LAMPJES EN BERICHTEN
Het waarschuwingslampje gaat branden, samen met (als dat op het instrumentenpaneel mogelijk is) een specifiek bericht en/of
een geluidssignaal. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom
geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding moet men zich altijd aan de
instructies houden die in dit hoofdstuk zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën
kan onderbroken worden. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.
Lampjes op instrumentenpaneel
Wat het betekent Wat te doen
roodREMVLOEISTOF BENEDEN PEIL/HANDREM
AANGETROKKEN
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid en
moet enkele seconden later doven.
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het
remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het
minimumpeil bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het
remcircuit.Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of
het lampje gedoofd is.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat branden (bij
sommige versies verschijnt ook een bericht op het
display), zet dan de motor onmiddellijk af en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Handrem aangetrokken
Het lampje gaat branden wanneer de handrem is
aangetrokken.Zet de handrem los, controleer daarna of het lampje
gedoofd is.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven. Het lampje gaat branden wanneer
de motor oververhit is.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet
de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in
het reservoir onder het MIN-teken staat. Als dit het
geval is, wacht dan tot de motor is afgekoeld, draai
vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul
koelvloeistof bij en controleer of het peil tussen het
MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer
ook op de aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na
het starten het lampje opnieuw gaat branden, neem
dan contact op met een Fiat Servicenetwerk.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden
wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het rijden hoge
prestaties gevraagd worden) en als het lampje blijft
branden,: minder dan snelheid en breng het voertuig
tot stilstand. Wacht 2 of 3 minuten met draaiende
motor en geef ietwat gas om de koelvloeistofcirculatie
te bevorderen, schakel daarna de motor uit.
Controleer of het koelvloeistofpeil correct is, zoals
hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het wordt geadviseerd om onder zware
bedrijfsomstandigheden de motor vóór het afzetten
enkele minuten te laten draaien met het gaspedaal iets
ingetrapt.
roodLAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje branden. Het moet doven
nadat de motor is gestart (als de motor stationair
draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later
dooft).Als het lampje blijft branden, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
65
Wat het betekent Wat te doen
roodPORTIEREN/LAADRUIMTE NIET GOED GESLOTEN
Bij sommige versies gaat dit lampje branden wanneer
een of meerdere portieren of de laadruimte niet goed
gesloten zijn.
Bij sommige versies verschijnt er een bericht op het
display waarbij wordt aangegeven welk(e) portier/deur
(links/rechts voor of achter/laadruimte) niet goed
gesloten is.
Als het voertuig rijdt en er een portier/de achterklep
niet goed gesloten is klinkt er een zoemer.
roodSTORING STUURBEKRACHTIGING
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR gedraaid
wordt, gaat het lampje op het instrumentenpaneel
branden, maar het moet na enkele seconden uitgaan.
Als het lampje blijft branden, het bericht op het display
niet verdwijnt en er een geluidssignaal (zoemer) klinkt,
dan werkt de stuurbekrachtiging niet goed, het
voertuig kan wel bestuurd worden maar er is meer
kracht nodig voor de bediening van het stuurwiel.Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
roodSTORING AUTOMATISCHE NIVEAUREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele
seconden doven.
Het lampje gaat branden wanneer er een storing in de
automatische niveauregeling wordt gedetecteerd.
67
Wat het betekent Wat te doen
geelWAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF
DIESELEMISSIE (UREUM)
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje voor een laag niveau van
het additief voor dieselemissies (UREUM)gaat branden als het UREUM-niveau van het voertuig
laag is.
geelSTORING STARTBLOKKERING - FIAT CODE
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, knippert het lampje één keer en gaat het
vervolgens uit.
Wanneer het lampje, met de contactsleutel in de stand
MAR, blijft branden, dan wijst dit op:
een mogelijke storing (zie “Fiat Code
startblokkering” in het hoofdstuk “Kennismaking met
het voertuig”);
een mogelijke inbraakpoging indien er een
diefstalalarm is; in dat geval gaat het lampje uit na
ongeveer 10 seconden.
