BELANGRIJK
27)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moeten de camera snel
gewassen worden door de spuitmond
op minstens 10 cm van de sensoren
te houden. Breng geen stickers op de
camera aan.
TRAFFIC SIGN
RECOGNITION
(voor bepaalde versies/markten)
125) 126) 127) 128)
28) 29) 30) 31) 32) 33) 34)
Het systeem detecteert automatisch
herkenbare verkeersborden, zoals
snelheidslimieten, inhaalverboden en
borden die het einde van dergelijke
verboden aangeven.
De camera is achter de
achteruitkijkspiegel gemonteerd. De
sensor controleert voortdurend de
verkeersborden om de huidige
snelheidslimiet en eventuele
inhaalverboden aan te geven.
WAARSCHUWING Het systeem is
ontworpen om verkeersborden te lezen
die aan de bepalingen van de
Conventie van Wenen voldoen.
GEBRUIK VAN
VERKEERS-
BORDENHERKENNING
Inschakeling en uitschakeling van
het systeem
Het systeem kan via het displaymenu
in- en uitgeschakeld worden.
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Opmerking: De toestand en instellingen
van het systeem veranderen niet tijdens
de in- en uitschakelcycli.
BELANGRIJK
125)Als de camera zijn positie verliest
door een variatie in lading, kan het zijn dat
het systeem tijdelijk niet werkt om te
zorgen dat de camera een zelfkalibratie kan
uitvoeren.
126)Het systeem detecteert alleen de van
te voren ingestelde verkeersborden. Als
aan minimale zichtvoorwaarden en afstand
van het bord wordt voldaan, kan het alle
verkeersborden detecteren.
127)Het systeem is een rij-
assistentiesysteem maar ontzet de
bestuurder niet uit zijn verantwoordelijkheid
voor het rijden met aandacht en
zorgvuldigheid in naleving met de geldende
wetten.
100
134F1A0373
138
STARTEN EN RIJDEN
Als het methaan op is, wordt
automatisch naar benzine
overgeschakeld; op het display stoppen
alle segmenten met knipperen en gaat
de
indicator bij het CNG-symbool fig.
139 branden.
Als de drukdrempel voor
methaanreserve is bereikt en de
gastank volledig is gevuld, wordt
gedurende 5 seconden geforceerd naar
benzine overgeschakeld om het
benzinetoevoersysteem efficiënt te
houden.Algemeen wordt aanbevolen de
benzinetank niet volledig leeg te
laten lopen omdat dit risico's met
zich meebrengt voor de bestuurder:Nadat het methaanniveau tot onder
de reservedempel is geraakt, zal het
voertuig op benzine blijven rijden tot de
benzine op is;
het voertuig kwam tijdens een vorige
rit al zonder benzine te zitten en terwijl
het op methaan rijdt, wordt de
drukdrempel voor methaanreserve
bereikt: in dat geval wordt geforceerd
naar benzine overgeschakeld, waarna
het voertuig tijdens het rijden afslaat.
OPMERKING Zorg dat de sleutel op
OFF staat als methaan wordt getankt.
Als namelijk het systeem al geforceerd
was overgegaan op benzine en er
wordt methaan getankt terwijl de sleutel
op ON staat, zal de motor op benzine
blijven lopen tot die opnieuw wordt
gestart.GEBRUIKSBEPERKINGEN
Wanneer van rijden op methaan wordt
overgeschakeld naar rijden op benzine,
zal de maximumsnelheid worden
beperkt tot 90 km/h; daarom wordt
geadviseerd direct nadat voor het eerst
gemeld wordt dat de methaanreserve
is bereikt, te tanken en na de tweede
melding (dubbele piep) 'riskante' acties
zoals inhalen op de snelweg te
vermijden.
De werking op benzine is uitsluitend
voor noodgevallen bestemd. Om een
grote afstand te kunnen afleggen,
ook wanneer de tankinhoud beperkt is,
worden de prestaties, zoals de
snelheid, het optrekken en het
versnellen (met name heuvelopwaarts)
beperkt.
Daarom wordt geadviseerd om te
waarborgen dat de gastank vol
te houden voordat u lange of, gezien de
belasting of de wegomstandigheden,
zware ritten/reizen maakt.
138F1A0436
139F0N0403I
147
ONDERHOUD EN ZORG
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervan
kunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem
op onherstelbare wijze beschadigen.
