ACHTERUITRIJ
CAMERA
(PARKVIEW®-
ACHTERUITRIJ
CAMERA)
115)59)
De camera bevindt zich op de
achterklep fig. 107.
INSCHAKELING/
UITSCHAKELING
CAMERA
Gebruik het menu "Instellingen" van het
Uconnect™-systeem. Wanneer met
ingeschakelde camera, de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld,
worden de beelden van het gedeelte
achter de auto op het display van
hetUnconnect™-systeem
weergegeven.SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Wanneer weergegeven, toont het
statische lijnenrooster de breedte van
de auto.
Het rooster toont afzonderlijke zones,
waardoor de afstand ten opzichte
van de achterkant van de auto
gedetecteerd kan worden.
De verschillende gekleurde zones fig.
108 geven de afstand aan vanaf de
achterkant van de auto.
Rode zone (A): 0-30 cm
Gele zone (B): 30–100 cm
Groene zone (C):1mofmeer
De "rode zone A" bevat een horizontale
lijn D, die het obstakel aanduidt dat
de auto nadert. Let daarom extra op
tijdens het achteruitrijden.BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
115)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
107F0Y0618C108F0Y0617C
124
STARTEN EN RIJDEN
BRANDSTOFAFSLUIT
SYSTEEM
144)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
inschakeling van de
alarmknipperlichten.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de
tank. Draai na een botsing de
contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
Resetprocedure
Voer de volgende resetprocedure uit,
om de correcte werking van het
systeem te herstellen (de procedure
moet binnen 1 minuut voltooid worden):
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in en weer uit;
schakel de richtingaanwijzer links in
en weer uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in en weer uit;
schakel de richtingaanwijzer links in
en weer uit;
draai de contactsleutel naar de
stand STOP en daarna naar MAR.
LPG-versies: in geval van een botsing,
wordt de LPG-toevoer onmiddellijk
afgesloten, worden de LPG-
veiligheidskleppen gesloten en wordt
de injectie onderbroken, waardoor
de motor afgezet wordt.
Natural Power versies: in geval van
een botsing wordt de voeding
onmiddellijk onderbroken, waardoor de
motor afgezet wordt.
BELANGRIJK
144)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
SLEPEN VAN DE
AUTO
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
145) 146) 147) 148)
De sleepogen die bij de auto worden
geleverd, bevinden zich in de
gereedschapstas, onder de mat in de
kofferbak.
BELANGRIJK Het kortere sleepoog is
voor gebruik op de voorkant van de
auto en het langere is voor de
achterkant.
500L WAGON-versies
OPMERKING 500L WAGON-versies
hebben maar één sleepoog, dat zowel
aan de voor- als aan de achterbumper
kan worden gebruikt.
Voor
Verwijder dop A fig. 161 met de hand
door de onderkant in te drukken. Neem
het sleepoog B uit zijn zitting in de
gereedschapshouder en draai
het stevig op de schroefdraadpen.
153
MOTOROLIE
152)70) 71)3)
Controleer of het oliepeil zich tussen het
MIN- en MAX-teken op de peilstok A
bevindt. Wanneer het olieniveau nabij of
onder het MIN-teken komt, moet olie
bijgevuld worden via de vulopening
B tot aan het MAX-teken.
Trek de oliepeilstok A naar buiten, maak
hem schoon met een niet-pluizende
doek en zet hem terug. Neem de
motoroliepeilstok weer uit en controleer
of het peil tussen het MIN- en
MAX-teken op de peilstok staat.
Uitsluitend 0.9 TwinAirTurbo-
versies
Draai de dop los, maak de peilstok
schoon met een niet pluizende doek,
breng de peilstok weer in en draai
de dop weer vast. Draai de dop weer
los en controleer of het peil zich tussen
het MIN- en MAX-teken op de peilstok
bevindt.OPMERKING Als het display op het
instrumentenpaneel op 0.9
TwinAirTurbo-versies de melding geeft
dat de motorolie moet worden bijgevuld
tot MAX, nadat de motorolie tot MAX
is bijgevuld, moet het Instellingenmenu
op het instrumentenpaneel worden
gebruikt om te bevestigen dat dit is
gebeurd (zie de paragraaf “Display” in
het hoofdstuk “Kennismaking met
het instrumentenpaneel”).
