Groene lampjes
Lampje Wat het betekent
WERKING OP BENZINE (LPG- of Natural Power-versies)
Het lampje gaat branden als het LPG (LPG-versies) of aardgas (Natural Power-versies) op is. In deze
gevallen schakelt het systeem automatisch over naar benzinewerking. Bij sommige versies verschijnt een
speciaal bericht op het display.
STADSLICHT EN DIMLICHT/FOLLOW ME HOME
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Follow me home: het lampje gaat branden als het systeem is ingeschakeld. Op het display wordt de voor
de functie ingestelde tijdsduur (in seconden) weergegeven.
MISTLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING MOTOR (versies met Start&Stop-systeem)
Het lampje gaat branden wanneer de motor automatisch wordt afgezet door het Start&Stop-systeem.
61
SYMBOLEN EN BERICHTEN OP HET DISPLAY
Symbool Wat het betekent
STORING DUALOGIC-VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden in geval van een storing in de versnellingsbak.
Het display toont tevens berichten m.b.t.:
verzoeken tot minder schakelen;
handmatige (of automatische) rijmodus onmogelijk;
rempedaal intrappen / vertraagde start;
rempedaal intrappen en manoeuvre herhalen;
versnelling niet beschikbaar;
manoeuvre niet toegestaan;
versnellingspook in vrijstand zetten.
29)
STORING AIRBAG
Het symbool gaat aan om een storing van de airbag en een storing van het lampje
op het
instrumentenpaneel aan te duiden. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
MOTOROLIEDRUK TE LAAG
30)
Het symbool gaat branden bij een te lage motoroliedruk.
BELANGRIJK Gebruik het voertuig niet tot de afwijking is verholpen. Het aangaan van het symbool geeft
de hoeveelheid olie in de motor niet aan: het oliepeil moet handmatig gecontroleerd worden.
MOTORKAP NIET GOED GESLOTEN
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden als de motorkap niet goed gesloten is. Sluit de motorkap goed.
63
Symbool Wat het betekent
ACHTERKLEP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat branden als de achterklep niet goed gesloten is. Sluit de achterklep goed.
PORTIEREN OPEN
Het symbool gaat branden als een of meer portieren niet volledig gesloten zijn. Het display toont ook de
omtrek van de auto met het open portier. Bij geopende portieren en als de auto rijdt klinkt er een
geluidssignaal. Sluit de portieren goed.
STORING DYNAMO
Het aangaan van het symbool terwijl de motor loopt komt overeen met een storing van de dynamo. Neem
zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
Het (witte) symbool gaat branden wanneer de via het instellingenmenu van het display ingestelde snelheid
(bijv. 110 km/h) wordt overschreden (de onderste waarde wordt afhankelijk van de ingestelde snelheid
bijgewerkt).
BELANGRIJK
29)Door blijven rijden terwijl dit symbool brandt kan leiden tot ernstige schade aan de versnellingsbak, waardoor deze defect raakt. De olie
kan ook oververhit raken: contact met hete motor of componenten op hoge temperatuur van het uitlaatsysteem kunnen leiden tot brand.
30)Als het symbool tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
STORING FIAT CODE SYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het Fiat CODE-systeem aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
MOGELIJK BEVROREN WEGDEK
Het symbool gaat branden wanneer de buitentemperatuur lager dan of gelijk is aan 3°C. In
geval van een storing van de buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de waarde
aangeven door streepjes vervangen.
STORING LPG-TOEVOERSYSTEEM
Het symbool verschijnt op het display in geval van een storing in de LPG-brandstoftoevoer
(alle segmenten op de digitale meter op het instrumentenpaneel zijn uit). Bij sommige
versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
STORING AARDGASTOEVOERSYSTEEM
Het symbool verschijnt op het display in geval van een storing in de aardgastoevoer (alle
segmenten op de digitale meter op het instrumentenpaneel zijn uit). Bij sommige versies
verschijnt een speciaal bericht op het display. Neem zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
STORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
INWERKINGTREDING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van de inwerkingtreding van de afsluiter van de
brandstoftoevoer.
Zie, voor de reactivatieprocedure van het brandstofafsluitsysteem, de beschrijving in het
deel "Brandstofafsluitsysteem" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk als de brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
65
Symbool Wat het betekent
STORING START&STOP-SYSTEEM
Het symbool verschijnt om een Start&Stop-storing in het systeem aan te geven. Op het
display verschijnt een bijbehorend bericht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
START&STOP-SYSTEEM/KOPPELING INTRAPPEN
Het symbool gaat branden om de bestuurder erop te wijzen dat het koppelingspedaal
moet worden ingetrapt om de motor te starten. Op het display wordt een speciaal bericht
weergegeven, dat in bepaalde gevallen gepaard gaat met een geluidssignaal.
