Page 110 of 228
Lampen Type Vermogen Ref. Figuur
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) led – –
Stadslicht achter led – –
Dimlicht H7 55 W D
Grootlicht H1 55
WE
Grootlicht/dimlicht (versies met Bi-Xenon koplampen)
(voor bepaalde versies/markten)F D1S -
Richtingaanwijzers voor PY24W 24W B
Richtingaanwijzers achter R10W 10 W B
Richtingaanwijzers zijkant led – –
Stop led – –
Derde remlicht led – –
Kentekenverlichting W5W 5 W A
Mistlampen H3 55 W E
Mistachterlicht H21W 21 W B
Achteruitrijlicht P21W 21 W B
Plafondverlichting voor C10W 10 W C
Verlichting bagageruimte W5W 5 W A
Dashboardkastverlichting C5W 5 W C
BELANGRIJK
32)Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen aan. Het aanraken van de bol met de vingers kan de lichtopbrengst en de levensduur
van de lamp reduceren. Als de bol per ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden schoongewreven met een doekje bevochtigd met alcohol en
laat hem vervolgens drogen.
108
NOODGEVALLEN
Page 112 of 228

LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
De koplampunits omvatten de
gloeilampen voor de parkeer-/
dagverlichting (DRL), het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzers. De
plaatsing van de lampen is als volgt
fig. 71:
1: Dimlicht
2: Parkeer-/dagverlichting en grootlicht
3: Richtingaanwijzers
STADSLICHT/DAGVERLICHTING (DRL)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het deksel 2 fig. 71;
maak de stekker 3 fig. 72 los en trek
de borglippen 1 naar buiten;
verwijder de lamp 2 en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp en zorg voor
een optimale vergrendeling, maak
vervolgens de borglippen 1 vast en sluit
de stekker 3 opnieuw aan;
tot slot het deksel 2
fig. 71 terugplaatsen.
DIMLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het deksel 1 fig. 71;
maak de stekker 2 fig. 73 los, trek de
borglip 1 naar voren en maak hem los
door hem naar de binnenkant van de auto
te drukken;
verwijder de lamp 3 en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp en zorg voor
een optimale vergrendeling, maak
vervolgens borglip 1 opnieuw vast en
sluit stekker 2 opnieuw aan;
tot slot het deksel 1
fig. 71 terugplaatsen.
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
draai het deksel 3 fig. 71 een ¼ slag
linksom;
71A0K0631C
72A0K0632C
73A0K0633C
110
NOODGEVALLEN
Page 114 of 228

maak de stekker 3 fig. 78los en
verwijder de lamphouder door op het
borglipje 1 te drukken en vervolgens de
schroef 2 los te draaien;
duw voorzichtig op de lamp en draai
hem linksom (1 = achteruitrijlamp; 2 =
mistachterlamp) om de lamp te
verwijderen (zie fig. 79);
plaats de lamphouder terug in het huis,
draai de schroef 2 vast en monteer hem
door middel van het borglipje 1. Sluit de
stekker 3 aan en monteer het deksel 1
fig. 77 terug.
BELANGRIJK Dek de punt van de
schroevendraaier af met een doek om
krassen te voorkomen bij het verwijderen
van het deksel 1.
DERDE REMLICHT
Dit zijn led lampjes die zich op de in de
achterklep opgenomen spoiler bevinden.
Neem voor de vervanging contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder de lichtunits A fig. 80 van de
kentekenverlichting;
draai de lamphouder 2 fig. 81 linksom,
verwijder de lamp 3 en vervang hem;
plaats de nieuwe lamp en controleer of
deze goed vastzit en plaats de units van
de kentekenverlichting fig. 80 terug op
hun plaats. Controleer ook of deze goed
vastzitten.78A0K0638AC
79A0K0638BC
80A0K0905C
81A0K0640C
112
NOODGEVALLEN
Page 117 of 228
Zekeringenkast op het dashboardfig. 85
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Rechter grootlichtF91 7,5
Linker grootlichtF90 7,5
Rechter
dimlicht (versies met halogeen-koplampen) F12 7,5
Linker dimlicht (versies met halogeen-koplampen) F13 7,5
Rechter dimlicht (versies met Bi-Xenon-koplampen) F12 15
Linker dimlicht (versies met Bi-Xenon-koplampen) F13 15
Rechter mistlampF93 7,5
Linker mistlampF92 7,5
Bagageruimteverlichting/Zonneklepverlichting//Dashboardkastverlichting/Plafondlichten
voor en achterF32 10
Diverse voorzieningenF31 5
Elektrische ruitbediening (linksachter) F33 20
Elektrische ruitbediening (rechtsachter) F34 20
+30F36 10
Diverse voorzieningenF37 7,5
Gecentraliseerd vergrendelsysteem F38 20
Stroomtoevoer Body Computer F42 5
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F47 20
115
Page 129 of 228

124)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op het
plaatje op de voorste traverse. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig bevinden.
Alle inzittenden moeten uit het voertuig
stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Werking
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
automatische inschakeling van de
interieurverlichting.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
125)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de accu
leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
draai de contactsleutel naar de stand
MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
BELANGRIJK
125)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
127
Page 137 of 228

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINEVERSIES
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende interval
verstrijken!
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum lading/toestand van de
"Fix&Go" reparatiekit kit controleren (voor bepaalde
versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1)
Uitlaatgasemissie controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
135
Page 141 of 228

DIESELVERSIES
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende interval
verstrijken!
km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum lading/toestand van de
"Fix&Go" reparatiekit kit controleren (voor bepaalde
versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen(1)
Uitlaatgasemissie controleren
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
verslechtering van de emissie en motorolie te controleren
(het laatste voor bepaalde versies/markten, waar voorzien)
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen
(uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, slangen, bussen enz.)
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
139
Page 144 of 228

PERIODIEKE CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof,
remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen motorolieniveau.
BELANGRIJK Om de correcte
oliehoeveelheid te weten te komen, altijd
controleren met gebruik van de peilstok.
Voer de controle uit met het voertuig
geparkeerd op effen terrein.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als het voertuig vooral onder de volgende
omstandigheden wordt gebruikt:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor op
conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
142
ONDERHOUD EN ZORG