65
Als de auto met de achterzijde naar boven op
een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur
niet in de geopende stand blijft staan,
schoksgewijs weer sluit en daardoor letsel
veroorzaakt.Op een steile helling kan de schuifdeur zich
door zijn eigen gewicht schoksgewijs in
beweging zetten.
De beweging van de schuifdeur kan niet
worden gestopt door de schakelaar te
bedienen vanwege de tijd die nodig is om
het bedieningssignaal te verwerken.
Het obstakeldetectiesysteem heeft
onvoldoende tijd om te kunnen reageren.
Zorg er voor dat de schuifdeur op een
steile helling niet onbewaakt geopend
blijft. Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade
aan voorwerpen en letsel aan personen
indien deze tijdens het bewegen van de
schuifdeur bekneld raken.
Handsfree-functie
schuifdeur(en)
Het automatisch vergrendelen na het
sluiten van de schuifdeur kan worden
geprogrammeerd in het configuratiemenu
van de auto. Zorg dat u stabiel en op de juiste positie
ten opzichte van de auto staat alvorens de
voetbeweging te maken, om te voorkomen
dat u uw evenwicht verliest (vooral bij regen,
sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de uitlaat
raakt, u kunt hierdoor brandwonden oplopen.
F
Z
et uw voet onder de hoek van de
achterbumper en maak dan een rustige
sleepbeweging met uw voet.
De sensor detecteert de beweging van uw
voet en activeert het openen of sluiten van de
schuifdeur.
Deze functie biedt de mogelijkheid om, met
de afstandsbediening op zak, de schuifdeur
met een voetbeweging te openen, of sluiten en
vervolgens vergrendelen.
De afstandsbediening moet zich aan de
achterkant van de auto bevinden, op een
afstand van meer dan ca. 30
cm en minder dan
ca. 2 m.
2
Toegang tot de auto
77
Buitenspiegels met
ver warming
Als uw auto hiermee is uitgerust:
ofF
D
ruk op de toets van de
buitenspiegelverwarming.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit .Stel om veiligheidsredenen de spiegels zo
af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Houd hier rekening mee bij het inschatten
van de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer.Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende binnenspiegel
Verstellen
F
S tel de spiegel af als deze in de dagstand
staat. Dag-/nachtstand
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
F Druk op de toets van de achterruitverwarming.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
3
Ergonomie en comfort
122
Advies
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor boven in de voorruit
niet af; deze wordt gebruikt voor het regelen
van het airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5
tot 10 minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit
gaat, dient u het systeem niet te lang uit
te schakelen en langdurig gebruik van het
luchtrecirculatiesysteem tijdens het rijden te
vermijden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve
middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht
voor de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties, stank en
vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloor vrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
F L
aat de airconditioning regelmatig
controleren volgens de aanbevelingen in
het garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling bij een
hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning
tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop naar de buitenzijde van de
auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan
enige weerstand voelbaar zijn.
Ergonomie en comfort
128
Met mistlampen vóór en
mistachterlicht
De mistlampen vóór werken als
de dimlichten zijn ingeschakeld
(handmatig of in de stand AUTO).
Verdraai de ring:
F
e
enmaal naar voren om de mistlampen vóór in
te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om het mistachterlicht
uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoeringen met automatische verlichting) of als
het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistverlichting en het parkeerlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen. De
parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld. Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de zonlichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Verlichting en zicht
129
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Dagrijverlichting (LED's)
vóór
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de
stand " 0" of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Inschakelen
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het
zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Richtingaanwijzers
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden en
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. F
D
raai de ring in de stand AUTO. Het
inschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
4
Verlichting en zicht
130
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van
de voorruit achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
InschakelenUitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde periode automatisch
uitgeschakeld.
Automatische follow me
home-verlichting
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen. Als de functie voor het automatisch
inschakelen van de verlichting is geactiveerd,
schakelt onder donkere omstandigheden het
dimlicht automatisch in wanneer u het contact
uitschakelt.
Instellingen
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van het branden van de follow me
home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"
Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Follow-
me-home verlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Follow
me home-verlichting ".
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
and start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Verlichting en zicht
135
Uitvoering met handbediende
ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag tot de
gewenste instelling is bereikt.Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalstand (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag
om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1
of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
4
Verlichting en zicht
136
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd en
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.Dit systeem is standaard geactiveerd.
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Met audiosysteem
Open het menu "
Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Ruitenw. aan
bij achteruit ".
Storingen
Met touchscreen
Open het menu " Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Ruitenwisser
achter bij inschakelen achteruit ".
Verlichting en zicht