STORING SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem, als
het probleem aanhoudt, contact op met het Fiat Servicenetwerk.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het "Geprogrammeerd Onderhoudsschema" zijn de onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg"). Wanneer het
onderhoudsinterval bijna is vervallen en de startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt
het symbool, gevolgd door het aantal resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende
dagen (waar aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de
onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt ook
weergegeven wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of, bij bepaalde versies, om de
200 km. Onder deze drempelwaarde wordt dit bericht met kortere intervallen
weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid
die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoudsschema te laten verrichten en het bericht te resetten.
69
Symbool Wat het betekent
KOPPELINGSPEDAAL
Het symbool gaat branden om de bestuurder erop te wijzen dat het koppelingspedaal
moet worden ingetrapt om de motor te starten.
INSCHAKELEN CRUISECONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit witte symbool gaat branden wanneer de cruisecontrol wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
ADAPTIEVE CRUISECONTROL INSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Dit groene symbool gaat branden wanneer de cruisecontrol wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
DE SPEED LIMITER INSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Dit witte symbool gaat branden wanneer de Speed Limiter wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
INSCHAKELING SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Dit groene symbool gaat branden wanneer de Speed Limiter wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
GRAVITY CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling systeem: de led op het Modusselectiesysteem gaat branden.
Systeem actief: het witte symbool blijft constant aan.
HOOGTEREGELING KOPLAMPEN
Het witte symbool gaat, tijdens de hoogteregeling van de koplampen, samen met de
koplampinstelling aan. Druk voor het afstellen op de knoppen
enop het
dashboard.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
SCHAKELINDICATOR
Het symbool verschijnt op het display om de bestuurder te waarschuwen dat moet
worden opgeschakeld (naar een hogere versnelling) of teruggeschakeld (naar een lagere
versnelling).
A/MAUTOMATISCHE RIJMODUS (versies met Dualogic-versnellingsbak)
Automatische rijmodus (AUTO)
De letter “A” gevolgd door het nummer van de ingeschakelde versnelling (bijv. “A1”)
verschijnt op het display als de AUTO-modus (automatische rijmodus) is geselecteerd.
Handmatige rijmodus (MANUAL)
De letter “M” gevolgd door het nummer van de ingeschakelde versnelling (bijv. “M1”)
verschijnt op het display als de MANUAL-modus (handmatige rijmodus) is geselecteerd.
BELANGRIJK
31)Wanneer het symbool gaat branden, moet de verslechterde motorolie zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 500 km nadat het
symbool voor het eerst ging branden, ververst worden. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor
en de garantie ongeldig maken. Wanneer dit symbool gaat branden, betekent dit niet dat het oliepeil in de motor te laag is; u hoeft dus geen
motorolie toe te voegen als het lampje begint te knipperen.
32)Als het symbool tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
33)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool wordt
weergegeven, zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als bovenstaande
aanwijzingen onmiddellijk na het tanken verschijnen, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
34)Pas de rijsnelheid altijd aan de verkeers- en weersomstandigheden aan en houd u altijd aan de verkeersregels. De motor afzetten terwijl
het symbool brandt, is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt afgezet, door
bovenstaande aanwijzingen te volgen. Voltooi het DPF-regeneratieproces niet terwijl de auto stilstaat.
71
60)Er kunnen situaties op kleine hellingen
(minder dan 5%) voorkomen waarin, bij
beladen auto, het Hill Holder-systeem niet
in werking treedt en de auto zich iets
naar achteren verplaatst, waardoor het
risico op een botsing met een andere auto
of voorwerp toeneemt. De bestuurder is
in elk geval verantwoordelijk voor een
veilige rijstijl.
61)DST is een rijhulpsysteem en neemt de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de auto te besturen niet weg.
62)De prestaties van een voertuig met
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
63)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid ligt altijd bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in alle
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
dient altijd een veilige afstand tot het
voertuig vóór hem te houden.RIJHULPSYSTEMEN
In de auto kunnen de volgende
rijhulpsystemen aanwezig zijn:
City Brake Control - “Collision
Mitigation”-systeem
iTPMS
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
CITY BRAKE CONTROL -
“Collision
Mitigation”-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
64) 65) 66) 67) 68)
35) 36) 37) 38) 39) 40) 41) 42)
Dit is een rijhulpsysteem dat voorzien is
van een lasersensor, die zich aan de
bovenkant van de voorruit fig. 62
bevindt en die de aanwezigheid van
auto’s voor de auto detecteert.
In het geval van een dreigende botsing,
grijpt het systeem in door automatisch
te remmen om een botsing te
voorkomen of de gevolgen daarvan te
beperken.
Het systeem is alleen actief als:
de contactsleutel naar MAR is
gedraaid;
de rijsnelheid tussen 5 en 30
km/h ligt;
een vooruitversnelling is
ingeschakeld;
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen zijn omgelegd;
het "Modusselectiesysteem"
staat op de stand "Normaal".
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan via het
instellingenmenu van het display
worden ingeschakeld (en uitgeschakeld)
(zie de paragraaf "Display" in het
hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Werking
Het systeem treedt in werking als er
een gevaar is van een dreigende
botsing en de bestuurder het
rempedaal niet direct intrapt.
62F0Y0200C
77