuit.
Geen additieven aan AdBlue
toevoegen. AdBlue niet verdunning met
leidingwater aangezien dit het
zuiveringssysteem van uitlaatgassen
kan beschadigen.
In geval van beschadiging van het
uitlaatsysteem van het uitlaatgas, als
gevolg van het gebruik van
additieven/leidingwater, het bijvullen
met dieselbrandstof, of in ieder geval
door het niet voldoen aan de eisen,
vervalt de garantie.
AdBlue tank bijvullen (UREUM) in
koude omgevingen
Aangezien AdBlue (UREUM) bij
ongeveer -11 °C begint te bevriezen, is
het voertuig uitgerust met een
automatisch UREUM-
verwarmingssysteem waarmee het
systeem goed functioneert bij
temperaturen beneden -11 °C.
Indien het voertuig gedurende een
langere periode bij temperaturen
beneden -11 °C niet gebruikt wordt,
kan het UREUM in de tank bevriezen.
Als de UREUM tank was gevuld boven
de maximaal niveau en bevriest, kan
het beschadigen; om die reden verdient
het de aanbeveling om het
maximumniveau van de tank niet te
overschrijden.
Besteed extra aandacht om te
voorkomen dat het maximumniveau
wordt overschreden wanneer u
draagbare verpakkingen voor het
bijvullen gebruikt.Brandstofopslag - Dieselbrandstof
133)
Bij de opslag van grote hoeveelheden
brandstof, is een goed onderhoud
essentieel. Het verontreinigde brandstof
met water bevordert de verspreiding
van "bacteriën". Deze bacteriën kunnen
een "slijmlaag" maken dat het
filtersysteem en de brandstofleidingen
kan verstoppen. Verwijder het water
uit de voorraadtank en vervang met
regelmaat de filterbuis.
OPMERKING Bij een dieselmotor die
bijna geen brandstof meer heeft, wordt
lucht door het brandstofsysteem
geblazen.
AdBlue opslag (UREUM)
AdBlue (UREUM) wordt beschouwd als
een zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Indien opgeslagen bij
temperaturen tussen -12 °C en 32 °C,
kan het tenminste voor een jaar worden
bewaard.
Aangezien UREUM kan bevriezen bij of
beneden temperaturen van -11 °C, is
het systeem ontworpen om tevens
in zulke koude omgevingen te
functioneren, dankzij een automatisch
verwarmingssysteem dat actief is
wanneer de motor wordt gestart.
143
Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734
BELANGRIJK
129)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
130)Om het morsen van brandstof en de
overschrijding van het maximumniveau
te voorkomen, voorkom het bijvullen na het
vullen van de tank.
131)Brandstof pompen in draagbare
verpakkingen die zich op een vloer
bevinden kan brand veroorzaken. Gevaar
voor brandwonden. Plaats de
brandstoftank altijd op de grond tijdens het
vullen. Vermijd het gebruik van vervuilde
brandstof: een brandstof verontreinigd met
water of aarde kan ernstige schade aan
de motorprestaties veroorzaken. Het goed
onderhouden van de brandstoffilter, de
motor en de brandstoftank is essentieel.132)Indien AdBlue voor een langere tijd
oververhit raakt in de tank 50 ° C
(bijvoorbeeld door directe zonnestraling),
kan AdBlue ammonia dampen uitgeven.
Ammoniak dampen hebben een
penetrante geur wanneer de dop van de
AdBlue tank is losgedraaid, wees daarom
voorzichtig en adem geen
ammoniakdampen uit de tankuitvoer in. In
deze concentratie, zijn de ammoniak
dampen niet schadelijk of gevaarlijk voor de
gezondheid.
133)Het brandstofsysteem niet openen bij
hoge druk met draaiende motor. De
werking van de motor zorgt voor een hoge
brandstofdruk. Een straal van brandstof
met hoge druk kan ernstig letsel of de
dood veroorzaken.BELANGRIJK
35)Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen die aan de Europese
norm EN 590 voldoet. Het gebruik van
andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en
derhalve de garantie voor de veroorzaakte
schade ongeldig maken. Als per ongeluk
andere brandstofsoorten worden getankt,
mag de motor niet gestart worden. Ledig
de tank. Als de motor ook maar heel
kort heeft gewerkt, moet behalve de tank
het complete brandstoftoevoercircuit
geledigd worden.
