28
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Onderhoudssleutel Knippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten van
het contact. Het onderhoudsinterval is
overschreden.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering:
-
d
e kilometerteller geeft het aantal afgelegde kilometers
aan sinds het inter val voor de onderhoudsbeurt is
overschreden. Waarde voorafgegaan door het teken "-".
-
e
en waarschuwingsmelding geeft aan dat het
onderhoudsinterval is overschreden.
De onderhoudssleutel blijft branden zolang de
onderhoudsbeurt niet is uitgevoerd.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer het
ionderhoudsinterval in tijd is overschreden.
+ Knippert en brandt
vervolgens permanent,
bij het aanzetten
van het contact, in
combinatie met het
lampje SERVICE.Het onderhoudsinterval voor de
uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor is overschreden.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering:
-
d
e kilometerteller geeft het aantal afgelegde kilometers
aan sinds het inter val voor de onderhoudsbeurt is
overschreden. Waarde voorafgegaan door het teken "-".
-
e
en waarschuwingsmelding geeft aan dat het
onderhoudsinterval is overschreden.
De onderhoudssleutel blijft branden zolang de
onderhoudsbeurt niet is uitgevoerd.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer het
onderhoudsinterval in tijd is overschreden.
De weergegeven afstand (in kilometers of mijlen) wordt berekend op basis van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de
laatste onderhoudsbeurt.
Instrumentenpaneel
31
Actieradiusindicatoren AdBlue®
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het starten van de motor
automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor bij een
te laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2.400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel. Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Met touchscreen
U hebt toegang tot de informatie via
het menu Rijden/Auto .
Actieradius tussen 2.400
en 600
km
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300 km weergegeven zolang er geen vloeistof
is bijgevuld.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij. Zodra het contact wordt aangezet, gaat
het lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld:
"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd
over 1.500
km") die aangeeft hoeveel
kilometer u nog kunt rijden met de resterende
hoeveelheid vloeistof. Actieradius kleiner dan 600
km
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden herhaald zolang er geen AdBlue
is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , en in het bijzonder het bijvullen
ervan.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld:
"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd
over 600
km") die aangeeft hoeveel kilometer u
nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid
vloeistof.
Niet star ten van de motor in verband met
een te laag AdBlue
®-niveau
Als het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en de
melding " Vul brandstofadditief bij:
Starten geblokkeerd".
1
Instrumentenpaneel
107
Onderste bevestigingspunten
(achter de 2e zitrij)
Plaatsen van het net
F Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de bevestigingspunten aan in de verankeringen
op de vloer en draai deze een kwart
omwenteling om ze te vergrendelen (zoals
hierboven afgebeeld).
Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van
de rail.
F
G
ebruik de sjorogen.
Maak de bovenste afdekkapjes los en zet de
onderste bevestigingspunten vast (zoals eerder
beschreven).
F
K
lap de stoelen en banken op de 2e en
3e zitrij (volgens uitvoering) neer (in de
tafelstand).
F
S
luit de ventilatieroosters van de
airconditioning en de verwarming achter
(volgens uitrusting).
F
R
ol het bagagenet voor hoge belading uit. F
B evestig de haken aan de bovenzijde
van het net in de daar voor bestemde
bevestigingspunten in het dak (eerst de ene
en vervolgens de andere zijde).
F
T
rek de riemen er volledig uit.
F
B
evestig het net aan de onderste
bevestigingspunten aan beide zijden achter
de 1e zitrij of aan de sjorogen aan beide
zijden achter de 2e zitrij.
F
S
pan het net met behulp van de riemen.
F
C
ontroleer of het net goed is bevestigd en
gespannen.
Gebruik nooit de ISOFIX-ring die is
bedoeld voor de bevestiging van de riem
van een kinderzitje met Top Tether.
Bagagenet
Het bagagenet kan worden vastgemaakt
aan de sjorogen. Hiermee kunt u achterin
voor werpen op de vloer vastzetten. In verband met de veiligheid bij een
noodstop wordt aanbevolen om zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de
rugleuning van de stoel(en) of de
achterbank te plaatsen.