Motorolieverbruik: het maximale
motorolieverbruik is gewoonlijk 400
gram elke 1000 km. Tijdens de eerste
gebruiksperiode van het voertuig moet
het motorolieverbruik na de eerste 5000
- 6000 km als gestabiliseerd worden
beschouwd.
MOTORKOELVLOEISTOF
153)72)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop C los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
154) 155)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop D los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
BELANGRIJK De koplampsproeiers
zullen niet werken bij een laag
ruitensproeiervloeistofniveau, ook al
blijven de ruitensproeiers/
achterruitsproeier werken. Op bepaalde
versies zit er een referentiemarkering
op de peilstok. ALLEEN de voorruit/
achterruitwisser werkt met het niveau
onder deze referentie.
REMVLOEISTOF
156) 157)73)
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat. Maak, als het
vloeistofniveau te laag is, de
reservoirdop E los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
177
TIPS, BEDIENING EN
ALGEMENE
INFORMATIE
VERKEERSVEILIGHEID
169) 170)
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van
het systeem zorgvuldig door voordat u
gaat rijden.
ONTVANGSTOMSTANDIGHEDEN
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden
voortdurend. De ontvangst kan
gestoord worden door de aanwezigheid
van bergen, gebouwen of bruggen,
vooral wanneer u ver verwijderd bent
van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.ONDERHOUD EN ZORG
85) 86)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervan
kunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
Voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem
op onherstelbare wijze beschadigen.
MULTIMEDIA-APPARATEN
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers zijn mogelijk niet
compatibel met hetUconnect™-
systeem.Gebruik alleen apparaten (bijv.
USB-sticks) met een veilige herkomst in
de auto. Apparaten met een
onbekende herkomst zouden software
met virussen kunnen bevatten die,
als die in de auto wordt geïnstalleerd,
de elektrische/elektronische systemen
gevoeliger zou kunnen maken voor
hacken.
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.
Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
232
MULTIMEDIA
De geheime code invoeren
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd
door een scherm met een toetsenbord
waarmee de geheime code kan worden
ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 0 t/m 9: draai voor het invoeren
van de code aan de "BROWSE
ENTER" knop en druk deze in om te
bevestigen.
Na het invoeren van het vierde cijfer
begint het systeem te werken.
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio geblokkeerd. 30
minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. In het paspoort van
de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact
op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
In geval van een storing, mag het
systeem alleen gecontroleerd en
gerepareerd worden door het Fiat
Servicenetwerk.
Als de temperatuur erg laag is, kan het
even duren voordat het display de
optimale lichtsterkte heeft bereikt.
Als de auto enige tijd bij een hoge
buitentemperatuur wordt geparkeerd,
kan de "thermische beveiligingsfunctie"
van het systeem in werking treden tot
de temperatuur van de radio naar
een acceptabel niveau is teruggekeerd.
Kijk alleen naar het scherm wanneer
dit nodig en veilig is. Als u langere
tijd naar het scherm moet kijken, ga
dan de weg af en parkeer op een
veilige plek, zodat u niet tijdens het
rijden wordt afgeleid.Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.
BELANGRIJK
169)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
170)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
85)Maak het frontpaneel en het display
alleen schoon met een zachte, schone,
droge, anti-statische doek. Reinigings- en
polijstmiddelen kunnen het oppervlak
beschadigen. Gebruik geen alcohol of
dergelijke producten om het
bedieningspaneel of het display schoon te
maken.