Als het waarschuwingslampje
bij draaiende motor
knippert, betekent dit dat de auto niet beschermd is
door de startblokkering.Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om alle
sleutels in het geheugen te laten opslaan.
geelMISTACHTERLICHTEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF
DIESELEMISSIE (UREUM)
De eerste waarschuwing van een laag niveau
wordt rond een bereik van 1.200 km gegeven en
wordt bepaald volgens het huidige verbruik. Het
waarschuwingslampje van een laag UREUM-niveau en
de melding om bij te vullen worden op het dashboard
weergegeven. Het waarschuwingslampje van een laag
UREUM-niveau blijft branden totdat de UREUM-tank is
bijgevuld met ten minste 3 liter UREUM.
Als niet wordt bijgevuld, wordt op de volgende
resterende aantallen kilometers een extra
waarschuwing gegeven tot de UREUM-tank leeg is:
400 km, 320 km, 240 km.
Als nog 200 km over is voordat de UREUM-tank
leeg is, wordt continu een bericht weergegeven op het
instrumentenpaneel en wordt een geluidssignaal
afgegeven.
Als het bereik 0 km is, geeft het display (voor
bepaalde versies/markten) een speciaal bericht weer.
In dit geval is de rijsnelheid beperkt tot 50 km/h en kan
het voertuig niet meer worden gestart nadat de motor
is afgezet.
De motor kan pas weer worden gestart als de
UREUM-tank is gevuld (met minimaal 3 liter).
49)
Vul de UREUM-tank zo snel mogelijk met ten minste 3
liter UREUM. Indien het bijvullen wordt gedaan met
een zelfstandige UREUM tank tot nul, moet u 2
minuten wachten voordat u het voertuig start.
85
Wat het betekent Wat te doen
WATER IN DIESELFILTER (Dieselversies)
Het lampje brandt continu tijdens het rijden (en er
verschijnt een bericht op het display) om de
aanwezigheid van water in het brandstoffilter aan te
geven.
11)
Wat het betekent Wat te doen
COMFORT-MATIC-
VERSNELLINGSBAKBij versies uitgerust met Comfort-matic-
versnellingsbak kunnen de volgende berichten worden
weergegeven:
SCHAKELMOMENTEN BEPERKEN
HANDMATIGE MODUS NIET BESCHIKBAAR
AUTOMATISCHE MODUS NIET BESCHIKBAAR
OVERVERHITTING KOPPELING
TRAP REMPEDAAL IN - UITGESTELDE START
VERSNELLING NIET BESCHIKBAAR
MANOEUVRE NIET TOEGESTAAN
REMPEDAAL INTRAPPEN EN HANDELING
HERHALEN
ZET VERSNELLINGSPOOK IN N (vrijstand)Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als het
bericht niet van het display verdwijnt.
STORING NATURAL POWER-SYSTEEM
(alleen voor Natural Power-versies)
Het symbool op het display verschijnt samen met een
bijbehorend bericht en de vier aardgasniveaus gaan
uit.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
86
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
hoewel dit sterk wordt afgeraden,
zal het systeem, als u voorwaarts
heuvelaf rijdt en om welke reden dan
ook in de vrijstand (N) rijdt, wanneer
u schakelt automatisch de beste
versnelling kiezen om het juiste koppel
over te brengen op de wielen op basis
van de rijsnelheid;
Indien nodig kan bij uitgezette motor
de 1e versnelling,RofNingeschakeld
worden met de contactsleutel in de
stand MAR-ON en ingetrapt rempedaal.
In dit geval moet er minstens 5 minuten
gewacht worden voordat er opnieuw
wordt geschakeld, om beschadiging
van het hydraulische systeem en met
name de pomp te voorkomen;
door bij het wegrijden op een helling
geleidelijk, maar volop gas te geven
na de handrem of het rempedaal te
hebben losgelaten, kan de motor op
een hoger toerental draaien en kunnen
steilere hellingen met een merkbaar
hoger koppel worden opgereden.
op hellingen > 5% is het verboden
de 2eversnelling in te schakelen
wanneer het voertuig in de vrijstand
staat.HANDREM
Inschakelen handrem:De handrem
bevindt zich links van de
bestuurdersstoel. Trek de hefboom
omhoog om de handrem in te
schakelen en ervoor te zorgen dat het
voertuig niet beweegt.