36)Aardgastankstations zijn niet bevoegd
de cilinders bij te vullen als de
inspectiedatum verstreken is. De keerklep
verhindert dat het aardgas terugstroomt
naar de brandstofvulopening.37)Als het voertuig in een ander land dan
Italië geregistreerd is, dan dienen de
certificatiedata, identificatie- en
inspectieprocedures voor de
aardgascilinders te voldoen aan de
wetgeving van dat land. Onthoud dat de
levensduur van de cilinders in ieder geval
20 jaar is vanaf de productiedatum, zoals
aangegeven in EEG-richtlijn nr. 110.
145
ADDITIEF VOOR
DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM)
Beschrijving van het
systeem
Het voertuig is uitgerust met een
UREUM-inspuitsysteem en een
katalysator voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de
emissienormen.
Deze twee systemen zorgen ervoor dat
aan de vereisten voor dieselemissies
wordt voldaan en dat het lage
brandstofverbruik, de bestuurbaarheid,
het koppel en het vermogen behouden
blijven.
Raadpleeg voor de systeemberichten
en -waarschuwingen de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en -berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel".
Opmerkingen
Wanneer u het voertuig stopt, zou u
een duidelijk klikgeluid onder het
voertuig uit kunnen horen komen, dat
afkomstig is van het UREUM-
inspuitsysteem. Dit is normaal.
De pomp van het UREUM-
inspuitsysteem blijft korte tijd nadat de
motor is afgezet werken om het circuit
te ontluchten. Dit is normaal en u kunt
het geluid nog van onder het voertuig
horen komen.
VERSIE MET
AARDGASSYSTEEM
(Natural Power)
38) 39)
INLEIDING
De "Natural Power"-versie van de Fiat
Ducato heeft twee brandstofsystemen,
een primair systeem op aardgas
(methaan) en een noodsysteem op
benzine.
AARDGASCILINDERS
De auto is uitgerust met vijf cilinders
(totale inhoud ongeveer 218 liter) die
zich onder de vloer van het voertuig
bevinden en die beschermd zijn met
twee speciale afschermingen. De
cilinders vormen de tank die aardgas in
gecomprimeerde gasvormige staat
bevat (nominaal 200 bar bij 15 °C). Het
aardgas, onder hogedruk opgeslagen
in de cilinders, stroomt via een speciale
pijp naar de eenheid voor
drukregeling/-verlaging die de 4
aardgasinjectoren op lagedruk
(ongeveer 6 bar) van brandstof voorziet.De cilinders moeten, in
overeenstemming met EEG-richtlijn
Procedure nr. 110, om de 4 jaar
vanaf de voertuigregistratiedatum
geïnspecteerd worden of in
overeenstemming met specifieke
voorschriften in afzonderlijke
landen.
BELANGRIJK Als er gaslucht wordt
waargenomen, schakel dan over van
werking op aardgas naar werking
op benzine en ga onmiddellijk naar een
Fiat Servicepunt om het voertuig te
laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
BRANDSTOFSCHAKEL-
LOGICA
De schakeling tussen de twee
brandstoftypen verloopt volledig
automatisch en wordt uitgevoerd door
de motorregeleenheid.
Als minder dan 1/5 van de
cilinderinhoud aan methaan resteert,
dan zullen het laagste niveau en de
randen van de andere niveaus gaan
knipperen om aan te geven dat het
reserveniveau is bereikt en dat moet
worden fig. 138 getankt.
146
STARTEN EN RIJDEN
Als het methaan op is, wordt
automatisch naar benzine
overgeschakeld; op het display stoppen
alle segmenten met knipperen en gaat
de
indicator bij het CNG-symbool fig.
139 branden.
Als de drukdrempel voor
methaanreserve is bereikt en de
gastank volledig is gevuld, wordt
gedurende 5 seconden geforceerd naar
benzine overgeschakeld om het
benzinetoevoersysteem efficiënt te
houden.Algemeen wordt aanbevolen de
benzinetank niet volledig leeg te
laten lopen omdat dit risico's met
zich meebrengt voor de bestuurder:Nadat het methaanniveau tot onder
de reservedempel is geraakt, zal het
voertuig op benzine blijven rijden tot de
benzine op is;
het voertuig kwam tijdens een vorige
rit al zonder benzine te zitten en terwijl
het op methaan rijdt, wordt de
drukdrempel voor methaanreserve
bereikt: in dat geval wordt geforceerd
naar benzine overgeschakeld, waarna
het voertuig tijdens het rijden afslaat.