62) 63)
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd
door een scherm met een toetsenbord
waarmee de geheime code kan worden
ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier
tekens van 0 tot 9.
Uconnect™ 3” Radio:
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 0 t/m 9: draai voor het invoeren
van de code aan de rechter "BROWSE
ENTER" knop en druk deze in om te
bevestigen.
Uconnect™ 5” Radio – Uconnect™
5” Radio NAVDe geheime code bestaat uit vier cijfers
van 1 t/m 9: druk voor het invoeren
van het eerste cijfer van de geheime
code op de betreffende knop op de
display. Voer de overige cijfers van de
code op dezelfde manier in.
Na het invoeren van het vierde cijfer, de
cursor op "OK" zetten en de rechter
"BROWSE/ENTER" knop indrukken:
het systeem begint te werken.
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio geblokkeerd. 30
minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact
op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw
voertuig mee.
278
MULTIMEDIA
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd
naar het scherm moet kijken, ga dan de
weg af en parkeer op een veilige plek,
zodat u niet tijdens het rijden wordt
afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
207)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
208)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
62)Maak het glas van het voorpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
63)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
279
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Knop Functies Modus
281
Ontsteking Knop kort indrukken
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Draai knop rechtsom/linksom
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken
BROWSE
ENTERDoor de lijst bladeren of op een radiozender afstemmen of
vorig/volgend nummer selecterenDraai knop rechtsom/linksom
Op display weergegeven optie bevestigen Knop kort indrukken
INFOOp display weergegeven optie bevestigen Keuze weergavemodus (Radio, Media Player)
TELEFOONToegang tot de Telefoonmodus Knop kort indrukken
MENUToegang tot het menu Infotelematica Systeem/Instellingen Knop kort indrukken
MEDIABronselectie: USB/iPod of AUX (voor bepaalde versies/
markten, indien aanwezig)Knop kort indrukken
RADIOToegang tot de radio-modus Knop kort indrukken
1-2-3-4-5-6Huidige radiozender opslaan Toets lang indrukken
Opgeslagen radiozender oproepen Knop kort indrukken
A-B-CSelectie van de groep voorkeuzezenders of selectie van de
gewenste letter in elke lijstKnop kort indrukken
Zoeken naar vorig radiostation of selectie van vorig nummer
USB/iPodKnop kort indrukken
Scannen van lagere frequenties tot de toets wordt
losgelaten/Snel terugspoelen nummer van USB/iPodToets lang indrukken
WERKING
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
toets/
knop.
De elektronische volumeregeling kan
continu (360°) in beide richtingen,
zonder stopposities, worden gedraaid.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen.
RADIO (TUNER) MODUS
Het systeem is voorzien van de
volgende tuners: AM, FM en DAB (voor
bepaalde versies/markten).
Selectie radio-modus
Druk op de RADIO-knop op het
voorpaneel om de radio in te
schakelen.
Keuze golfband
De verschillende tunerfuncties kunnen
gekozen worden door de RADIO-toets
op het voorpaneel in te drukken.
Weergegeven informatie
Nadat het gewenste radiostation op het
display is gekozen, wordt de volgende
informatie getoond (INFO-functie
ingeschakeld):In het bovenste gedeelte: het
voorkeuzestation, de tijd en de overige
actieve radio-instellingen worden
aangegeven (bijv. TA).
In het middelste gedeelte: de naam
van het huidige station, de frequentie
en de radiotekstinformatie (indien
aanwezig) worden weergegeven.
Lijst FM-stations
Druk op de toets/knop BROWSE
ENTER om de volledige lijst van de
FM-stations die ontvangen kunnen
worden weer te geven.
De toetsA-B-Ckan gebruikt worden
om, afhankelijk van de gekozen letter,
alfabetisch naar het eerste voor die
letter beschikbare FM/DAB-station te
springen.
Opslaan van AM/FM-radiostations
(Indien aanwezig)
De voorkeuzestations zijn in alle
systeemmodi beschikbaar en kunnen
gekozen worden door een van de
voorkeuzetoetsen1-2-3-4-5-6op het
frontpaneel aan te raken.
