VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .81
RIJHULPSYSTEMEN...........85
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN...............96
VEILIGHEIDSGORDELS.........96
SBR-SYSTEEM (Seat Belt
Reminder)..................98
GORDELSPANNERS..........100
KINDERZITJES.............103
AANVULLEND VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) - AIRBAGS.....116
80
VEILIGHEID
38)Bij het slepen van een trailer (met
modules geïnstalleerd na het aanschaffen
van het voertuig), een voertuig of tijdens
laadmanoeuvres op een voertuigtransport
(of in het voertuig voor transport), moet het
systeem worden uitgeschakeld via het
Uconnect™systeem.
39)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
40)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond
de sensor (paneel dat de sensor bedekt op
de linkerkant van de bumper). In het geval
van een frontale botsing kan de sensor
automatisch buiten werking worden gesteld
en kan er op het display een bericht
worden weergegeven dat de sensor
gerepareerd moet worden. Ook als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in deze gevallen
naar een Fiat Servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.BESCHERMINGS-
SYSTEMEN
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang
dat de beschermingssystemen op de
juiste manier gebruikt worden om het
maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf
"Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDS-
GORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met
drie verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven
en kan hij zich aanpassen aan het
lichaam van de inzittende. In het geval
van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het
risico van impact binnenin het interieur
en het naar buiten geslingerd worden
van een persoon beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet er ook voor
zorgen dat andere inzittenden van het
voertuig deze voorschriften naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om
alvorens weg te rijden.
96
VEILIGHEID
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.
BELANGRIJK
71)Druk tijdens het rijden nooit op knop C.
72)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.
73)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
74)Controleer na het afstellen van de
hoogte altijd of de grip vergrendeld is in
een van de van te voren ingestelde
standen. Hiervoor moet met losgelaten
knoppen A iets meer druk omlaag worden
uitgeoefend om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als de grip niet is losgelaten in een
van de van te voren ingestelde standen.
SBR-SYSTEEM (Seat
Belt Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (indien aanwezig) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampje brandt op het
instrumentenpaneel en symbolen op
het display) en een geluidssignaal (zie
de volgende paragrafen).
OPMERKING Om het geluidssignaal
permanent uit te laten schakelen naar
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk gaan. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
Menu van het display opnieuw worden
ingeschakeld (zie paragraaf "Display" in
het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
GEDRAG WAARSCHU-
WINGSLAMPJE
VEILIGHEIDSGORDEL
VOOR
Wanneer de startinrichting naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(zie fig. 71 )
enkele seconden branden, ongeacht de
status van de veiligheidsgordels voor.Bij stilstaand voertuig, als de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
passagierszijde (met de inzittende op
de stoel) niet is vastgemaakt, blijft het
waarschuwingslampje permanent
branden.
Zodra de drempel van 8 km/h
gedurende enkele seconden wordt
overschreden terwijl de
veiligheidsgordels aan bestuurders- of
passagierszijde (met passagier op de
stoel) niet zijn vastgemaakt, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het
waarschuwingslampje
gedurende
ongeveer 105 seconden knipperen.
Wanneer deze cyclus waarschuwingen
in werking treedt dan blijft hij actief voor
de gehele duur (ongeacht de
voertuigsnelheid) of tot de
veiligheidsgordels weer worden
vastgemaakt.
71F1B0104C
98
VEILIGHEID
Remmen
remvloeistofniveau..........209
Richtingaanwijzers............31
Richtingaanwijzers zijkant (lamp
vervangen)...............166
Richtlijnen voor de behandeling
van de auto aan het einde van
de levensduur.............249
Rijbaanwissel................31
Rijhulpsystemen..............85
Ruiten (reinigen).............219
Ruitenwisser/-sproeier..........33
Ruitenwissers/achterruitwisser.....33
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder)................98
Service Position (ruitenwisser).....35
Slepen van het voertuig........188
Sleutels
elektronische sleutel.........13
sleutel met afstandsbediening . . .13Sneeuwkettingen............217
Snelheidsbegrenzer...........140
Stadslichten/dagverlichting (DRL)
(lamp vervangen)...........165
Start&Stop systeem...........138
Starten met hulpaccu..........181
Startinrichting................14
Stoelen....................22
Stuurslot...................15
Stuurwiel...................26
Symbolen...................4
Tanken..................157
Tankprocedure..............158
tanken in een noodgeval......158
TC (systeem)................82
Technische gegevens..........223
Tips, bediening en algemene
informatie................251
Trip Computer...............57TSC (systeem)...............83
Uconnect™ 7” HD LIVE /
Uconnect™ 7” HD Nav LIVE. . . .263
Uconnect™ Radio............253
Veiligheidsgordels............96
Velgen en banden (afmetingen). . . .228
Versie met LPG-systeem........49
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .239
Voorstoelen (handmatig
verstelbaar)...............22
Vulinhouden................235
Wielen en banden...........217
Wijzigingen/modificaties aan de
auto.....................5
Zekeringen (vervangen)........168
Zekeringenkasten............169
Zijairbag..................121
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)
603.9 L - 2017 - Druknummer
Editie
1.550N 12/ 1