De waarschuwingslampjes voor de
gordels van de achterbank gaan na
30 seconden vanaf de laatste aanduiding
uit, ongeacht de toestand van de gordel
(rood of groen).
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Alle waarschuwingslampjes blijven uit
als de veiligheidsgordels (voor en achter)
zijn al vastgemaakt wanneer de
contactsleutel in de stand MAR staat.
Alle waarschuwingslampjes gaan
branden als de status van minstens één
gordel verandert van vastgemaakt naar
losgemaakt of andersom.
VOORAANSPANNERS
59) 60)
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op hun
plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben
gewerkt; rolt de gordel niet meer op.
De auto is ook uitgerust met een tweede
gordelspanner (gemonteerd bij de
dorpellijst). De activering hiervan kan
herkend worden aan de verkorting van de
metalen kabel.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er wat rook ontsnappen. Deze rook is
niet schadelijk en duidt niet op
brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen. Als de
gordelspanner door uitzonderlijke
natuurlijke gebeurtenissen (bijv.overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en/of modder in contact is
geweest, neem dan contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk om hem te
laten vervangen.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de
inzittenden bij een ongeval, zijn de
oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een krachtbegrenzer die bij
een frontale aanrijding de piekbelasting
op de borst en schouders beperkt.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
61) 62)
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren kind
wordt het risico op verwondingen bij een
ongeval fors ingeperkt als de gordel
wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel
het onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik fig. 45 komt.
75
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is.
Het bovenste gordelgedeelte moet over
de schouder en schuin over de borst
liggen. Het onderste gordelgedeelte
moet over het bekken
Elke gordel mag slechts door één iemand
gebruikt worden. Vervoer nooit kinderen
op de schoot van inzittenden met één
veiligheidsgordel voor beiden fig. 47.
Steek geen enkel voorwerp tussen de
gordel en het lichaam van een inzittende.
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
16)
zorg altijd dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd. Vervang
de gordels ook altijd als de
gordelspanners in werking zijn getreden;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze droog
blijven;
vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
59)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk om hen na
activering te laten vervangen.
60)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel. Neem
altijd contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.61)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet men
goed tegen de rugleuning aanzitten en moet
de gordel goed aansluiten op de borst en het
bekken. Draag altijd veiligheidsgordels,
zowel voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij een ongeval het
risico op ernstige verwondingen toenemen
en kan zelfs de dood tot gevolg hebben.
62)Nadat een gordel aan een ware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet met
de verankeringen, bevestigingsbouten en de
gordelspanner worden vervangen. Ook als er
geen zichtbare schade is, kan de gordel toch
verzwakt zijn.
BELANGRIJK
16)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhitting in de zone
rondom de gordelspanners (meer dan 100 °C
gedurende ten hoogste zes uur) kunnen de
gordelspanners beschadigen of in werking
doen treden. Neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
45A0K0250C
47A0K0013C
76
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN
KINDERZITJES
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot dodelijk letsel van het kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld op
het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 57 in acht.
Uitschakeling airbags aan
passagierszijde: frontairbag en
zijairbag ter bescherming van bekken
en borst (zijairbag)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden, schakel
dan de frontairbag en zijairbag voor
bescherming van bekken en borst aan
passagierszijde (zijairbag) uit. Gebruik
het Setupmenu voor het uitschakelen van
de airbags (zie de paragraaf "Display" inhet hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel").
Als de airbags uitgeschakeld zijn, gaat er
een lampje
branden in de bekleding
boven de achteruitkijkspiegel fig. 58.
Wanneer bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
naar MAR wordt gedraaid, gaat het
lampje eerst enkele seconden continu
branden, waarna het moet doven.
Als het lampje
knippert, dan duidt dit
op een storing van het
waarschuwingslampje
. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door
het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
Zet de contactsleutel op MAR, het
waarschuwingslampje
gaat een paar
seconden branden. Zo niet, neem contact
op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Tijdens de eerste seconden geeft hetbranden van het controlelampje
niet
de werkelijke toestand van de
passagiersbescherming aan, maar wordt
alleen de correcte werking ervan
gecontroleerd. Na een test van enkele
seconden zal het lampje de
beschermingsstatus van de
passagiersairbag aangeven.