3
Ergonomie en comfort
140
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
W
anneer u deze knop indrukt, knipperen
alle richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Noodoproep of
pechhulpoproepUrgence-noodoproep met lokalisering
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het groene LED-lampje en een
gesproken bericht bevestigen de
oproep naar de alarmcentrale
"Urgence-noodoproep met
lokalisering"*.
Door deze toets meteen
opnieuw in te drukken, wordt de
oproep geannuleerd.
Het groene lampje dooft.
Het groene lampje blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale "Urgence-noodoproep met
lokalisering" lokaliseert onmiddellijk uw auto, neemt
in uw landstaal contact met u op**en roept indien
nodig de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel is
of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd,
wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
** afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering",
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de website voor uw land bekijken.
* in overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
Veiligheid
141
Geolokalisatie
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
b
ericht.
Als onafhankelijk van de activering van
d
e airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan. Het rode lampje knippert en dooft
ver volgens: er is een storing in
het systeem.
Het rode lampje blijft branden: ver vang de
noodbatterij.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan. Het rode lampje blijft branden:
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking
van "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal
die door de eigenaar van de auto is
gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op www.citroën.nl
bekijken.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig
op de toetsen "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
U kunt de geolokalisatie opnieuw inschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het PSA-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
beschikbaarheid van deze diensten door
een PSA-dealer te laten controleren en
eventueel configureren. In een meertalig
land kunt u het systeem laten configureren
in de officiële landstaal van uw voorkeur.
5
Veiligheid
142
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
a
ntiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
-
n
oodremassistentie (BAS),
-
an
tispinregeling (ASR),
-
d
ynamische stabiliteitscontrole (DSC)
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten aan
de klant, behoudt de fabrikant zich het
recht voor om op elk willekeurig moment
het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina My CITROËN op de website voor
uw land.
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBD)
verdeelt de remdruk over de wielen.
Veiligheid
145
Grip control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
voor betere tractie (grip) op ondergronden met
sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie optimaal en
zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden
met weinig grip uw weg kunt ver volgen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik
te laten maken van het motor vermogen. De
elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen.
Tijdens de werking van het systeem draait
de motor soms met hoge toerentallen, dit is
normaal.
Normaal (ESP)
F Zet de knop in deze stand.
ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de
kans dat de wielen hun grip verliezen
groter. Het is voor uw veiligheid dus van
het grootste belang dat de systemen
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede van
de montageprocedures die door het
CITROËN-netwerk worden toegepast.
Voor een doeltreffende werking van deze
systemen onder winterse omstandigheden
is het noodzakelijk de auto te voorzien van
winterbanden voor en achter die er voor
zorgen dat de wegligging zo neutraal
mogelijk is.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden ter bevestiging van uw keuze.
In combinatie met Peak Mountain Snow
Flake-vierseizoenenbanden biedt dit
systeem een optimaal compromis tussen
veiligheid, grip en tractie. Deze banden
leveren zowel 's zomers als 's winters
uitstekende prestaties. Dit is de stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd op de meest
voorkomende omstandigheden tijdens het
rijden op autowegen en snelwegen.
Telkens wanneer u het contact uitschakelt,
neemt het systeem automatisch deze
stand aan.
In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 50 km/h)
Sneeuw
5
Veiligheid
146
F Zet de knop in deze stand.
Off road (modder, nat gras
enz .)
F Zet de knop in deze stand.
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip
krijgt. Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk
koppel naar het wiel met de meeste grip
overgebracht.
Tijdens het rijden verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de acties van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 80
km/h)
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van ingraven
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h) F
Z
et de knop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen omdat
de kans bestaat dat de auto vast komt te zitten.
U kunt de ASR en het
ESP uitschakelen door de
draaiknop in de stand "
OFF"
te draaien.
De ASR en het DSC grijpen niet meer
in op de werking van de motor en het
remsysteem als de auto uit de koers raakt.
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld vanaf 50
km/h of als het
contact opnieuw wordt aangezet.
Veiligheid