Handrem uitschakelen:trekde
hefboom iets omhoog, houd de knop A
ingedrukt en controleer of het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel uit gaat.
Trap het rempedaal in terwijl de
handrem wordt losgezet om te
voorkomen dat het voertuig
onverwachts beweegt.
BELANGRIJK Zorg dat de handrem zo
is ingeschakeld dat het voertuig niet
meer van zijn plaats kan komen, vooral
op steile hellingen en bij volle belading.
BELANGRIJK Trek de handrem alleen
aan als het voertuig stilstaat. Wanneer
het voertuig in beweging is, mag de
handrem alleen worden aangetrokken
in geval van een storing in het
hydraulische systeem. Wanneer de
handrem uitzonderlijk tijdens het rijden
moet worden aangetrokken, is het
raadzaam de handrem voorzichtig aan
te trekken om het blokkeren van de
achterwielen en het doorslippen van het
voertuig te voorkomen.
BELANGRIJK
117)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten en neem deze mee.
BELANGRIJK
22)Indien het voertuig is uitgerust met
automatische niveauregeling van de
luchtvering, moet altijd gecontroleerd
worden of er voldoende ruimte boven het
dak en rond het voertuig is wanneer er
geparkeerd wordt. Het voertuig zou
namelijk automatisch omhoog (of omlaag)
kunnen komen, afhankelijk van de
veranderingen in belading of temperatuur.
127
open de brandstofklep A fig. 135 en
draai de dop C fig. 135 van de
UREUM-vulopening los en verwijder
deze;
schroef de bijvulfles met AdBlue
(UREUM) in de vulopening totdat die
niet verder kan (fig. 136, ref. 1);
druk de flesbodem naar de
vulopening om de veiligheidsklep van
de fles te ontgrendelen en met bijvullen
te beginnen (fig. 136 ref. 2);
indien het AdBlue-niveau in de fles
tijdens het bijvullen niet daalt, is het
reservoir gevuld; trek de fles naar u toe
om de veiligheidsklep weer te
vergrendelen en draai de fles van de
vulopening (fig. 136, ref. 3);
na het verwijderen van de fles, de
dop C fig. 135 weer op de UREUM-
vulopening terugplaatsen en met de
klok mee helemaal vastdraaien;
draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig om
de motor te starten);
wacht tot de waarschuwing op het
instrumentenpaneel is uitgeschakeld
alvorens het voertuig te verplaatsen; het
waarschuwingslampje kan een paar
seconden tot een halve minuut blijven
branden. In het geval dat de motor
wordt gestart en het voertuig rijdt, zal
het waarschuwingslampje langere
tijd blijven branden, maar er is dan geen
sprake van problemen met de werking
van de motor.
Indien het bijvullen wordt gedaan
met een lege UREUM-tank, moet
u twee minuten wachten alvorens het
voertuig te starten.OPMERKING De rijomstandigheden
(hoogte, snelheid van het voertuig,
gewicht, etc.) bepalen de hoeveelheid
UREUM die door het voertuig gebruikt.
Om het additief voor Diesel Emissie
(UREUM) correct te gebruiken, zie ook
"Vloeistoffen en smeermiddelen" in
de "Technische gegevens".
132)
BELANGRIJK
Bij overschrijding van de maximale
vulniveau van de UREUM tank, kan het
beschadiging van de tank en het
morsen UREUM veroorzaken. Vermijd
alsjeblieft het bijvullen na het vullen
van de tank.
HET MAXIMUM NIVEAU NIET
OVERSCHRIJDEN. De UREUM bevriest
onder -11 ° C. Hoewel het systeem is
ontworpen om te functioneren onder
het vriespunt van het UREUM, verdient
het aanbeveling de tank niet te vullen
boven het maximumniveau want de
installatie kan beschadigd raken als het
UREUM bevriest.
Als het UREUM wordt gemorst op
geverfde oppervlakken of aluminium,
onmiddellijk het gebied met water
schoonmaken en het gebruik
een absorberend materiaal om de
vloeistof die is gemorst op de grond te
verzamelen.
136F1A5005
142
STARTEN EN RIJDEN