OPMERKING Zorg dat de sleutel op
OFF staat als methaan wordt getankt.
Als namelijk het systeem al geforceerd
was overgegaan op benzine en er
wordt methaan getankt terwijl de sleutel
op ON staat, zal de motor op benzine
blijven lopen tot die opnieuw wordt
gestart.GEBRUIKSBEPERKINGEN
Wanneer van rijden op methaan wordt
overgeschakeld naar rijden op benzine,
zal de maximumsnelheid worden
beperkt tot 90 km/h; daarom wordt
geadviseerd direct nadat voor het eerst
gemeld wordt dat de methaanreserve
is bereikt, te tanken en na de tweede
melding (dubbele piep) 'riskante' acties
zoals inhalen op de snelweg te
vermijden.
De werking op benzine is uitsluitend
voor noodgevallen bestemd. Om een
grote afstand te kunnen afleggen,
ook wanneer de tankinhoud beperkt is,
worden de prestaties, zoals de
snelheid, het optrekken en het
versnellen (met name heuvelopwaarts)
beperkt.
Daarom wordt geadviseerd om te
waarborgen dat de gastank vol
te houden voordat u lange of, gezien de
belasting of de wegomstandigheden,
zware ritten/reizen maakt.
138F1A0436
139F0N0403I
147
BELANGRIJK
40)Al deze limieten moeten in acht worden
genomen en MOGEN NOOIT
OVERSCHREDEN worden. Controleer met
name of de maximaal toegestane
gewichten op de voor- en achteras nooit
worden overschreden wanneer de lading
op het voertuig wordt geplaatst (vooral als
het voertuig van een specifiek
uitrustingsniveau is voorzien).
EEN AANHANGER
TREKKEN
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers of
caravans moet het voertuig zijn
voorzien van een goedgekeurde
trekhaak en een geschikte elektrische
installatie. De trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden
gemonteerd. Het gespecialiseerde
personeel moet ook de handleiding
voor het rijden met een aanhanger
overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de
remweg wordt langer en er is meer
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op de
typegoedkeuring vermeld) niet wordt
overschreden, dient men in acht te
nemen dat deze waarde betrekking
heeft op het toelaatbare gewicht van
een volgeladen aanhangwagen,
inclusief accessoires en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Monteer bij voorkeur een geschikte
stabilisator op de trekstang.
Bij voertuigen uitgerust met
parkeersensoren kunnen er, na
montage van de trekhaak
storingsmeldingen weergegeven
worden, aangezien sommige
onderdelen (trekstang, kogelkop van de
trekhaak) zich binnen het detectiebereik
van de sensor kunnen bevinden. In
dat geval moet het detectiebereik
gewijzigd worden of moet de functie
parkeerhulp uitgeschakeld worden.
149
Bericht Signaal Beschrijving
FMS1(2)
Worn brake linings Geeft aan dat het lampje remblokslijtage brandt
Malfunction / general failure Geeft aan dat het lampje algemene storing brandt
Height Control (Levelling)Geeft aan dat de melding wielophanging met
automatische niveauregeling is weergegeven
Engine Emission system failure (Mil indicator) Geeft aan dat het lampje roetfilter verstopt brandt
ESC-indicatieGeeft aan dat het lampje m.b.t. de stabiliteitsregeling
brandt
TC01
Tachograafsnelheid van de auto
(3)Geeft de door de tachograaf vastgelegde rijsnelheid
aan
DC2Status open portier 1 Geeft de status van het bestuurdersportier aan
Open Status Door 1 Geeft de status van het passagiersportier aan
Status open portier 3
(4)Geeft de status van het/de achterportier(en) aan
Status open portier 4
(4)Geeft de status van de zijschuifdeur aan
Status open portier 5
(4)Geeft de status van de zijschuifdeur aan
FMSRequests supportedGeeft aan of de Gateway FMS Module in staat is om
de verzoeken van de externe FMS module te
beantwoorden
Diagnostics supportedGeeft aan of de Gateway FMS Module verzoeken om
verzending van diagnose-informatie ondersteunt
FMS-standard SW - version supportedGeeft de FMS-standaardversie weer die ondersteund
wordt door de Gateway FMS-module
(2) De signaalwaarden komen van informatie op het instrumentenpaneel
(3) Het rijsnelheidssignaal is zelfs zonder tachograaf nog beschikbaar
(4) Als de inhoud niet aanwezig is, heeft het overgebrachte signaal de waarde ‘gesloten’
184
NOODGEVALLEN
EEN WIEL
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
Om het wiel te vervangen en de krik en
het reservewiel (voor bepaalde
versies/markten) juist te gebruiken,
moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen worden
genomen.