Passagiersbescherming actief:
waarschuwingslampje
uit.
Passagiersbescherming uitgeschakeld:
het waarschuwingslampje
gaat vast
branden.
Het controlelampje
kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
57A0J0450C
58A0J0402C
86
VEILIGHEID
BELANGRIJK
77)Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze het
correct openen van de airbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen verwonden.
78)Rijd altijd met de handen op de rand van het stuurwiel zodat de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan worden. Rijd niet met voorover
gebogen lichaam. Ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
79)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de rijrichting in op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Daarom moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
80)Voor het uitschakelen van deze airbags, raadpleeg de paragraaf “Menuopties” in het hoofdstuk “Kennismaking met de auto”.
81)Een storing van het
lampje wordt aangegeven door het aangaan van hetlampje. Bovendien schakelt het airbagsysteem de airbag aan
passagierszijde automatisch uit (waar aanwezig). Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
89
ZIJAIRBAGS (ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG)
Om de bescherming van de inzittenden in
geval van flankbotsingen te verbeteren,
is de auto uitgerust met zijairbags die
borst van bestuurder en voorpassagier
beschermen en hoofdairbags die het
hoofd van de inzittenden voor- en
achterin beschermen (gordijnairbags).
Als de zijairbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten ongevallen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan enz.),
betekent dit niet dat het systeem slecht
functioneert.
ZIJAIRBAGS VOOR (ZIJAIRBAGS)
Deze bestaan uit twee kussens die zich in
de rugleuning van de voorstoelen
bevinden fig. 61 en die het bekken en de
borst van de inzittenden bij middelzware
flankbotsingen beschermen.
HOOFDAIRBAGS (WINDOW BAGS)
Deze bestaat uit twee “omlaag vallende”
kussens, die zich achter de bekleding aan
de zijkant van het dak bevinden en die
afgedekt zijn met afwerkingselementen
fig. 62.
Deze zijn ontworpen om het hoofd van de
inzittenden voorin en achterin te
beschermen bij flankbotsingen, dankzij
het grote oppervlak dat in opgeblazen
toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.
Bij lichte botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. Om die reden moeten
veiligheidsgordels steeds worden
omgelegd.
Het systeem biedt de beste bescherming
bij een zijdelingse botsing als depassagier correct op zijn stoel zit, zodat
de hoofdairbag zo goed mogelijk
opgeblazen kan worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
82) 83) 84) 85) 86) 87) 88) 89) 90) 91) 92)
Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige botsingen
tegen de onderkant van de auto (bijv.
botsing met treden, trottoirbanden,
kuilen of verkeersdrempels, enz.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand. Dit
poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met neutrale
zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging van
de airbags moeten door het Alfa Romeo
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar gemaakt
worden door het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als een
of meerdere van deze voorzieningen niet
61A0J0103C
62A0J0051C
90
VEILIGHEID
in werking treden, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
BELANGRIJK
82)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
83)Steun niet met het hoofd, de armen of de
ellebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de Hoofdairbag om mogelijke
verwondingen tijdens het opblazen te
voorkomen.
84)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
85)Als het
lampje niet gaat branden als
de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
of blijft branden tijdens het rijden (bij
sommige versies verschijnt er ook een
bericht op het display), dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen. In dat
geval kunnen de airbags of gordelspanners
niet geactiveerd worden bij een ongeval of
(in een zeer beperkt aantal gevallen), op
onjuiste wijze geactiveerd worden. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door het
Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
86)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond (pijp,
pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
87)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door een Alfa Romeo
Servicepunt controleren.88)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de rijrichting
in gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een botsing de
airbag wordt opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood van het
kind. Daarom moet de passagiersairbag
altijd uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet de voorste
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk weer in als
het kinderzitje is verwijderd. Onthoud tevens
dat als de sleutel in de stand STOP staat, bij
een ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbags of gordelspanners) geactiveerd
wordt. In dat geval duidt de uitgebleven
activering niet op een storing van het
systeem.