86)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
233
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL
Knop Functies Modus
Netvoeding aan/uit Knop kort indrukken
Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken
Scherm aan/uit Knop kort indrukken
Toegang tot het menu voertuiginstellingen Knop kort indrukken
Selectie afsluiten/naar vorige scherm
terugkerenKnop kort indrukken
BROWSE ENTERLijst doorbladeren of op een radiostation
afstemmenKnop naar links/rechts draaien
Op display weergegeven optie bevestigen Knop kort indrukken
APPSToegang tot extra functies (bijv. Tijdweergave,
buitentemperatuur, Media, Radio, eco:
rijgegevensfunctie,UConnect™LIVE-services,
indien aanwezig)Knop kort indrukken
TELEFOONWeergave telefoongegevens Knop kort indrukken
TRIPToegang tot het TRIP menu Knop kort indrukken
MEDIA
Bronselectie: USB/iPod, AUX of
Bluetooth®Knop kort indrukken
RADIOToegang tot de radio-modus Knop kort indrukken
235
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN OP HET STUURWIEL
Knop Interactie
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Het display verlaten op het instrumentenpaneel van het overzicht met de laatste 10 oproepen (alleen
met het bladeren door oproepen actief)
Spraakherkenning inschakelen
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
Sluit de weergave van de laatste oproepen op het display op het instrumentenpaneel af (alleen met het
bladeren door oproepen actief) (voor bepaalde versies/markten)
Kort drukken (telefoonmodus): selectie op het instrumentenpaneel van de laatste oproepen/
tekstberichten (alleen met het bladeren door oproepen actief)
237
SYSTEEM ON/OFF
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
(ON/OFF)
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen.
ONDERSTEUNING
USB/iPod/AUX
De auto heeft een USB/AUX-aansluiting
op de tunnelconsole.fig. 184
RADIOMODUS
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
(voorkeuze) radiostations wordt
weergegeven; het station dat
momenteel beluisterd wordt, is
gemarkeerd.In het midden: weergave van de naam
van het huidige radiostation en de
toetsen (/) om het vorige of het
volgende radiostation te selecteren.
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
“Bladeren”: lijst van beschikbare
radiostations;
"AM/FM", "AM/DAB", "FM/DAB":
selectie van de gewenste golfband
(herconfigureerbare toets al naar gelang
de geselecteerde golfband: AM,FM of
DAB);
"Afstem.": handmatige afstemming
op het radiostation (niet beschikbaar
voor DAB-radio's);
"Info": aanvullende informatie over
de beluisterde bron;
"Audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen".
Audiomenu
Via het menu “Audio” kunnen de
volgende regelingen worden gemaakt:
"Equalizer" (voor bepaalde
versies/markten)
"Balance + Fade" (om de
audiobalans rechts/links en voor/achter
te regelen);
"Volume / Snelheid" (uitgezonderd
versies met hifi-systeem) automatische
snelheidsafhankelijke volumeregeling;
“Loudness" (voor bepaalde
versies/markten);
"Auto-On Radio" (voor bepaalde
versies/markten);
"Vertrag. uitsch. radio"
MEDIA-MODUS
Bij ingeschakelde Media-modus, de
knoppen
/kort indrukken om
het vorige/volgende nummer af te
spelen of de knoppen
/
ingedrukt houden om het nummer
snel achteruit/vooruit te spoelen.
Nummer kiezen (Browse)
OPMERKING Het toetsenbord is niet
beschikbaar voor talen met speciale
tekens (bijv. Grieks) die niet door het
systeem worden ondersteund, is het
toetsenbord niet beschikbaar. In deze
gevallen is bovenstaande functie
beperkt.
Bluetooth® BRON
EenBluetooth®-audioapparaat
koppelen
Ga als volgt te werk om eenBlu-
etooth® audioapparaat te koppelen:
schakel de functieBluetooth®in
op het apparaat;
druk op de knop MEDIA op het
voorpaneel;
als de "Media" bron actief is, druk
dan op de knop "Bron";
184F0Y0643C
239