146) 147) 148) 149) 150)
Het is nuttig om het volgende te
weten:
de krik weegt 4,5 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik kan niet gerepareerd worden:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
151)
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De grond moet zo
mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht in bepaalde landen)
aan voordat u uit het voertuig stapt;
geef aan dat het voertuig panne
heeft door de voorzieningen te
gebruiken die wettelijk verplicht zijn in
uw land (bijv. driehoek,
alarmknipperlichten, enz.);
Indien er een wiel verwisseld moet
worden op een helling of een
onverharde weg, leg dan iets onder de
wielen om ze te blokkeren;
neem de gereedschapstas vanonder
de passagiersstoel (zie "Opbergvak
onder de voorste passagiersstoel" in
het hoofdstuk "Interne uitrusting" in
"Kennismaking met het voertuig").In de tas zitten de volgende
gereedschappen:
A - trekoog
B - stang voor sleutel
C - wielboutsleutel
D - krik
E - verlenging voor sleutel
F - handgreep schroevendraaier
G - bit schroevendraaier
als de gereedschapshouder niet is
bijgeleverd, kan voor speciale
uitrustingsniveaus, een tas met
bovengenoemde gereedschappen
geleverd worden;
bij versies met lichtmetalen velgen,
het vastgeklemde wieldeksel
verwijderen;
neem de verlenging voor de sleutel,
de wielboutsleutel en de stang voor
de sleutel uit de gereedschapshouder;
178F1A0168
179F1A0420
185
met de gereedschappen correct
geassembleerd, de bevestigingsbouten
van het wiel dat verwisseld moet
worden één slag losdraaien;
draai aan de ringmoer om de krik
gedeeltelijk te verlengen;
plaats de krik op de hefsteun die
zich het dichtst bij het te vervangen wiel
bevindt, op de punten getoond in fig.
178. Bij versies met een korte wielbasis
met uitschuifbare opstaptrede moet
de krik zodanig in het in fig. 180
aangegeven punt worden geplaatst,
45° gedraaid, dat de krik geen contact
maakt met de opstaptrede;
waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt. Niemand mag
in de nabijheid van het voertuig komen
en het voertuig vooral niet aanraken
tot het weer helemaal op de grond
staat.
bij versies uitgerust met
automatische pneumatische
niveauregeling, moeten, voordat het
voertuig met de krik omhoog wordt
gebracht, de knoppen A en B fig. 181
tegelijkertijd minstens gedurende 5
seconden ingedrukt worden. De
werkingsmodus om het voertuig
omhoog te brengen is ingeschakeld: de
leds blijven constant branden. Druk,
om deze modus te verlaten, nogmaals
5 seconden tegelijkertijd op de
knoppen A en B; beide leds op de
knoppen gaan uit en de volledige
systeemwerking wordt hersteld. Deze
modus wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer een snelheid
van ongeveer 5 km/h wordt
overschreden.
152)
krik het voertuig op.
Na het voertuig te hebben opgekrikt:
voor alle versies, ga naar de wielkuip
rechtsachter, draai aan de schroef A
fig. 182 op de reservewielhouder en
gebruik de bijgeleverde sleutel die
correct gemonteerd moet zijn met het
bijbehorende verlengstuk B fig. 182.
draai het gereedschap linksom fig.
183 om het reservewiel te laten zakken;
blijf linksom draaien tot aan de
eindaanslag, welke aangegeven wordt
doordat de handeling moeizaam wordt
of doordat een klik uit de koppeling in
het gereedschap wordt gehoord;
153) 154)
na het afrollen van de hele kabel van
het hefmechaniek van het reservewiel,
het wiel uit het voertuig verwijderen;
draai de borgknop D fig. 184 los en
schuif het wiel van de houder E.
180F1A0169
181F1A0170
182F1A0171
186
NOODGEVALLEN