89)Als de contactsleutel in stand MAR
gedraaid is, gaat het waarschuwingslampje
gedurende enkele seconden branden,
vervolgens als de passagiersairbag actief is
moet het doven.
90)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.91)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
92)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met extra
hoezen.
91
DE MOTOR STARTEN
93) 94) 95)
17) 18) 19) 20)
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de motor
te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
STARTPROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Met uitzondering van Turbo
TwinAir-versies
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Turbo TwinAir versies
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en plaats de
versnellingspook in z'n vrij of trap het
koppelingspedaal volledig in als een
andere versnelling dan de vrijstand is
ingeschakeld;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
Versies met LPG-systeem
Om de startprocedure correct uit te
voeren, zie de reeds beschreven
procedure.
De motor wordt altijd gestart op benzine,
ongeacht de eerder gekozen werking.
Daarom moet er altijd benzine in de tank
zitten om de benzinepomp te
beschermen en tijdelijke omschakeling
van de werking op LPG naar de werking
op benzine te garanderen, als er hoge
prestaties vereist zijn.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Met uitzondering van Turbo
TwinAir-versies:Als de motor niet bij de
eerste poging start, draai dan de
contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
Alleen voor Turbo TwinAir-versies:
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP en herhaal de startprocedure
door de versnellingspook in z'n vrij te
plaatsen en het koppelingspedaal
volledig in te trappen.
Als, met de startsleutel op MAR
gedraaid, het symbool
op het display
wordt weergegeven samen met het
waarschuwingslampje
, draai de
sleutel dan op STOP en dan weer terug
naar MAR. Als het symbool op het displayblijft branden, probeer het dan met de
andere sleutels die bij de auto zijn
geleverd. Neem contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de MAR
stand bij afgezette motor.
STARTPROCEDURE VOOR
DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
zet de contactsleutel op de stand
MAR: het
waarschuwingslampje
gaat branden op het instrumentenpaneel;
wacht tot het lampje uitgaat;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV zodra
het lampje
dooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs. Laat de
sleutel los zodra de motor start.
BELANGRIJK
93)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
94
STARTEN EN RIJDEN
94)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
95)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
17)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode, of gedurende de eerste
1600 km (1000 mijl) niet de maximale
prestaties van de auto te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
18)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat de
accu niet onnodig wordt ontladen.
19)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is schadelijk voor de motor.
20)Als het
waarschuwingslampje na
het starten of na langdurig "aanzwengelen"
gaat knipperen, duidt dit op een defect van
het voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
DE AUTO PARKEREN
96) 97)
Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten.
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met
wiggen of stenen.
Bij versies uitgerust met ALFA TCT
transmissie: wacht tot de letter P wordt
weergegeven, voordat het rempedaal
wordt losgelaten.
BELANGRIJK Laat de autoNOOITmet de
versnellingsbak in de vrijstand (of, bij
versies met Alfa TCT transmissie, zonder
eerst de keuzehendel op P te hebben
geplaatst).
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen, de
hendel 1 fig. 63 omhoog totdat de auto
blokkeert.
Bij aangetrokken handrem en
contactsleutel in de stand MAR-ON, gaathet waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden.
Trek, om de handrem los te zetten, hendel
1 iets omhoog, druk knop 2 in en laat de
hendel zakken: het lampje
op het
instrumentenpaneel dooft.
BELANGRIJK Tijdens deze handelingen
moet het rempedaal ingetrapt blijven.
BELANGRIJK Bij auto's met een
armsteun voor, moet deze armsteun
worden opgetild om te voorkomen dat
deze de werking van de hendel in de weg
zit.
BELANGRIJK
96)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto wordt verlaten en
neem de sleutel mee.
63A0J0110C
95