
47
Met achterdeurenMet achterklep
Het ontgrendelen wordt aangegeven door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt en wordt het
alarmsysteem uitgeschakeld.
F
P
laats, om de auto
te ontgrendelen, met de
afstandsbediening binnen de detectiezone A ,
uw hand achter de handgreep van de
achterdeur.
F
T
rek ver volgens aan de handgreep om de
achterdeur te openen. F
T
rek, om de auto te ontgrendelen, ter wijl u
de afstandsbediening op zak hebt binnen de
detectiezone A , aan de handgreep van de
achterklep.
F
O
pen de achterklep.
Met te openen achterruit (achterklep)
F Druk, ter wijl u de afstandsbediening op
zak hebt binnen de detectiezone A , op de
ontgrendelknop van de te openen achterruit.
De achterruit wordt op een kier gezet.
Het ontgrendelen wordt aangegeven door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering die u heeft,
worden de buitenspiegels uitgeklapt en
wordt het alarmsysteem uitgeschakeld.
2
Toegang tot de auto

49
Met achterklep
Als u een van de
vergrendelknoppen ingedrukt
houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering).
Als u de knop loslaat, stopt de
beweging van de ruit.Let erop dat niets of niemand het correcte
sluiten van de ruiten in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Als uw auto niet is uitgerust met een
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer
twee seconden blijven branden van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd ingeklapt.
Het rijden met vergrendelde portieren kan
in noodgevallen de toegang tot het interieur
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
F
D
ruk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de achterklep om de
auto te vergrendelen.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnen- en buitenportiergrepen
niet.
Ook de knop van de centrale
portiervergrendeling in het interieur werkt
dan niet.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
F
D
ruk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
portiergrepen (voorportier(en), handmatig
bedienbare schuifdeur(en)) om de auto
volledig te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
2
Toegang tot de auto

50
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
voorportiergrepen om de auto volledig te
vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
Met achterdeuren
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de linker achterdeur om
de auto te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de knop om de super vergrendeling in te
schakelen.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het inschakelen van
de supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2
seconden branden
van de richtingaanwijzers.
Met achterklep
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de achterklep om de
auto te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de knop om de super vergrendeling in te
schakelen.
Toegang tot de auto

51
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto moet minimaal 5 seconden
vergrendeld zijn.
Verlichting inschakelen met
de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
in te schakelen (inschakelen van
het parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken ter wijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip
aangebracht die over een geheime code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het
aanzetten van het contact deze code worden
herkend door de startblokkering.
Een aantal seconden na het afzetten
van het contact blokkeert dit systeem het
motormanagementsysteem zodat bij een
eventuele inbraak de motor niet kan worden
gestart.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem
zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-
netwerk.
F
D
ruk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien
seconden de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Noodbediening(en)
Geïntegreerde sleutel
Als het inbraakalarm is geactiveerd,
zal het geluidssignaal dat klinkt bij
het met de sleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) openen van een portier,
bij het aanzetten van het contact stoppen.
Hiermee kan de auto vergrendeld en
ontgrendeld worden als de afstandsbediening
niet werkt:
-
l
ege batterij, accu ontladen of losgekoppeld,
enz.
-
a
uto bevindt zich in een omgeving met veel
elektromagnetische straling.
F
T
rek aan de knop 1 om de geïntegreerde
sleutel 2 te verwijderen.
2
Toegang tot de auto

52
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze linksom.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de
sleutel opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier
wordt geopend en kan worden uitgeschakeld
door het contact aan te zetten.
Draai om de super vergrendeling van de auto
te activeren de sleutel binnen 5
seconden na
het vergrendelen nogmaals rechtsom.
Vergrendelen van het
voorpassagiersportier
F Open het portier.
F
V
er wijder de dop op de zijkant van het
portier.
F
S
teek de sleutel (zonder te forceren) in het
vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop terug.
F
S
luit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Vergrendelen van de schuifdeur
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
O
pen de deur.
F
V
er wijder de dop op de zijkant van de deur.
F
S
teek de sleutel (zonder te forceren) in het
vergrendelingssysteem en draai het geheel.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep. F
V
er wijder de sleutel en plaats de dop terug.
F
S
luit de deur en controleer van buitenaf of
de auto correct is vergrendeld.
Toegang tot de auto

67
Uitschakelen
De handsfree-functie is standaard
ingeschakeld.
De functie kan worden uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat
de schuifdeur via de handsfree-functie is
gesloten.
De automatische vergrendeling kan worden
uitgeschakeld via het configuratiemenu van de
auto.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer
2
seconden branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
worden de buitenspiegels tegelijkertijd
ingeklapt.
Met audiosysteem
Open het menu " Persoonlijke
instelling – configuratie " en activeer/
deactiveer " Handsfree toegang ".
Met touchscreen
Open het menu "Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Handsfree
toegang ".
Als u wilt dat de auto na het sluiten van de
schuifdeur automatisch wordt vergrendeld
of juist niet, activeer of deactiveer dan de
functie " Handsfree toegang automatische
vergrendeling ".
Storingen
Als tijdens het gebruik van de functie een
geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te
horen, is er een storing in het systeem.
Raadpleeg een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Als in het menu Auto de optie "
Handsfree
toegang automatische vergrendeling "
is geselecteerd, controleer dan na het
sluiten van de schuifdeur of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
-
a
ls het contact aan staat,
-
a
ls een van de portieren/deuren of
de achterklep geopend of niet goed
gesloten is,
-
a
ls zich een "Keyless entry and start"-
afstandsbediening in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben
gehad, wacht dan enkele seconden
alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of
de werking van de afstandsbediening niet
wordt gehinderd door elektromagnetische
straling (smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct.
2
Toegang tot de auto

72
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
werkzaamheden aan het alarmsysteem
uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Het systeem controleert of de auto wordt
geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.Als uw auto is uitgerust met een
programmeerbaar verwarmings-/
ventilatiesysteem en dit systeem is
ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet
worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het programmeerbare
verwarmings-/ventilatiesysteem .
Volledige beveiliging
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
F
V
ergrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem. Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2
seconden branden.
Na het vergrendelverzoek met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging
na 5 seconden en de interieurbeveiliging na
45
seconden geactiveerd.
Als een van de te openen carrosseriedelen
(portier, achterklep of achterdeur, motorkap
enz.) niet goed is gesloten, kan de auto niet
met de afstandsbediening worden vergrendeld,
maar wordt de beveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit en
de richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Toegang tot de auto

73
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te
openen carrosseriedelen is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Beveiliging – met alleen
de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
p
ersonen in de auto aanwezig zijn,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt ver voerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen F
Z
et het contact af en druk binnen
tien seconden op de knop tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto. F
V
ergrendel de auto onmiddellijk
met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje knippert één
keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw activeren F
S
chakel de omtrekbeveiliging
uit door de auto te ontgrendelen
met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje gaat uit.
F
S
chakel het alarmsysteem
weer volledig in door de
auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless
entry and start"-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing in afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
o
pen het portier; het alarm gaat af,
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
2
Toegang tot de auto