Als op een radiostation is afgestemd
dat opgeslagen moet worden, druk dan
op de betreffende voorkeuzetoets en
houd deze ingedrukt totdat ter
bevestiging een geluidssignaal wordt
afgegeven.Het systeem kan maximaal 18
radiostations in elke modus opslaan.
Selectie AM/FM radiostation
Om het gewenste radiostation te
zoeken, op de toetsof
drukken, aan het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
draaien
of aan de knop
"BROWSE/ENTER" draaien.
Vorige/volgende radiostation
zoeken
Druk kort op de toets
ofof
gebruik het wieltje van de
bedieningselementen op het stuurwiel
: wanneer de knop wordt
losgelaten, wordt het vorige of volgende
radiostation weergegeven.
Als tijdens het vooruit zoeken het
systeem het einde van de band bereikt,
zal het automatisch stoppen bij het
station waar het zoeken is gestart.
Snel vorige/volgende radiostation
zoeken
Houd de toets
ofingedrukt om
het snel zoeken te starten: wanneer
de toets wordt losgelaten, hoort men
het eerste radiostation waarop
afgestemd kan worden.
285
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van het
voertuig uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.
Getoond op het display
Wanneer een telefoon op het systeem
is aangesloten, toont het display de
volgende informatie (indien
beschikbaar):
roaming-status;
de sterkte van het netwerksignaal;
het laadniveau van de batterij van de
mobiele telefoon;
de naam van de mobiele telefoon.
Mobiele telefoon koppelen
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
schakel de functieBluetooth®in
op de mobiele telefoon;
druk op de knopPHONEop het
voorpaneel;
als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
selecteer "Telefoon aansluiten" om
de koppelingsprocedure te starten
en zoek vervolgens het
Uconnect™-apparaat op de mobiele
telefoon (als "Nee" wordt geselecteerd,
wordt het hoofdscherm van de Telefoon
getoond);
voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of
bevestig de op de mobiele telefoon
getoonde PIN;
vanuit het menu "Instellingen" kan
altijd een mobiele telefoon gekoppeld
worden door "Telefoonmenu/Telefoon
toevoegen" te selecteren, ga daarna te
werk zoals hierboven is beschreven;
tijdens de koppelingsfase verschijnt
een scherm dat de voortgang van
het proces toont;
OPMERKING De prioriteit voor de
automatische heraansluiting wordt
bepaald door de volgorde van
aansluiting. De laatst verbonden
telefoon heeft de hoogste prioriteit.
Een nummer bellen
De hieronder beschreven procedures
zijn alleen toegankelijk indien ze door
de gebruikte mobiele telefoon worden
ondersteund.Raadpleeg de handleiding van de
mobiele telefoon om alle beschikbare
functies te kennen.
Een nummer kan op de volgende
manieren gebeld worden:
door het selecteren van "Contacten"
(Telefoonboek ......);
door het selecteren van "Recente
oproep.";
door het selecteren van
"Toetsenbord".
Het telefoonnummer kiezen met het
"toetsenbord" op het display
Voer het telefoonnummer in met behulp
van het toetsenbord op het display.
Ga als volgt te werk:
druk op de knop PHONE op het
voorpaneel;
selecteer "Toetsenbord" op het
display en gebruik de rechtertoets
"BROWSE/ENTER" om het nummer in
te voeren;
selecteer het symbool om de oproep
te doen.
Kiezen van het telefoonnummer
met de mobiele telefoon
Het is mogelijk om bij ingeschakeld
systeem een telefoonnummer met de
mobiele telefoon te kiezen (zorg er altijd
voor dat u nooit wordt afgeleid tijdens
het rijden).
288
MULTIMEDIA
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Knop Functies Modus
1-
Inschakelen Knop kort indrukken
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien
2-
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken
3-
Display aan/uit Knop kort indrukken
4-
CD uitwerpen Knop kort indrukken
5-CD-sleuf–
6-
Instellingen Knop kort indrukken
7-
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken
8-
BROWSE
ENTERLijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen Knop naar links/rechts draaien
Op display weergegeven optie bevestigen Knop kort indrukken
9-
MEERToegang tot de aanvullende functies (weergave Tijd, Trip
Computer, Buitentemperatuur)Knop kort indrukken
10-
TELEFOONWeergave telefoongegevens Knop kort indrukken
11-
TRIP(Uconnect™5” Radio)Toegang tot het Trip menu Knop kort indrukken
291